34 729 Uitvoering van de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PbEU 2015, L 141) (Uitvoeringswet EU-insolventie-verordening)

Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 november 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B wordt in artikel 5a, eerste lid, «de rechtbank, bedoeld» vervangen door: de rechtbank, aangewezen.

2. Onder verlettering van onderdeel E tot onderdeel Eb worden twee onderdelen achtereenvolgens ingevoegd, luidende:

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel 6, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

7°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.

2. In het vierde lid, wordt «6°» vervangen door: 7°.

Ea

In artikel 19a, eerste lid, wordt «6°» vervangen door: 7°.

3. Onder verlettering van onderdeel F tot onderdeel Fa wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

F

In artikel 68 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Ingeval in Nederland geen secundaire insolventieprocedure is geopend, wordt de machtiging tot beëindiging van arbeidsovereenkomsten, bedoeld in artikel 13 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening op verzoek van de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure verleend door de rechter-commissaris van de rechtbank, aangewezen in artikel 2. De rechtbank benoemt de rechter-commissaris binnen vijf werkdagen na ontvangst van dit machtigingsverzoek.

4. Onder verlettering van onderdeel I tot onderdeel Ic worden drie onderdelen achtereenvolgens ingevoegd, luidende:

I

Na artikel 215 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 215a

1. Elke schuldeiser heeft tegen de voorlopige verlening van surseance recht van verzet gedurende acht dagen na de dag waarop de surseance voorlopig is verleend op grond van het ontbreken van internationale bevoegdheid bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.

2. De rechter, die een voorlopige verlening van surseance intrekt, stelt tevens het bedrag vast van de kosten van de surseance van betaling en van het salaris van de bewindvoerder. Hij brengt dit bedrag ten laste van de schuldenaar. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de bewindvoerder.

Ia

Artikel 222a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel 4, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

5°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.

2. In het vierde lid, wordt «4°» vervangen door: 5°.

Ib

In artikel 222b, eerste lid, wordt «4°» vervangen door: 5°.

5. In onderdeel Ic wordt «een liquidatieprocedure» vervangen door: geen liquidatieprocedure.

6. In onderdeel N wordt na «eerste lid» een komma ingevoegd.

7. Onder verlettering van onderdeel P tot onderdeel Pc worden drie onderdelen achtereenvolgens ingevoegd, luidende:

P

Artikel 292, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

Na «ingesteld» wordt ingevoegd: , onverminderd overeenkomstige toepassing van artikel 215a.

Pa

Artikel 294 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel g, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.

2. In het vierde lid, wordt «g» vervangen door: h.

Pb

In artikel 294a, eerste lid, wordt «g» vervangen door: h.

B

Na Artikel II worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel IIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voorzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I) (34 218), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, komt artikel I, onderdeel C, onderdeel 1, van deze wet als volgt te luiden:

1. In het eerste lid, vijfde zin, wordt «hoofdprocedure» telkens vervangen door «hoofdinsolventieprocedure» en «de curator» door: de insolventiefunctionaris of de schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.

Artikel IIb

A

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) (34 740), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, komt artikel I, onderdeel E, van deze wet als volgt te luiden:

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel 7, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

8°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) (34 740), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel H, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel Ea, van deze wet, dan vervalt artikel I, onderdeel Ea, van deze wet.

C

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) (34 740) tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel G van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E van deze wet, komen artikel I, onderdeel G, onderdeel 2 respectievelijk onderdeel 4, van die wet als volgt te luiden:

2. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel 7 een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

8°. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.

4. In het vierde lid vervalt «onder 1° tot en met 7°» en «in artikel 19a genoemde».

D

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) (34 740), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel H, van die wet later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel Ea, van deze wet, komt artikel I, onderdeel H, onderdeel 1, van die wet als volgt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «een centraal register» vervangen door: het centrale register en vervalt «onder 1° tot en met 7°».

Toelichting

Artikel A

In het wetsvoorstel zijn abusievelijk in artikel I enkele kleine technische onvolkomenheden geslopen. Met deze nota van wijziging worden die gecorrigeerd. Verder is het voorgestelde artikel 5a Fw (nieuw) verduidelijkt (onderdeel 1). Artikel 24, tweede lid, van de verordening schrijft voor welke gegevens moeten worden vermeld in de insolventieregisters van de EU-lidstaten. Daarom wordt ter verduidelijking een verwijzing in de artikelen 19, 222a en 294 Fw naar artikel 24, tweede lid, van de verordening voorgesteld evenals een aanpassing in de artikelen 19a, 222b en 294a Fw (onderdelen 2, 4 en 7). Daarnaast wordt artikel 68 Fw aangepast in verband met artikel 13, tweede lid, van de verordening voor het geval er geen faillissementsprocedure in Nederland is geopend en er geen rechter-commissaris is benoemd die toestemming kan verlenen voor een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de hoofdinsolventiefunctionaris (onderdeel 3). Ook is een nieuw artikel 215a Fw voorgesteld voor de surseance van betaling (onderdeel 4). Het eerste lid is vergelijkbaar met artikel 10 Fw, zodat schuldeisers op grond van artikel 5, eerste lid, van de verordening een mogelijkheid hebben om voor de rechter de verlening van surseance van betaling aan te vechten op grond van het ontbreken van internationale bevoegdheid. Het tweede lid regelt dat in het geval de surseance van betaling wordt ingetrokken, de kosten ten laste van de schuldenaar worden gebracht en is vergelijkbaar met artikel 15, derde lid, Fw. Artikel 215a Fw (nieuw) is voor de schuldsanering in artikel 292, tweede lid, Fw van overeenkomstige toepassing verklaard. In het eerste lid moet worden gelezen «tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling» en in het tweede lid «de rechter die een toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigt».

Artikel B

De artikelen IIa en IIb, ten slotte, geven een regeling voor samenloop met het Wetsvoorstel continuïteit ondernemingen I (Kamerstukken I 34 218) en het Wetsvoorstel modernisering faillissementsprocedure (Kamerstukken II 34 740).

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven