Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2018
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van uw Kamer, stuur ik u deze brief. Zoals de commissie aangeeft, zijn in het kader
van het wetsvoorstel houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding
bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid
(Kamerstuk 34 699) vragen opgekomen.
In het onderhavige wetsvoorstel wordt een compensatieregeling geïntroduceerd voor de situatie dat de werkgever transitievergoeding heeft betaald aan de
werknemer van wie het dienstverband is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Doel van deze regeling is om de cumulatie van kosten bij langdurige arbeidsongeschiktheid
en ontslag van de werknemer te beperken.
De vragen die door Cedris (de brancheorganisatie voor sociale werkgelegenheid en re-integratie)
zijn gesteld, hebben betrekking op de eventueel ongewilde gevolgen voor werknemers
die werkzaam zijn op basis van een WSW-indicatie (wsw’er), die als gevolg van ziekte
duurzaam niet meer inzetbaar zijn voor het verrichten van werkzaamheden onder aangepaste
werkomstandigheden, of in vergelijkbare situaties. Deze werknemers zouden door een
samenloop van omstandigheden juist langer in dienst gehouden kunnen worden, opdat
de werkgever aanspraak kan maken op compensatie voor de te betalen transitievergoeding.
De werkgever kan bijvoorbeeld op grond van de Wet sociale werkvoorziening bij ziekte
van de werknemer na 13 weken een herindicatie vragen bij het UWV. Als daaruit blijkt
dat de werknemer duurzaam niet inzetbaar zal zijn tot het verrichten van werkzaamheden
onder aangepaste werkomstandigheden, wordt de loonkostensubsidie stopgezet en kan
de werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen. De compensatiemaatregel uit het onderhavige
wetsvoorstel ziet echter alleen op ontslag wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid,
terwijl het in deze situatie zal gaan om een ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
De werkgever kan echter ook de keuze maken geen herindicatie aan te vragen, maar de
werknemer 104 weken lang ziek in dienst te houden, om daarna de arbeidsovereenkomst
te beëindigen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, waardoor hij in aanmerking
kan komen voor compensatie voor de betaalde transitievergoeding (tot een maximum van
het doorbetaalde loon tijdens de ziekte). De werknemer, die een Ziektewetuitkering
ontvangt, blijft dan echter tot de Wsw-doelgroep behoren zolang de arbeidsovereenkomst
niet wordt opgezegd. Als de Wsw-indicatie niet beëindigd wordt, kan de werknemer ook
niet instromen in de Wmo en bijvoorbeeld nog geen gebruik maken van de dagbesteding.
Ik wil deze en aanverwante situaties nader bezien, en de omvang inzichtelijk maken. Hierbij is uiteraard van belang dat rekening gehouden wordt met hoe
de uitwerking van dit wetsvoorstel in deze gevallen zich verhoudt tot het doel van
het wetsvoorstel, namelijk het beperken van cumulatie van kosten bij langdurige arbeidsongeschiktheid
en ontslag van een werknemer. Ik ga hiervoor ook graag in gesprek met de brancheorganisatie
voor sociale werkgelegenheid en re-integratie.
Er is samenloop tussen het onderhavige wetsvoorstel en andere maatregelen uit het
regeerakkoord, die zien op de aanpassing van de berekening en de opbouw van de transitievergoeding
(bijv. transitievergoeding vanaf dag 1). Deze maatregelen zullen nader uitgewerkt
worden in het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans (Wab), dat ik in het najaar naar uw Kamer wil sturen.
Dan zal ik ook terugkomen op de uitwerking van de compensatiemaatregel transitievergoeding
bij langdurige arbeidsongeschiktheid in de hierboven genoemde gevallen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees