34 682 Nationale Omgevingsvisie

V VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hadden kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 17 november 20232, waarin de Staatssecretaris eerder naar aanleiding van de publicatie «Planmonitor Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 2023» gestelde vragen beantwoordde.

Naar aanleiding hiervan is op 19 december 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de beantwoording overgenomen, op 5 februari 2024 een uitstelbericht gestuurd en op 21 maart 2024 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 19 december 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 17 november 20233, waarin u eerder naar aanleiding van de publicatie «Planmonitor Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 2023» gestelde vragen beantwoordt.

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van de aan de orde zijnde brief en willen de regering naar aanleiding hiervan enkele vervolgvragen voorleggen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de beantwoording van de eerder gestelde schriftelijke vragen waardoor hen meer duidelijk is geworden over de cumulatieve planeffecten. Deze leden hebben betreffende twee van de gestelde vragen nog behoefte aan het stellen van een vervolgvraag aan de regering.

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van gemelde brief eveneens enkele vragen te stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

De leden van de fractie van de BBB merken op dat ruimte schaars is in Nederland waardoor scherpe keuzes moeten worden gemaakt in grondgebruik. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de druk op die schaarse grond steeds meer toeneemt; er moeten nieuwe woningen worden gebouwd maar er is ook ruimte nodig voor de landbouw, de energietransitie, de infrastructuur en de natuur. Deze leden wensen de regering de volgende vragen voor te leggen:

  • 1. De leden van de fractie van de BBB lezen in de aan de orde zijnde brief dat de regering van mening is dat de hoogspanningsleidingen over kwetsbare gebieden zoals de Beemster richting Noord-Holland Noord nodig zijn voor andere ruimtelijke ontwikkelingen dan de datacenters.4 Deze leden vragen de regering welke ruimtelijke ontwikkelingen dit dan zijn. Waarom is juist hier gekozen voor bovengrondse leidingen van 380KV? Zijn er ook andere mogelijkheden?

  • 2. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de NOVI een lappendeken van ruimtelijke regimes laat zien die in sommige gebieden nauwelijks nog ontwikkelingen mogelijk maken. Een keus is volgens deze leden dan om de ontwikkelingen (deels) af te remmen of te verplaatsen. Is het ook mogelijk om te snijden in het aantal ruimtelijke regimes? Zo ja, op welke wijze wil de regering dit bewerkstelligen?

  • 3. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat een aantal regio’s als gevolg van de ruimtelijke regimes niet nog verder op slot komen te zitten.

  • 4. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de regering bij woningbouw vooral voor verdere verstedelijking kiest, terwijl een groot deel van de bevolking de voorkeur geeft aan wonen in een landelijk gebied. Wat is de regering voornemens te doen om de verschillen tussen stads- en plattelandsregio’s niet verder te vergroten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen bij de beantwoording door de regering van de door deze leden eerder gestelde vraag 7.a. dat een heroverweging van planlocaties in kwetsbare gebieden een afweging is van de bevoegde gezagen.5 Deze leden merken op dat de regering daarbij voorbij gaat aan kwetsbare situaties die lokaal en regionaal overstijgend zijn en dus het Rijksbelang raken. Denk bijvoorbeeld aan overstromingen. Hoe ziet de regering de rol van de Rijksoverheid in deze gevallen? Hoe wordt geborgd dat in deze gevallen afstemming en samenwerking plaatsvindt en de bevoegdheden voor eenieder duidelijk zijn?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen bij de beantwoording van de eerder door hen gestelde vraag 7.d. dat de regering uitspreekt dat zij pijplijnprojecten zoveel mogelijk wenst te voorkomen. Tegelijkertijd biedt de regering terecht ook de mogelijkheid om lopende initiatieven te eerbiedigen.6 Deze leden vinden het belangrijk dat betrokken partijen hier in een zo vroeg mogelijk stadium op kunnen anticiperen. Gelet hierop vragen deze leden de regering aan welke concrete initiatieven zoal wordt gedacht. En op basis van welke afwegingen wordt (straks) bepaald wat wel en wat geen pijplijnproject is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV constateren dat er sprake is van maatschappelijk ecologische doelstellingen om kwetsbare gebieden te beschermen. Hieronder vallen de Natura 2000-gebieden, gebieden ter bescherming van de waterveiligheid en waterhuishouding, erfgoedgebieden en waardevolle cultuur- en landschappelijke gebieden. De voortschrijdende verstedelijking kan die doelstellingen volgens deze leden in gevaar brengen.

De leden van de fractie van de PVV wijzen erop dat deze voortschrijdende verstedelijking een gevolg is van het huidige immigratiebeleid. Kan de regering aangeven op welke wijze de maatschappelijk ecologische doelstellingen ter bescherming van kwetsbare gebieden tegen de voortschrijdende verstedelijking op langere termijn gegarandeerd kunnen worden in geval van ongewijzigd immigratiebeleid?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2024

De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA en PVV van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben nadere vragen gesteld naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S) waarin eerder gestelde vragen over de publicatie «Planmonitor Nationale Omgevingsvisie 2023» worden beantwoord. Deze nadere vragen met kenmerk 170594.074 vragen als gevolg van interdepartementale afstemming meer tijd. Deze vragen kunnen hierdoor niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

De antwoorden op de vragen van uw Kamer zal ik u uiterlijk in februari 2024 doen toekomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2024

In vervolg op de brief met antwoorden op uw vragen over de Planmonitor Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 2023/24 34 682, S) hebben de leden van de BBB, GroenLinks-PvdA en PVV van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving enkele vervolgvragen gesteld. In uw brief met referentienummer 170594–07U stelt u zeven vragen, die ik hierbij één voor één zal beantwoorden.

Vraag 1

In de beantwoording door de regering van de vorige Kamervragen n.a.v. de planmonitor (Kamerstukken 2023/24, 34 682, S.) valt te lezen dat de regering van mening is dat de hoogspanningsleidingen over kwetsbare gebieden zoals de Beemster richting Noord-Holland Noord nodig zijn voor andere ruimtelijke ontwikkelingen dan de datacenters.

1a. Welke ruimtelijke ontwikkelingen zijn dit dan?

1b. Waarom is juist hier gekozen voor bovengrondse leidingen van 380KV?

1c. Zijn er ook andere mogelijkheden?

Antwoord vraag 1a

De nieuw te realiseren 380kV-hoogspanningsverbinding en hoogspanningsstations moeten bijdragen aan het oplossen:

  • Van bestaande knelpunten en van toekomstige knelpunten die onder meer ontstaan als gevolg van de elektrificatie van gebouwverwarming en mobiliteit op 150kV-niveau in Noord-Holland Noord;

  • Het scheppen van de infrastructurele randvoorwaarden voor de verdere verduurzaming van de industrie in Noord-Holland en voor diverse andere maatschappelijke ontwikkelingen.

Door de ontwikkeling wordt bijgedragen aan de leveringszekerheid door:

  • De toekomstbestendige uitbreiding van de transportcapaciteit in Noord-Holland Noord;

  • Indien besloten wordt dat een aanlanding van wind op zee in de Kop van Noord-Holland gerealiseerd kan worden: Aan het voorzien in voldoende transportcapaciteit om duurzaam opgewekte elektriciteit op grootschalige productielocaties te transporteren naar het 380kV-hoogspanningsnet.

Antwoord vraag 1b

De nieuwe verbinding wordt in beginsel bovengronds aangelegd, in lijn met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Belangrijkste redenen hiervoor zijn de kostprijs en het borgen van de leveringszekerheid. Ondergrondse aanleg kan alleen worden overwogen in gebieden met een bijzonder complexe omgeving, met name voor kortere trajecten waar inpassing bovengronds niet mogelijk is.

Antwoord vraag 1c

In september 2024 zal in het kader van de milieueffectrapportage bij het project «380 kV Netuitbreiding Noord-Holland Noord» de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau (cNRD) gepubliceerd worden waarin corridors worden opgenomen. Deze corridors worden daarna verder onderzocht om te zien of daarin een 380kV-hoogspanningsverbinding gerealiseerd kan worden. Dan wordt duidelijk of een van de corridors door De Beemster zal gaan. In 2025 zal door middel van een voorkeursbeslissing worden besloten welk tracé verder tot op perceelniveau uitgewerkt wordt om de hoogspanningsverbinding in te passen.

De aanleg van een nieuwe 380-kV-verbinding valt onder de Projectprocedure. Voor invoering van Omgevingswet was dit de Rijkscoördinatieregeling. Dat betekent dat de Ministeries van EZK en BZK het bevoegd gezag vormen. Als eerste stap is in juni 2023 een zogenoemd «Voornemen en voorstel voor participatie» ter inzage gelegd. Daarin zijn nog geen tracé-alternatieven opgenomen, maar alleen een ruim zoekgebied voor de nieuwe verbinding, zodat inwoners van Noord-Holland en andere belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de plannen kunnen reageren.

Vraag 2

Er wordt door de leden geconstateerd dat de NOVI een lappendeken van ruimtelijke regimes laat zien die in sommige gebieden nauwelijks nog ontwikkelingen mogelijk maken. Een keus is volgens deze leden dan om de ontwikkelingen (deels) af te remmen of te verplaatsen.

2a. Is het ook mogelijk om te snijden in het aantal ruimtelijke regimes?

2b. Zo ja, op welke wijze wil de regering dit bewerkstelligen?

Vraag 3

Hoe gaat de regering ervoor gaat zorgen dat een aantal regio’s als gevolg van de ruimtelijke regimes niet nog verder op slot komen te zitten?

Antwoord vraag 2 en 3

In oktober 2023 heb ik de Contourennotitie Nota Ruimte (Kamerstukken TK 2023/24, 29 435-264) aan uw Kamer aangeboden waarin ik beschrijf dat het kabinet toewerkt naar een nieuwe Nota Ruimte. Om alle ruimtelijke opgaven zo goed mogelijk in samenhang vorm te geven en rechtvaardige keuzes te kunnen maken, zodat ook toekomstige generaties verzekerd zijn van een hoge kwaliteit van leven, is het essentieel dat het Rijk regie neemt met een nieuwe Nota Ruimte. Deze nieuwe Nota Ruimte wordt het lange termijn toekomstperspectief op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland met keuzes en richtingen voor 2030 en 2050 en een doorkijk naar 2100. In het debat over de ruimtelijke ordening op 25 april 2024 zal ik de voortgang van de Nota Ruimte met u bespreken.

In de nieuwe Nota Ruimte zullen integrale richtinggevende keuzes worden gemaakt. Ruimtelijke regimes, zoals de bescherming van drinkwaterwingebieden, hebben als doel om de leefomgevingskwaliteit te waarborgen op zowel de korte als de lange termijn. Snijden in regimes is hierbij alleen mogelijk als zeker is dat dit geen negatieve gevolgen heeft op zowel de korte als de lange termijn.

In de nieuwe Nota Ruimte nemen we afscheid van het oude adagium «sterker maken wat sterk is» en gaan we werken op basis van een visie die «Heel Nederland» sterker maakt en «Heel Nederland» benut. Dat dit nodig is, bleek eerder onder meer uit het advies «Elke regio telt» (Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Raad voor het Openbaar Bestuur, Raad van State, 2023). Het Rijk heeft te lang geïnvesteerd in gebieden die al sterk waren, waardoor er onwenselijke verschillen tussen en in regio’s zijn ontstaan. We willen daarom recht doen aan alle regio’s en de onderscheidende kracht van alle delen van Nederland aanspreken. Zo bouwen we richting 2050 aan een Nederland zonder grote verschillen in kwaliteit van leven of in ruimtelijke kwaliteit. En op die manier levert heel Nederland een bijdrage aan de ruimtelijke opgaven en transities waar we voor staan.

Vraag 4

Er wordt geconstateerd dat de regering bij woningbouw vooral voor verdere verstedelijking kiest, terwijl een groot deel van de bevolking de voorkeur geeft aan wonen in een landelijk gebied.

Wat is de regering voornemens te doen om de verschillen tussen stads- en plattelandsregio’s niet verder te vergroten?

Antwoord vraag 4

Vorig jaar zijn tussen Rijk en provincies woondeals gesloten die betrekking op woningbouw in het hele land, zowel in stedelijke als meer landelijke gebieden. Voor alle provincies en woondealregio’s zijn afspraken gemaakt over de woningbouwopgave. Samen met medeoverheden en marktpartijen werken we aan deze opgave en bespreken we belemmeringen en oplossingsrichtingen. Vanuit het Rijk zijn naast ondersteuning financiële middelen beschikbaar gesteld om de woningbouw te versnellen. Daarom zal in de Nota Ruimte aandacht zijn voor woningbouw in zowel stedelijke regio’s, bijvoorbeeld via verdichting, grootschalige woningbouwlocaties, als ook in plattelandsregio’s waar kernen door het bijbouwen van «een straatje erbij» vitaal kunnen blijven.

Vraag 5

Er wordt bij het lezen bij de beantwoording door de regering van de eerder gestelde vraag 7a dat een heroverweging van planlocaties in kwetsbare gebieden een afweging is van de bevoegde gezagen. Er wordt opgemerkt dat de regering daarbij voorbijgaat aan kwetsbare situaties die lokaal en regionaal overstijgend zijn en dus het Rijksbelang raken. Denk bijvoorbeeld aan overstromingen.

5a. Hoe ziet de regering de rol van de Rijksoverheid in deze gevallen?

5b. Hoe wordt geborgd dat in deze gevallen afstemming en samenwerking plaatsvindt en de bevoegdheden voor eenieder duidelijk zijn?

