34 739 Regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BERG C.S.

Ontvangen 15 november 2017

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 36, onderdeel I, worden in artikel 5a.5 na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1a. Van een redelijke vergoeding voor medegebruik van antenne-opstelpunten voor omroep, is sprake als de vergoeding efficiënt, transparant en niet-discriminatoir is, en de kosten van de werkelijk afgenomen capaciteit weerspiegelt. Daarbij draagt de aanbieder die aan het verzoek tot medegebruik voldoet bij geschillen de bewijslast voor de redelijkheid van de vergoeding.

  • 1b. In het geval de voor medegebruik als bedoeld in lid 1a te betalen vergoeding mede wordt bepaald door een door de verlener van het medegebruik zelf voor medegebruik aan een derde te betalen vergoeding mag laatstbedoelde vergoeding slechts worden doorberekend voor zover deze vergoeding redelijk is.

II

Artikel 36, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • aa. In het vierde lid wordt «artikel 3.24, vierde lid, derde volzin» vervangen door: artikel 5a.5, lid 1a.

2. Onderdeel b vervalt.

3. In onderdeel c, aanhef, wordt «Het vierde lid (nieuw)» vervangen door «Het vijfde lid» en wordt de aanduiding «4.» vervangen door «5.».

Toelichting

Het voorgestelde amendement voorziet in het herstel van de specifieke bestaande regels voor het medegebruik van antenne-opstelpunten die bestemd zijn voor etheromroepdistributie. Deze regels waren in de Telecommunicatiewet terechtgekomen middels het amendement Schaart/Verburg bij de wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005.1 Het betreft de specifieke norm inzake de redelijke vergoeding voor het medegebruik van antenne-opstelpunten bestemd voor omroep (artikel 3.24, vierde en vijfde lid van de Tw) en de wijze van toetsing van die vergoeding door de ACM (artikel 12.2, vierde lid van de Tw). Artikel 3.24, vierde lid van de Tw bepaalt dat er sprake is van een redelijke vergoeding indien de vergoeding efficiënt, transparant en niet-discriminatoir is, en de kosten van de werkelijk afgenomen capaciteit weerspiegelt. Artikel 3.24, vijfde lid van de Tw geeft regels omtrent het doorberekenen van kosten indien de verlener van het medegebruik zelf een vergoeding moet betalen voor dat medegebruik aan een derde. Artikel 3.24 van de Tw wordt in het wetsvoorstel ondergebracht in het nieuwe hoofdstuk 5a, zonder de hiervoor genoemde specifieke regels mee te nemen. Dit amendement beoogt het amendement Schaart/Verburg, inclusief haar toelichting, te herstellen door het vervallen van die specifieke regels in dit wetsvoorstel ongedaan te maken. De bestaande specifieke regels voor het medegebruik van antenne-opstelpunten bestemd voor omroep worden opgenomen in hoofdstuk 5a Tw (onderdeel I, invoegen leden 1a en 1b). Ook wordt de toetsing van deze specifieke regels door de ACM hersteld (onderdeel II). De toelichting, zoals opgenomen bij het amendement Schaart/Verburg stelt de specifieke regels inzake efficiëntie, transparantie, non-discriminatie en de wijze waarop omgegaan moet worden met de toerekening van kosten en met de bewijslast voor de kosten. Die toelichting dient voor het nu voorgestelde amendement te worden beschouwd als volledig herhaald en ingelast, als ware zij (ook) de toelichting op dit amendement. Tevens blijft wat eerder over artikel 3.24, vierde en vijfde lid, is gewisseld tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005, relevant voor de toepassing van de nieuw in te voegen artikelleden 1a en 1b.

Van den Berg Weverling Paternotte Bruins


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 31 412, nr. 42.

Naar boven