Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34761 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34761 nr. C |
Vastgesteld 18 juni 2018
De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. De beantwoording van de vragen door de regering stelt deze leden niet gerust. Zij kunnen zich weliswaar voorstellen dat het introduceren van een internationale handelskamer bij zowel de rechtbank Amsterdam als bij het gerechtshof Amsterdam in een behoefte voorziet van bedrijven die grensoverschrijdend handeldrijven, maar zij hebben zorgen over de toegankelijkheid van deze kamers voor alle bedrijven die in het Engels wensen te procederen, gelet op de hoogte van de griffierechten en het feit dat deze (gedeeltelijk) kostendekkend moeten zijn. Zij schatten in dat alleen de grote(re) bedrijven in staat zullen zijn om de kostendekkende griffierechten te voldoen. Daardoor zullen de internationale handelskamers niet voor alle bedrijven toegankelijk zijn. Het gelijkheidsbeginsel is hier in het geding. Zij zijn van mening dat reguliere griffierechten geheven zouden moeten worden om ongelijkheid te voorkomen en de toegankelijkheid van de internationale handelskamer voor alle bedrijven mogelijk te maken. Ook zijn zij bezorgd dat met de introductie van kostendekkende griffierechten een precedent wordt geschapen om ook voor andere gespecialiseerde kamers kostendekkende griffierechten in te voeren. De VVD-fractieleden verzoeken de regering nog enkele vragen te beantwoorden. De leden van de fracties van PvdA en ChristenUnie sluiten zich graag aan bij de vragen van de VVD-fractieleden.
Wil de regering nog eens heel helder uiteenzetten wat de precieze reden is van introductie van de twee internationale handelskamers bij de rechtbank, respectievelijk het gerechtshof Amsterdam? Is dat vanwege de mogelijkheid om in de Engelse taal te procederen of is dat om – vooral grote – bedrijven die internationaal handel drijven te faciliteren? In de memorie van antwoord verwijst de regering namelijk ter onderbouwing van de verwachting dat alleen grote bedrijven zullen procederen bij de NCC(A) naar een onderzoek uitgevoerd door de Raad voor de Rechtspraak waaruit blijkt dat partijen alleen kiezen voor de NCC(A) bij complexe, internationale handelsgeschillen over grote geldelijke bedragen. Het zal – naar verwachting – kunnen gaan om claims van hele hoge bedragen van (tientallen) miljoenen euro’s aan schadevergoeding.
De hogere griffierechten zorgen er voor dat de meerkosten voor de extra inspanningen die de rechtspraak zich getroost voor het in het Engels voeren van een procedure en het in het Engels doen van de uitspraak worden gedragen door de partijen die gezamenlijk om het maken van die meerkosten verzoeken (in plaats van dat deze worden opgebracht door de maatschappij als geheel of ten laste komen van het reguliere budget van de rechtspraak). Geldt deze redenering niet voor alle partijen die ingewikkelde zaken aanhangig maken bij de overheidsrechter? Waarom is het gerechtvaardigd dat partijen die in het Engels willen procederen in complexe internationale handelsgeschillen worden gedragen door die partijen zelf? Zou deze redenering dan ook niet moeten gelden voor partijen die een ingewikkeld geschil op het gebied van intellectuele eigendomsrechten of ondernemingsrecht aan de rechter willen voorleggen?
Het is de leden van de VVD-fractie ook niet duidelijk of de regering de hogere griffierechten nu rechtvaardigt door de hoge vertaalkosten of de extra kosten vanwege de inherente complexiteit van internationale geschillen. In de nadere onderbouwing van de extra kosten die de instelling van het NCC(A) met zich meebrengen, verwijst de regering niet naar de vertaalkosten, maar vooral naar kosten van extra inzet van rechters, ondersteunend en administratief personeel en extra huisvestingkosten. Daarnaast geeft de regering in antwoord op een vraag naar de definitie van «internationaal geschil» aan dat het geschil dan aanknopingspunten moet hebben met meer dan één rechtstelsel. Slechts als alle relevante aanknopingspunten naar één land wijzen, is er sprake van een intern geschil.
Deze antwoorden doen de leden van de VVD-fractie vermoeden dat de hogere kosten van de instelling van de NCC(A) niet zozeer veroorzaakt worden door de vertaalkosten, maar vooral door de complexiteit die internationale geschillen nu eenmaal met zich meebrengen. Wil de regering daar eens op reflecteren?
Waarom onderbouwt de regering haar stelling dat kleine ondernemers niet snel geconfronteerd zullen worden met een procedure in het Engels bij de NCC en het daaraan verbonden hogere griffierecht met de opmerking dat de NCC alleen internationale geschillen zal beslechten en de keuze om in het Engels voor de NCC te procederen slechts uitdrukkelijk kan worden overeengekomen? Deze stelling gaat uit van een veronderstelling die de leden van de VVD-fractie uitdrukkelijk niet delen. Kleine ondernemers en bedrijven handelen net zo goed over de grens als grote(re) ondernemers en bedrijven en hanteren doorgaans algemene voorwaarden en standaardcontracten waarin een passende forumclausule heel goed kan worden opgenomen. Waarop baseert de regering de veronderstelling dat op deze punten kleine ondernemers en bedrijven verschillen van grote(re) ondernemers en bedrijven?
Wil de regering ook nog eens ingaan op de definitie van internationaal geschil? Wat verstaat de regering onder relevante aanknopingspunten? De leden van de VVD-fractie veronderstellen dat de regering met rechtstelsel in de memorie van antwoord voornamelijk het toepasselijk recht voor ogen heeft (conflictenrecht). Is deze veronderstelling juist?
Het wetsvoorstel is budgetneutraal. Het mogelijk maken van procederen in de Engelse taal gaat niet ten laste van het reguliere budget van de rechtspraak, aldus de memorie van toelichting. Dat wordt mogelijk gemaakt door hogere griffierechten in rekening te brengen. Dat hogere griffierechten worden geheven wordt volgens de regering geneutraliseerd doordat partijen zich de kosten van de vertaling van processtukken kunnen besparen. Hoe heeft de regering dit berekend?
De invoering van kostendekkende griffierechten is nieuw in het Nederlands rechtssysteem. Voorstellen daartoe van eerdere regeringen hebben tot op heden nooit het Staatsblad gehaald. De leden van de VVD-fractie zijn huiverig voor precedentwerking. Met dit wetsvoorstel wordt de weg vrijgemaakt om ook voor andere ingewikkelde rechtsgebieden of geschillen waarbij ook partijen van niet-Nederlandse nationaliteiten betrokken zijn kostendekkende griffierechten in te voeren. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Duthler
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren
Samenstelling:
Engels (D66), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vicevoorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Knip (VVD), Backer (D66),
Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Lokin-Sassen (CDA), Bredenoord (D66), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van de Ven (VVD), Wezel (SP), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS) Van Zandbrink (PvdA), Aardema (PVV), Fiers (PvdA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34761-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.