Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34717 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34717 nr. A |
12 december 2017
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof de Wet milieubeheer te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.2 wordt «titel 9.7» vervangen door: de titels 9.7 en 9.8.
B
Artikel 9.7.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving van «benzine» komt te luiden:
ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijns onderworpen zijn.
2. De begripsomschrijving van «diesel» komt te luiden:
gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van die wet voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn.
3. De begripsomschrijving van «hernieuwbare brandstof» komt te luiden:
hernieuwbare vloeibare of gasvormige transportbrandstof van niet-biologische oorsprong als bedoeld in artikel 2, onderdeel u, van de richtlijn hernieuwbare energie.
4. In de begripsomschrijving van «importeur» wordt «benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof» vervangen door «minerale oliën» en vervalt telkens «als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns».
5. De begripsomschrijving van «inboeker» komt te luiden:
onderneming die ingevolge bij of krachtens artikel 9.7.4.1 bevoegd is om een geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer in het register in te voeren.
6. In de begripsomschrijving van «jaarverplichting» wordt «aantal» vervangen door: aantal per soort.
7. De begripsomschrijving van «leverancier tot eindverbruik» komt te luiden:
houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een levering tot eindverbruik.
8. De begripsomschrijving van «leveren aan de Nederlandse markt voor vervoer» komt te luiden:
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns aan vervoer, dan wel leveren van minerale oliën door een houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van die wet aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voor zover de inboeker kan aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is uitgeslagen tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns aan vervoer.
9. Het begrip en de begripsomschrijving van «leveren tot eindverbruik» vervalt en wordt vervangen door:
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns van benzine en diesel, aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.8.1.2.
10. In alfabetische rangschikking wordt een begrip en begripsomschrijving toegevoegd, luidende:
oliën als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns.
11. In de begripsomschrijving van «vervoer» vervalt: binnen Nederland.
12. De begripsomschrijving van «energie-inhoud» komt te luiden: energie-inhoud als bedoeld in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbare energie of, indien niet opgenomen in die bijlage, berekend volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. In afwijking van de vorige volzin geldt voor benzine en diesel de energie-inhoud als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder c, van richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);
C
In artikel 9.7.1.1. komt de begripsomschrijving «leveren aan de Nederlandse markt voor vervoer» te luiden:
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, aan vervoer.
D
Artikel 9.7.1.3 vervalt.
E
Artikel 9.7.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. De leverancier tot eindverbruik is in enig kalenderjaar het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden verschuldigd dat overeenkomt met het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gedeelte van de energie-inhoud van zijn levering tot eindverbruik in het direct aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de toepassing van het eerste lid eisen gesteld aan het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden.
F
Artikel 9.7.2.3 komt te luiden:
1. De leverancier tot eindverbruik voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register in.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine en diesel, volgens de gegevens van de rijksbelastingdienst beschouwd als levering tot eindverbruik, tenzij de leverancier tot eindverbruik aantoont dat die uitslag tot verbruik betrekking heeft op andere bestemmingen.
3. Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde levering tot eindverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de leverancier tot eindverbruik aan het bestuur van de emissieautoriteit.
4. Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermelden gegevens bepaald.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor het aantonen, bedoeld in het tweede lid.
6. De gegevens, bedoeld in het vierde lid, en de onderliggende stukken, worden door de leverancier tot eindverbruik bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
G
Artikel 9.7.2.4 komt te luiden:
1. Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik niet voor 1 maart van het daarop volgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit haar ambtshalve vaststellen.
2. Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit haar tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalve vaststellen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
H
Artikel 9.7.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «aantal» telkens vervangen door: aantal per soort.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vijfde lid.
3. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de afschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Indien toepassing van artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de jaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van de rekening van de leverancier tot eindverbruik.
5. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien toepassing van artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verlaging van de jaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit, met inachtneming van het tweede lid, het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op de rekening van de leverancier tot eindverbruik. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «aantal» vervangen door «aantal per soort» en «tweede lid» vervangen door «derde lid».
I
Artikel 9.7.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Na het opschrift wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Het register heeft drie soorten hernieuwbare brandstofeenheden:
a. een hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel;
b. een hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd;
c. een hernieuwbare brandstofeenheid overig.
J
In artikel 9.7.3.2 wordt na «register» ingevoegd: , bedoeld in paragraaf 9.7.5 en 9.8.4,».
K
Artikel 9.7.3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na de tweede «brandstofeenheden» ingevoegd: conventioneel, geavanceerd of overig.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden is niet toegestaan, indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, geavanceerd of overig op een rekening minder is dan nul.
