Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2018
Hierbij bied ik u «De werkwijzer voor maatschappelijke kosten- en baten analyses bij
MIRT-verkenningen» aan1. Deze werkwijzer is een actualisering van de werkwijzer uit 2012: «Het Kader KBA
bij MIRT-verkenningen».
Bij het in kaart brengen van de gevolgen op de welvaart van voorgenomen beleid, is
de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) een nuttig hulpmiddel. De analyse
helpt om de kosten en baten van de effecten van beleidsalternatieven in beeld te brengen
voor de maatschappij als geheel. Hierbij worden de effecten zoveel mogelijk gekwantificeerd
en in geld uitgedrukt. De analyse draagt bij aan de keuze tussen verschillende oplossingsrichtingen
voor het in de MKBA geanalyseerde probleem. Bij de voorbereiding van infrastructuurprojecten
die zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) is het uitvoeren van een MKBA een verplicht onderdeel in de verkenning voor de onderbouwing
van de voorkeursbeslissing.
Belangrijkste aanleidingen om de bestaande werkwijzer te actualiseren zijn het verschijnen
van «De Algemene Leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse» in 2013 (Kamerstuk
33 750 IX, nr. 9) en de actualisering van de «Spelregels van het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport» in 2016 (Kamerstuk 34 550 A, nr. 19). Deze spelregels zijn gebaseerd op de drie pijlers waaruit de vernieuwing van het
MIRT is opgebouwd: brede blik, maatwerk en samenwerken.
Deze werkwijzer geeft instructies en adviezen voor het uitvoeren van een maatschappelijke
kosten- en batenanalyse voor de volgende type projecten: wegenprojecten, vaarwegenprojecten,
spoorprojecten, fietsprojecten, grote regionale ov-projecten, waterprojecten en integrale
gebiedsverkenningen en is daarmee een sectorale uitwerking van de «Algemene Leidraad
voor maatschappelijke kosten-batenanalyse. De werkwijzer sluit goed aan op de nieuwe
inzichten zoals beschreven in de algemene leidraad. Ook is er aansluiting op de spelregels
van het MIRT, waarbij adaptiviteit en flexibiliteit nieuwe aspecten zijn in het beoordelen
van alternatieve oplossingen van opgaven in het MIRT.
Aan het CPB en het PBL is gevraagd de werkwijzer te toetsen aan de algemene leidraad.
Deze toets is als bijlage bij deze brief gevoegd2. De conclusie van deze toets is dat de werkwijzer MKBA bij MIRT-verkenningen in grote lijnen overeenstemt met de voorschriften en richtlijnen van de algemene
MKBA leidraad. Wel geven het PBL en het CBP de gebruiker van de werkwijzer een drietal
aandachtspunten mee.
-
1. In de werkwijzer is aangegeven dat de OEI-leidraad wel als naslagwerk beschikbaar
blijft. Relevante informatie uit de OEI-leidraad is in de algemene leidraad MKBA overgenomen.
Er zijn echter ook gedeelten van de OEI-leidraad die niet meer geldig zijn. Er moet
daarom opgelet worden dat de juiste bronnen gebruikt worden. Het CPB/PBL adviseren
een web-based versie van de werkwijzer waar alle relevante stukken digitaal opvraagbaar
zijn. De werkwijzer zal door I&W actueel worden gehouden door beschikbaarstelling
op internet, zodat periodieke updates n.a.v. nieuwe of aanvullende inzichten snel
doorgevoerd kunnen worden. Tevens kunnen op deze wijze verwijzingen worden gemaakt
naar relevante documenten.
-
2. Het tweede punt is het wel of niet meenemen van projectgebonden apparaatskosten van
bijvoorbeeld Rijkswaterstaat of ProRail. De aanbeveling is om per project te bekijken
of apparaatskosten meegerekend moeten worden. Dit aandachtspunt zal aan de gebruikers
van de werkwijzer worden meegegeven.
-
3. Tenslotte moet er bij de MIRT MKBA’s rekeningen gehouden worden met de extrapolatie
van de effecten op bereikbaarheid na 2040. Bij deze MKBA’s wordt gebruik gemaakt van
de best mogelijke informatie. In de huidige verkeersmodellen zijn dat de prognoses
voor 2030 en 2040, terwijl de WLO-scenario’s 2050 als zichtjaar hanteren. De MKBA
opsteller moet bewust omgaan met de extrapolatie van de effecten na 2040.
Met inachtneming van genoemde aandachtspunten en aanbevelingen draagt het volgen van
deze werkwijzer bij aan de kwaliteit van het instrument MKBA en zorgt ervoor dat dit
instrument een volwaardige rol kan spelen in het MIRT-besluitvormingsproces.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga