Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Brussel, 6 november 2017
De Commissie dankt de Tweede Kamer voor haar gemotiveerd advies over het voorstel
voor een richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders
en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (COM (2017)
253) (Kamerstuk 34 719, nr. 4).
Met de indiening van dit voorstel komt de Commissie haar toezegging uit 2015 na om
een nieuw initiatief voor te leggen waarbij de verbetering van het leven van werkende
ouders en mantelzorgers in breder perspectief wordt geplaatst.
Dit voorstel maakt deel uit van een ruimer pakket van ambitieuze maatregelen die erop
zijn gericht de ondervertegenwoordiging van vrouwen op de arbeidsmarkt aan te pakken
en een betere verdeling van de zorgtaken tussen mannen en vrouwen te bevorderen. Met
het voorstel wordt beoogd te zorgen voor naleving van het gelijkheidsbeginsel tussen
mannen en vrouwen wat betreft gelijke kansen op de arbeidsmarkt en een gelijke behandeling
op het werk.
Bovengenoemde doelstellingen worden nagestreefd door een modernisering van het reeds
bestaande wetgevingskader van de Europese Unie inzake verlof om gezinsredenen en flexibele
werkregelingen. Op die manier kunnen ouders en mantelzorgers hun werk en hun zorgtaken
beter met elkaar in overeenstemming brengen. De voorgestelde richtlijn verstevigt
en bouwt voort op de bestaande rechten, en voert tevens nieuwe rechten in. Het beschermingsniveau
dat reeds door de wetgeving van de Europese Unie op het gebied van het evenwicht tussen
werk en privéleven wordt geboden, blijft daarom behouden.
De Commissie neemt de zorgen van de Tweede Kamer over de transnationale aard van het probleem, waarvoor de richtlijn betreffende het evenwicht tussen
werk en privéleven een oplossing wil bieden, en over de voordelen van een gelijkschakeling
tussen de lidstaten van de regels betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven,
serieus. Allereerst wijst de Commissie erop dat er op het gebied van het evenwicht
tussen werk en privéleven reeds wetgeving bestaat. De wetgeving van de Europese Unie
bevat verschillende secundaire wetgevingshandelingen, zoals de richtlijn inzake ouderschapsverlof,
de richtlijn inzake zwangere werkneemsters en de richtlijn inzake deeltijdarbeid.
De Commissie wijst er voorts op dat de modernisering van het bestaande wettelijke
kader, gericht op het vaststellen van gemeenschappelijke minimumnormen voor beleidsmaatregelen
inzake het evenwicht tussen werk en privéleven, alleen kan worden bereikt door maatregelen
op het niveau van de Europese Unie en niet enkel door maatregelen van de afzonderlijke
lidstaten.
Uitsluitend maatregelen van de Europese Unie kunnen ervoor zorgen dat in alle lidstaten
voldoende vooruitgang op dit beleidsterrein wordt geboekt. Er moet een gelijk speelveld
voor alle lidstaten worden gecreëerd en daarom worden met de voorgestelde richtlijn
minimumnormen ingevoerd, die de lidstaten de ruimte bieden om gunstigere bepalingen
in te voeren als zij dit passend achten.
Wat betreft het oordeel dat het sociale domein, inclusief zaken die betrekking hebben
op het evenwicht tussen werk en privéleven, een nationale aangelegenheid betreft,
wijst de Commissie erop dat artikel 153, lid 1, onder i), van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie, de Unie expliciet machtigt om de activiteiten van
de lidstaten inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt
en de behandeling op het werk betreft, te ondersteunen en aan te vullen. De Commissie
kan daarom voorstellen op het gebied van sociaal beleid indienen, nadat zij overeenkomstig
artikel 154, leden 2 en 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie de sociale partners in twee fasen heeft geraadpleegd.
Er vinden momenteel besprekingen plaats tussen de Commissie en de medewetgevers over
het voorstel. De Commissie vertrouwt erop dat een akkoord ophanden is.
De Commissie hoopt dat zij met deze toelichting voldoende is ingegaan op de door de
Tweede Kamer aan de orde gestelde punten en kijkt ernaar uit de politieke dialoog
in de toekomst voort te zetten.
Hoogachtend,
Frans Timmermans Eerste vicevoorzitter
Valdis Dombrovskis Vicevoorzitter