L
Na artikel 9.7.3.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
M
Artikel 9.7.4.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «, of» aan het eind vervangen door een puntkomma.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. vervoer in Nederland geleverde gasvormige hernieuwbare brandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.4, of.
3. Onderdeel d (oud) komt te luiden:
e. wegvoertuigen in Nederland geleverde elektriciteit die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.
4. In het tweede lid wordt «nadere» geschrapt en wordt «van gasvormige biobrandstof of elektriciteit» vervangen door: , bedoeld in het eerste lid.
N
Artikel 9.7.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «en».
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. bevond zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer op een locatie van de inboeker die door het door hem gehanteerde duurzaamheidsysteem is gecertificeerd, dan wel op een andere locatie voor zover die certificering zich over die locatie uitstrekt; en
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.
O
In artikel 9.7.4.4, eerste en tweede lid, wordt na «vloeibare» ingevoegd: of gasvormige.
P
In artikel 9.7.4.5, eerste lid, onderdeel d, wordt na «vloeibare» ingevoegd: of gasvormige.
Q
Artikel 9.7.4.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft voor één gigajoule energie-inhoud hernieuwbare energie vervoer die is ingeboekt in het register:
a. één hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel bij op de rekening van de inboeker, indien:
1. de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgrond worden geteeld; of
2. de geleverde brandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld in bijlage IX, deel A, onderdeel d, of deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie en de inboeker beschikt niet over een bewijs dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen;
b. één hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd bij op de rekening van de inboeker, indien:
1. de geleverde brandstof is geproduceerd uit grondstoffen en brandstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel A, en met inachtneming van artikel 2 van de richtlijn hernieuwbare energie en de inboeker beschikt over een bewijs dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen; en
2. voorzover de geleverde brandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld in bijlage IX, deel A, onderdeel d, van de richtlijn hernieuwbare energie, de grondstof voorkomt op een bij ministeriële regeling vast te stellen lijst van materialen;
c. één hernieuwbare brandstofeenheid overig bij op de rekening van de inboeker:
1. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie, voor zover de inboeker beschikt over een bewijs dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen;
2. voor aan wegvoertuigen geleverde elektriciteit; of
3. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in onderdeel a, sub 1, en niet zijnde de grondstoffen en brandstoffen bedoeld in bijlage IX, deel A en B.
2. In het tweede lid wordt na «wordt» ingevoegd: per soort hernieuwbare brandstofeenheid.
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de grondstoffen en brandstoffen waarvoor een bewijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, sub 1, en onderdeel c, sub 1, is vereist, alsmede de voorwaarden van afgifte van het bewijs.
R
In artikel 9.7.4.7, eerste lid, wordt «aantal» vervangen door: aantal per soort.
S
Artikel 9.7.4.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «teveel» telkens vervangen door «te veel», wordt «aantal» vervangen door «aantal per soort» en wordt «ingeboekte» vervangen door «geleverde».
2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker te weinig hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer, wordt het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat die inboeker te weinig heeft ontvangen, bijgeschreven op de rekening van die inboeker. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste, tweede en derde lid.
T
Artikel 9.7.5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «aantal» vervangen door: aantal per soort.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid, en de volgorde waarin de soort hernieuwbare brandstofeenheden gespaard worden. Voor de leverancier tot eindverbruik, de inboeker of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, kunnen verschillende regels worden vastgesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
4. Na het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het gedeelte dat gespaard kan worden ten behoeve van enig ander kalenderjaar dan het direct daaropvolgende kalenderjaar.
4. Voor zover de leverancier tot eindverbruik, de inboeker of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, tevens een reductieverplichting heeft als bedoeld in artikel 9.8.2.1, eerste lid, gelden de in het tweede lid bedoelde regels eerst dan nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan artikel 9.8.2.5, eerste lid, onderdeel b.
U
Artikel 9.7.6.1 vervalt.
V
Artikel 9.7.6.2 vervalt.
W
Artikel 9.7.6.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het aantal hernieuwbare brandstofeenheden» vervangen door: het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel.
2. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
3. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien een inboeker die geregistreerde als bedoeld in artikel 1 van het Besluit hernieuwbare energie vervoer was, naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit in enig kalenderjaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van de artikelen 6, 6b of 6c van dat besluit, kan het bestuur tot vijf jaar na dat kalenderjaar het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel dat overeenkomt met de hoeveelheid energie waarvoor de geregistreerde ten onrechte biotickets als bedoeld in artikel 1 van het Besluit hernieuwbare energie vervoer in eigendom heeft overgedragen of in zijn administratieve voorraad van zijn biobrandstoffenbalans als bedoeld in artikel 4 van de Regeling hernieuwbare energie vervoer had, afschrijven van de rekening van die inboeker.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.
X
Na artikel 9.7.6.3 wordt een titel ingevoegd, luidende:
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns en andere minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijns onderworpen zijn;
brandstof van fossiele herkomst als genoemd in bijlage I, deel 2, onderdeel 5, van richtlijn (EU) 2015/652, met een broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus die ten minste zes procent lager is dan de in bijlage II van die richtlijn bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen;
biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging van en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Pb EU L 140);
broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus als bedoeld in artikel 2, onderdeel 6, van richtlijn 98/70/EG;
gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns en andere minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van die wet voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;
energie-inhoud van de brandstof als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder c, van richtlijn (EU) 2015/652;
eenheid als bedoeld in artikel 9.8.3.1;
hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in artikel 9.7.3.1, eerste lid;
onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houder is van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet voor minerale oliën;
oliën als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns;
eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;
houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een uitslag tot vervoersverbruik;
verplichting als bedoeld in artikel 9.8.2.1, eerste lid;
eigenschap van een rekening in het register die een rapportageplichtige ingevolge artikel 9.8.2.2 heeft om aan zijn reductieverplichting te voldoen;
register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies als bedoeld in artikel 9.8.4.1;
richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG L 350);
richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine, diesel en betere fossiele brandstof, aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.8.1.2.
Deze titel is van toepassing op brandstoffen en energie voor:
a. wegvoertuigen;
b. niet voor de weg bestemde mobiele machines;
c. landbouwtrekkers;
d. bosbouwmachines, en
e. pleziervaartuigen, niet zijnde zeeschepen, wanneer die niet op zee varen.
1. De rapportageplichtige vermindert de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie volgens bijlage I, deel 2, onderdeel 5, van richtlijn (EU) 2015/652 van zijn uitslag tot verbruik van benzine en diesel aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.8.1.2, voor enig kalenderjaar met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage ten opzichte van de in bijlage II van die richtlijn bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen.
2. De rapportageplichtige voldoet aan de reductieverplichting, bedoeld in het eerste lid, met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden, exploitatiereductie-eenheden of betere fossiele brandstof, met inachtneming van artikel 9.7.2.1, tweede lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het in het eerste lid genoemde kalenderjaar.
De rapportageplichtige heeft een rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register.
1. De rapportageplichtige voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijn rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register in.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine en diesel volgens de gegevens van de rijksbelastingdienst beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij de rapportageplichtige aantoont dat die uitslag tot verbruik betrekking heeft op andere bestemmingen.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van betere fossiele brandstof volgens de gegevens van de rijksbelastingdienst niet beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij de rapportageplichtige het tegendeel aantoont.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine en diesel, niet aangemerkt als een betere fossiele brandstof, tenzij de rapportageplichtige het tegendeel aantoont.
5. Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde uitslag tot vervoersverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de rapportageplichtige aan het bestuur van de emissieautoriteit.
6. Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermelden gegevens en te hanteren berekeningsmethode als bedoeld in richtlijn (EU) 2015/652 bepaald.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantonen, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, plaatsvindt.
8. De gegevens, bedoeld in het zesde lid, en de onderliggende stukken worden door de rapportageplichtige bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
1. Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik niet voor 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijn rekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit hem ambtshalve vaststellen.
2. Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit hem tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalve vaststellen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
1. Op 1 april van enig kalenderjaar:
a. heeft de rapportageplichtige ten minste het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden of exploitatiereductie-eenheden op zijn rekening, en
b. schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van de rapportageplichtige het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden of exploitatiereductie-eenheden af,
dat overeenkomt met de voor die rapportageplichtige voor het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar geldende reductieverplichting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de afschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden en exploitatiereductie-eenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3. Indien toepassing van artikel 9.8.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de reductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van de rekening van de rapportageplichtige.
4. Indien toepassing van artikel 9.8.2.4, tweede lid, leidt tot een verlaging van de reductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar en de rapportageplichtige met hernieuwbare brandstofeenheden aan zijn reductieverplichting voldaan heeft, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op de rekening van de rapportageplichtige. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
5. Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de rapportageplichtige als gevolg van de toepassing van het eerste of derde lid minder is dan nul, vult hij het tekort aan voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarin het tekort is ontstaan, uitsluitend met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden.
Een exploitatiereductie-eenheid vertegenwoordigt een bijdrage aan de reductieverplichting van één kilogram kooldioxide-equivalent.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verkrijging van exploitatiereductie-eenheden door de rapportageplichtige.
2. Indien naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit niet is voldaan aan de ingevolge het eerste lid gestelde regels, kan het bestuur de verkregen hoeveelheid exploitatiereductie-eenheden tot vijf jaar na het kalenderjaar van verkrijging ambtshalve vaststellen.
3. Indien uit de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, volgt dat de rapportageplichtige te veel exploitatiereductie-eenheden heeft ontvangen, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een corresponderende hoeveelheid aan hernieuwbare brandstofeenheden van de rekening van die rapportageplichtige af.
4. Artikel 9.8.2.5, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het bestuur van de emissieautoriteit stelt jaarlijks de broeikasgasemissiereductiebijdrage van de hernieuwbare brandstofeenheid vast voor het behalen van de reductieverplichting. Bij of krachtens algemene regels van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling.
1. Er is een elektronisch register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies.
2. Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.
3. Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in artikel 9.8.4.3.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie, beschikbaarheid en beveiliging van het register.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van het register vaststellen.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de rapportageplichtige op diens naam een rekening met reductieverplichtingfaciliteit en met overboekfaciliteit.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meer dan één rekening.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheer van de rekeningen.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan bij een vermoeden van fraude of misbruik of indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel gestelde eisen voor het hebben van een rekening in het register of voor het gebruik van die rekening:
a. weigeren een rekening te openen;
b. een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;
c. een rekening opheffen.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder een rekening opheffen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de toepassing van het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede lid.
4. De hernieuwbare brandstofeenheden en exploitatiereductie-eenheden op een opgeheven rekening vervallen van rechtswege.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden van een rekening, bedoeld in artikel 9.8.4.3, eerste lid, een vergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bij die regeling te stellen regels.
2. Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dan noodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komende kosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding is verschuldigd, en
b. worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.
1. Nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan artikel 9.8.2.5, eerste lid, onderdeel b, wordt een gedeelte van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op 1 april van enig kalenderjaar op de rekening van een rapportageplichtige gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgende kalenderjaar, met inachtneming van artikel 9.7.5.6, eerste tot en met derde lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid.
3. De hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen van rechtswege.
Y
Artikel 18.2f, tweede lid, komt te luiden:
2. Onverminderd artikel 18.2b, eerste lid, draagt de emissieautoriteit zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 9.2.2.6a en titels 9.7 en 9.8.
Z
Artikel 18.6b komt te luiden:
AA
Artikel 18.16s wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9.2.2.6a, 9.7.2.3, 9.7.2.5, 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.8, 9.7.4.10, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.8.2.3, of 9.8.2.5, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het bestuur van de emissieautoriteit kan, indien een inboeker drie of meer overtredingen van de artikelen 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.8, 9.7.4.10, 9.7.4.12 of 9.7.4.13 heeft begaan, bepalen dat die inboeker gedurende een door het bestuur te bepalen termijn geen hernieuwbare energie vervoer kan inboeken op grond van artikel 9.7.4.1.
In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer na «9.3a.3, eerste lid» ingevoegd: 9.7.2.3, 9.7.2.5, 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.10, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.8.2.3, of 9.8.2.5,.
In artikel 6 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) van de Algemene wet bestuursrecht komt de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer te luiden:
Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid, en 18.16s, eerste lid
1. De verplichtingen bij of krachtens titel 9.7 van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing voor het direct aan de datum van inwerkingtreding van deze wet voorafgaande kalenderjaar.
2. Indien na toepassing van artikel 9.7.5.6 van de Wet milieubeheer, zoals dit luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van deze wet, een aantal hernieuwbare brandstofeenheden is gespaard, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit deze hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de leverancier tot eindverbruik als hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel als bedoeld in artikel 9.7.4.6, eerste lid, onderdeel a.
1. Indien de vaststelling, bedoeld in artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de jaarverplichting van de jaren onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, dat overeenkomt met die verhoging, af van de rekening van de leverancier tot eindverbruik. Indien uit de vaststelling, bedoeld in artikel 9.7.4.13, eerste lid, volgt dat de inboeker teveel hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen, wordt het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel afgeschreven dat overeenkomt met het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat de inboeker teveel heeft ontvangen. Het bepaalde krachtens artikel 9.7.2.5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien uit de vaststelling, bedoeld in artikel 9.7.2.4, tweede lid, of artikel 9.7.4.13, eerste lid, die betrekking heeft op de jaren onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, volgt dat de leverancier tot eindverbruik dan wel inboeker te weinig hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen, wordt het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel dat die leverancier dan wel inboeker te weinig heeft ontvangen, bijgeschreven op de rekening van die leverancier tot eindverbruik dan wel inboeker. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34717-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.