34 717 Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 26 maart 2018

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 13 april 2018 te beantwoorden.

Inleiding

De GroenLinks-fractieleden danken de regering voor de beantwoording. Zij hebben een aantal nadere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De regering geeft in de beantwoording aan (naar aanleiding van vragen van de leden van de D66-fractie) dat zij in Europees verband zich ervoor inzet dat het in de toekomst minder aantrekkelijk moet worden om biobrandstoffen met lage CO2-prestaties of met risico’s voor direct en indirect landgebruik (ontbossing, kap regenwoud) bij te mengen, ongeacht de grondstof. Zij spreekt over «minder aantrekkelijk worden»2. Deze formulering staat op gespannen voet met de motie-Kröger c.s.3, die uitspreekt dat Nederland zich moet aansluiten bij het standpunt van de milieucommissie van het Europees parlement, dat palmolie en soja vanaf 2021 niet meer gebruikt mogen worden voor biobrandstoffen, en dat de regering daarbij moet inzetten op een combinatie van instrumenten zoals betere sturing op CO2 en ILUC4 en inzet van zeer geavanceerde biobrandstoffen. De GroenLinks-fractieleden vragen de regering om verduidelijking van haar inzet in Europees verband. Zal zij inzetten op het stoppen met het gebruik van palmolie en soja voor biobrandstoffen, of op minder aantrekkelijk maken?

De regering antwoordt dat de huidige EU-richtlijnen geen mogelijkheid bieden om onderscheid te maken op basis van grondstof. De GroenLinks-fractieleden vragen een toelichting hierop en wijzen op de greenhouse gases savings approach in Duitsland, die wel onderscheid maakt op basis van grondstoffen en wel mogelijk is onder de huidige richtlijnen.

De regering wil niet voor een lager percentage, met betrekking tot het aandeel van voedselgewassen, dan 5 procent gaan, ook al is het huidige aandeel 1,4 à 1,8 procent in de mix en ook al is de verwachting dat nieuwe Europese regelgeving een veel lager percentage dan 5 procent zal toestaan. Waarom kiest de regering niet voor een ambitieuze toekomstbestendige inzet?

De regering wil verder de jaarverplichting tot bijmenging van biomassa in brandstof niet op maximaal 10 procent zetten, omdat zij dan niet de bijdrage van de transportsector aan het doel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020 kan realiseren, zoals afgesproken in het Energieakkoord. De GroenLinks-fractieleden zien meer mogelijkheden om deze opgave van de transportsector te realiseren, zoals het versneld invoeren van elektrisch rijden op duurzame elektriciteit. Heeft de regering andere mogelijkheden onderzocht?

De regering wil voorts geen aanscherping van criteria voor biomassa, zodat het niet meer mogelijk zal zijn om niet-duurzame biomassa in te zetten, voedselproductie te verdringen en extra bos te kappen.

Zij beroept zich erop dat onder huidige regelgeving van de EU extra duurzaamheidseisen niet mogen. Welk initiatief zal de regering nemen om extra duurzaamheidseisen voor biomassa wel mogelijk te maken?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Nooren

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Sent (PvdA), Vos (GL), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD), (vice-voorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA), (voorzitter), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV) en Van Zandbrink (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 717, C, p. 1.

X Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 34 717, nr. 18.

X Noot
4

Indirect land Use Change.

Naar boven