Antwoord vraag 5a en 5b

In situaties waar sprake is van kwetsbare waarden die lokaal of regionaal grensoverschrijdend zijn, draagt het Rijk een verantwoordelijkheid. Onder deze nationale verantwoordelijkheid vallen bijvoorbeeld gebiedsoverstijgende zaken als waterveiligheid, waarborgen van een gezonde leefomgeving, en beschikbaarheid van voldoende zoet water. We werken toe naar nationale hoofdstructuren en afwegingen die richtinggevend zijn en via de Nota Ruimte ook bindend zijn voor het Rijk. Idealiter krijgt dit kader vervolgens een doorwerking in omgevingsplannen en visies van provincies en gemeenten. De Nationale Omgevingsvisie wordt samen met de provincies, gemeenten en waterschappen uitgewerkt in het NOVEX-traject. We werken daarbij toe naar ruimtelijke arrangementen met de provincies en naar zestien uitvoeringsagenda’s voor de NOVEX-gebieden. In bijzondere gevallen kan er ook gebruik gemaakt worden van het instrumentarium uit de Omgevingswet, zoals het Besluit Kwaliteit Leefomgeving of instructieregels die een rechtstreekse werking hebben.

Vraag 6

De leden lezen bij de beantwoording van de eerder door hen gestelde vraag 7.d. dat de regering uitspreekt dat zij pijplijnprojecten zoveel mogelijk wenst te voorkomen. Tegelijkertijd biedt de regering terecht ook de mogelijkheid om lopende initiatieven te eerbiedigen. Deze leden vinden het belangrijk dat betrokken partijen hier in een zo vroeg mogelijk stadium op kunnen anticiperen.

6a. Gelet hierop is de vraag aan de regering aan welke concrete initiatieven zoal wordt gedacht.

6b. En op basis van welke afwegingen wordt (straks) bepaald wat wel en wat geen pijplijnproject is?

Antwoord vraag 6a en vraag 6b

In het algemeen geldt dat wanneer een nationaal belang in het geding is, het Rijk, dan wel de Minister die dit specifieke belang behartigt, het bevoegd gezag is. Het is aan het bevoegd gezag om bij het opstellen van beleid te bepalen wanneer er sprake is van pijplijnplannen. Pijplijnplannen zijn hierbij plannen of initiatieven waarover de overheid al een beslissing heeft genomen of een juridische verplichting is aangegaan. Meestal is er sprake van plannen wanneer bij de invoering van nieuw beleid een bepaald stadium van democratische besluitvorming al is gepasseerd. Hoe hier bij de verdere uitwerking van beleid mee omgegaan wordt, kan echter per gebied en per beleidsthema variëren.

Vraag 7

Er wordt geconstateerd dat er sprake is van maatschappelijk ecologische doelstellingen om kwetsbare gebieden te beschermen. Hieronder vallen de Natura 2000-gebieden, gebieden ter bescherming van de waterveiligheid en waterhuishouding, erfgoedgebieden en waardevolle cultuur- en landschappelijke gebieden. De voortschrijdende verstedelijking kan die doelstellingen volgens deze leden in gevaar brengen.

(Er wordt op gewezen dat deze voortschrijdende verstedelijking een gevolg is van het huidige immigratiebeleid).

Kan de regering aangeven op welke wijze de maatschappelijk ecologische doelstellingen ter bescherming van kwetsbare gebieden tegen de voortschrijdende verstedelijking op langere termijn gegarandeerd kunnen worden (in geval van ongewijzigd immigratiebeleid)?

Antwoord vraag 7

Bij nieuwe verstedelijking wordt altijd gezocht naar de beste locatie binnen de bestaande functies en waarden. Uiteraard moet daarbij rekening worden gehouden met bestaande regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Omgevingswet. Daarin zijn de regels opgenomen die onze leefomgeving en onze natuur moeten beschermen. Tegelijkertijd is de hoeveelheid ruimte een gegeven terwijl de verschillende opgaven zoals woningbouwopgave, energietransitie, klimaatadaptatie, biodiversiteit, landbouw, schoon drinkwater en de behoeften een groene en gezonde leefomgeving alleen maar om meer ruimte vragen. De nieuwe Nota Ruimte, waaraan momenteel wordt gewerkt, biedt een

langetermijnvisie op ons land en zal antwoord geven op de vraag hoe we met de schaarse ruimte omgaan en tegelijkertijd onze ambities kunnen waarmaken. Hoe we met elkaar vorm en richting willen geven aan de grote opgaven waarvoor we gesteld staan. Daarin kijken we vooruit naar 2030, 2050 en naar 2100. Ik verwijs u naar de contourennotitie die in oktober 2023 naar de Kamer is gestuurd (kamerstuk TK 2023/24, 29 435-264).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S, p. 6–7.

X Noot
5

Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S, p. 7.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 34 682, S, p. 8.

Naar boven