Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2024
In mijn brief van 23 januari 2024 (Kamerstuk 34 682, nr. 186) heb ik u geïnformeerd over het kabinetsbesluit ten aanzien van de reservering van
€ 1,28 miljard voor de uitvoering van eerste maatregelen die volgen uit de gebiedsprogramma’s.
In die brief informeerde ik u ook over het proces dat hiervoor is doorlopen en via
welk proces de daadwerkelijke toekenning van middelen verloopt en de realisatie van
doelbereik wordt geborgd. Uw Kamer heeft bij de stemming over de begrotingsbehandeling
LNV inmiddels met deze reservering ingestemd. Dat is een belangrijk besluit geweest
omdat we hierdoor voortgang kunnen blijven boeken in de aanpak van de natuur-, stikstof-,
water- en klimaatopgaven in het landelijk gebied.
Ik meldde in mijn brief ook dat nog niet alle ingediende maatregelen van de provincies
waren beoordeeld en dat hier nog een vervolg op zou komen. In totaal hebben provincies
284 maatregelen1 ingediend voor de jaren 2024–2026. In augustus 2023 is parallel aan het rijkstoetsproces
van de gebiedsprogramma’s en maatregelpakketten door LNV een quick scan uitgevoerd
naar maatregelen die kansrijk zijn voor financiering. