Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2019
Op 19 november jl. informeerde ik u voor het laatst over de voortgang van de onderhandelingen
inzake de Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders
en mantelzorgers (Kamerstuk 21 501-31, nr. 499). Met deze brief informeer ik u over het bereikte principeakkoord en de vervolgstappen
die ik zal nemen op dit dossier.
Principeakkoord
Op 24 januari jl. is een principeakkoord bereikt tussen de Europese Commissie, de
Europese Raad en het Europees parlement over de EU Richtlijn werk-privé balans.
In lijn met de gele kaart die uw Kamer, samen met de Eerste Kamer getrokken heeft,
heeft Nederland tegen deze richtlijn gestemd. Een gekwalificeerde meerderheid steunde
echter het onderhandelingsresultaat. Dit resultaat zal nu door de Raad van Ministers
en het Europees parlement worden bekrachtigd.
Nederland ondersteunt het doel van de richtlijn, het stimuleren van arbeidsparticipatie
van vrouwen en een meer evenwichtige verdeling van arbeid en zorgtaken, maar is van
mening dat het vormgeven van verlofregelingen een nationale competentie is. Met de WIEG zet Nederland belangrijke stappen
in het bevorderen van een goede verdeling van werk en zorgtaken. Het kabinet is dan
ook van mening dat voorschriften op Europees niveau op dit terrein overbodig zijn
en onnodig ingrijpen in het nationale sociale stelsel.
Vervolgstappen
Nu de richtlijn een feit is bekijk ik hoe deze in het Nederlandse verlofstelsel ingepast
kan worden. Nederland voldoet aan een groot gedeelte van de bepalingen van de toekomstige
richtlijn. Wel houdt de richtlijn in dat een gedeelte van ouderschapsverlof betaald
moet worden. In de loop van dit voorjaar zal ik uw Kamer per brief informeren over
het implementatieproces van de richtlijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees