Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2019
Naar aanleiding van het besprokene in het ordedebat van 9 april j.l. heeft het lid
Gijs van Dijk mij verzocht om u per brief te informeren over de invoering van de betaling
van 2 maanden ouderschapsverlof (Handelingen II 2018/19, nr. 29, item 3). De binnenkort in werking tredende Europese richtlijn betreffende het evenwicht
tussen werk en privéleven van ouders en mantelzorgers verplicht de lidstaten daartoe.
Voor de volledigheid attendeer ik u erop dat ik u reeds op 8 februari jl. heb toegezegd
om u in het voorjaar per brief nader te informeren over de implementatie van het richtlijnvoorstel1. De brief van heden geeft tevens invulling aan deze toezegging.
Op 24 januari 2019 hebben de Europese Raad, het Europees parlement en de Europese
Commissie een principeakkoord bereikt over het onderhavige richtlijnvoorstel van de
Europese Commissie. De formele goedkeuring van het voorstel door de Europese Raad
en het Europees parlement vindt op korte termijn plaats, waarna de richtlijn vermoedelijk
in juni zal worden getekend. Daarna volgt publicatie en 20 dagen daar weer na treedt
de richtlijn in werking. Vervolgens hebben de lidstaten 3 jaar om tot volledige implementatie
te komen. Ik ga uit van inwerkingtreding van betaling van 2 maanden ouderschapsverlof
per juli 2022.
Op dit moment vindt een inventarisatie en eerste beoordeling plaats van de diverse
mogelijkheden om aan de verplichting inzake de betaling van ouderschapsverlof te voldoen
met inachtneming van de ruimte die de richtlijn aan de lidstaten laat, maar ook binnen
de beperkingen die de richtlijn stelt. Die ruimte bestaat o.a. ten aanzien van de
wijze van financiering van de betaling van het ouderschapsverlof. Deze wordt geheel
aan de lidstaten overgelaten. Voorts is het aan de afzonderlijke lidstaten om te bepalen
tot aan welke leeftijd van het kind het recht op betaling van ouderschapsverlof bestaat
(met als uiterste de 8e verjaardag). Ook is het aan de lidstaten om de hoogte van de verlofuitkering of het
percentage loondoorbetaling vast te stellen. Deze ruimte is tegelijkertijd beperkt
door de richtlijnoverweging dat het betalingsniveau het opnemen van ouderschapsverlof
moet ondersteunen. Daarnaast vormt de uitvoering van deze richtlijn geen rechtvaardiging
voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers op de onder
deze richtlijn vallende gebieden.
Voorts is er nog de zogenaamde passerelle-bepaling. Dit houdt in dat bestaande verlofregelingen
benut kunnen worden om aan de richtlijnbepalingen invulling te geven. Bekeken wordt
of en in hoeverre deze passerelle-bepaling voor de Nederlandse situatie van toepassing
kan zijn.
Op dit moment worden deze mogelijkheden uitgewerkt. Uitgaande van inwerkingtreding
per juli 2022 en rekening houdend met een implementatietermijn voor de uitvoering
van circa 2 jaar ben ik voornemens om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van
2020 aan u aan te bieden. De implementatie start na aanvaarding van het wetsvoorstel
door de Tweede Kamer.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees