34 725 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2016

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 17 mei 2017 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds (XIII) (Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

Vraag 1

Hoe oordeelt u over de verantwoordelijkheid die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland krijgt met de pilot en wie draait op voor de verliezen indien dit verkeerd uitpakt?

De verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland als opdrachtnemer is vastgelegd in artikel 12 van de Regeling agentschappen. In deze regeling staat onder andere dat het agentschap verantwoordelijk is voor het financieel beheer en het afleggen van verantwoording daarover aan de opdrachtgevers en de eigenaar. Deze verantwoordelijkheid verandert niet door de pilot. De Minister van Economische Zaken is als eigenaar verantwoordelijk voor de continuïteit van het agentschap op de lange termijn. Eventuele verliezen, die niet binnen de begroting van RVO.nl kunnen worden opgevangen, komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Wij achten het daarom van belang dat bij opdrachten die middels een lumpsum worden gefinancierd goede afspraken worden gemaakt over de onderbouwing van de lumpsum (kwantiteit, kwaliteit en prijs). Daarnaast vinden we het van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over in welke gevallen van de lumpsum kan worden afgeweken. Majeure politiek-bestuurlijke ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat er wijzigingen optreden in de beleidsprioriteiten, wat gevolgen kan hebben voor het aantal, de omvang en de aard van opdrachten.

Vraag 2

Welke risico's brengt de verdubbeling van de hoeveelheid verplichtingen van het departement met zich mee?

In ons rapport hebben wij aangegeven dat de toename van de aangegane verplichtingen vooral verband houdt met subsidietoekenningen voor hernieuwbare energieprojecten (SDE+) en met een subsidie aan netbeheerder Tennet voor de bouw en aanleg, het beheer en het onderhoud van het netwerk op zee voor de aansluiting van windparken. Wij zien hierin geen specifiek risico omdat het door het parlement geautoriseerde verplichtingen betreft, die zijn aangegaan om vastgesteld beleid uit te voeren.

Vraag 3

De financiële informatie over het Diergezondheidsfonds die is opgenomen in het Jaarverslag 2016 van het Ministerie van Economische Zaken voldoet op totaalniveau niet aan de daaraan te stellen eisen; kunt u aangeven waarom het Diergezondheidsfonds slechts uit één artikel bestaat?

Omdat het Diergezondheidsfonds één samenhangend geheel is en één onderwerp betreft is gekozen om het in één begrotingsartikel onder te brengen. Het artikel, «Bewaking en bestrijding van dierziekten», is onderverdeeld in de volgende subartikelen: 1.1.1 Bewaking, 1.1.2 Bestrijding, 1.1.3 Voorkomen en verminderen welzijnsproblemen en 1.1.4 Overig.

Vraag 4

Kunt u een toelichting geven op de alinea waarin staat dat de fouten op totaalniveau gelijk zijn aan de gevonden fouten (€ 4,7 miljoen) in de rechtmatigheid van de uitgaven op artikelniveau en dat de fouten de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en daarmee ook op totaalniveau?

Omdat er sprake is van slechts één artikel bij het DGF, zijn de verantwoorde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op dat artikel gelijk aan die op het totaal van het jaarverslag. Het percentage fouten is daarmee eveneens gelijk. De fouten van € 4,7 miljoen bij aanbestedingen hebben betrekking op circa 15% van de gerealiseerde uitgaven (€ 31,6 miljoen). In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het DGF licht de Minister de oorzaak van de onrechtmatigheid toe en geeft hij ook aan dat dit naar verwachting eind 2017 zal zijn opgelost door de uitvoering van project «Schoon schip».

Vraag 5

Kunt u aangeven waarom niet transparant is hoe de beschikbare gelden zijn besteed in bijvoorbeeld de aanpak van vogelgriep?

In ons rapport hebben wij aangegeven dat de fouten in de rechtmatigheid van de uitgaven de tolerantiegrenzen overschrijden. Dat wil niet zeggen dat niet transparant is waaraan het betreffende geld is uitgegeven. De geconstateerde fouten hebben voornamelijk te maken met contracten die niet goed zijn aanbesteed door de inmiddels opgeheven productschappen. RVO.nl heeft een aantal van die contracten overgenomen, maar heeft de eerder gemaakte fouten niet zelf veroorzaakt. Zie verder ons antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Hoeveel huishoudens zijn gecompenseerd voor schade? Wat was de gemiddelde compensatiesom? Wat was de hoogte van de gemiddelde schadeclaim?

Uit de vierde kwartaalrapportage van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG, februari 2017) blijkt dat vanaf de start van de schadeafhandeling (NAM + CVW) er in totaal 76.694 reguliere schademeldingen zijn binnengekomen, waarbij de indiener in 65.434 gevallen akkoord is gegaan met de compensatie. Voor meer informatie verwijzen wij naar de genoemde kwartaalrapportage.

Vraag 7

Welk aandeel van de schadeclaims heeft het geclaimde bedrag ontvangen?

Deze vraag kunnen wij niet beantwoorden omdat wij er geen onderzoek naar hebben gedaan.

Vraag 8

Hoeveel schadeclaims lopen nog en wat is daar het totaal bedrag van?

Eind december 2016 stonden er volgens de vierde kwartaalrapportage van NCG nog 11.260 reguliere schadegevallen open en 54 complexe gevallen. Het hiervoor benodigde bedrag wordt niet genoemd in de rapportage en is ons ook anderszins niet bekend.

Vraag 9

Hoeveel schadeclaims zijn de komende jaren te verwachten en met welk totaalbedrag?

Deze vraag kunnen wij niet beantwoorden omdat wij er geen onderzoek naar hebben gedaan. Daarbij komt dat de totale schade ook afhangt van de eventuele bevingsschade die mogelijk toekomstige aardbevingen nog veroorzaken.

Vraag 10

Kan een inschatting worden gemaakt van het benodigde bedrag voor een adequate schadeafhandeling tot 2018?

Zie ons antwoord op vraag 9.

Vraag 11

Kan een inschatting worden gemaakt van het benodigde bedrag voor een adequate schadeafhandeling na 2018?

Zie ons antwoord op vraag 9.

Vraag 12

Kan verder worden toegelicht door welke oorzaken het budget nu al zo goed als verbruikt is?

De uitgaven voor de schadeafhandeling zijn fors hoger uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd doordat er meer schademeldingen zijn ontvangen dan verwacht.

Vraag 13

Kan worden toegelicht waarom de uitgaven met betrekking tot de post Leefbaarheid achter zijn gebleven bij de begroting?

Om de uitgaven met betrekking tot de post Leefbaarheid toe te lichten, is het van belang eerst een onderscheid te maken tussen het bestuursakkoord Vertrouwen op herstel en Herstel van vertrouwen en het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en kansrijk Groningen 2016–2020 van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).

In het bestuursakkoord is de post Leefbaarheid één van de zes categorieën, waarvoor in de periode van 2014 tot en met 2018 in totaal € 85 miljoen was geraamd. In de eerste twee jaar is op de post Leefbaarheid € 38,2 miljoen uitgegeven (45%) en daarmee liggen de uitgaven redelijk op schema.

In het Meerjarenprogramma van de NCG maakt de post Leefbaarheid onderdeel uit van een veel breder aanvullend flankerend beleid. Hierdoor is het niet mogelijk vast te stellen of de uitgaven voor leefbaarheid achterblijven bij de begroting. In meer algemene zin geldt dat de NCG zich nog in een opstartfase bevindt. De budgetten voor het Meerjarenprogramma zijn tot nu toe gebaseerd op ramingen en worden stapsgewijs door de NCG onderbouwd met plannen om uiteindelijk te komen tot daadwerkelijke uitgaven. Dit heeft geleid tot onderbesteding in 2016. De middelen die in 2016 niet zijn uitgegeven blijven in latere jaren beschikbaar voor het Meerjarenprogramma van de NCG.

Vraag 14

Kan een inschatting worden gemaakt van het benodigde bedrag voor een adequate schadeafhandeling van de buitengebieden?

Zie ons antwoord op vraag 9.

Vraag 15

Hoe bent u tot de conclusie gekomen dat de informatiebeveiliging van het departement onvolledig of onvoldoende is? Hoe reageert u op de reactie van de Minister?

Wij hebben onderzoek gedaan naar de sturing op de informatiebeveiliging en hebben bij twee kritieke systemen van het Ministerie van Economische Zaken beoordeeld hoe het is gesteld met de feitelijke invulling van informatiebeveiligingsmaatregelen die voortvloeien uit de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst. Uit ons onderzoek bleek dat de processen nog niet zodanig zijn ingericht dat op centraal niveau voldoende informatie aanwezig is om ook decentrale organisatiedelen op dit punt te kunnen (bij)sturen.

Onze reactie op de reactie van de Minister is opgenomen in het verantwoordingsrapport onder 6.2 «Nawoord Algemene Rekenkamer».

Vraag 16

Heeft u nader overleg met het departement gehad over concrete verbeteringen die het departement dient uit te voeren?

Gelet op het belang van een goede informatiebeveiliging zijn wij vanzelfsprekend bereid om samen met de Minister van Economische Zaken, de Auditdienst Rijk en de Minister van BZK als verantwoordelijke voor het rijksbeleid op dit terrein, nader te bespreken hoe implementatie van de BIR verder vormgegeven kan worden, alsmede de borging van de centrale beheersing daarvan. Met de drie genoemde partijen zullen daarom op korte termijn gesprekken plaatsvinden.

Naar boven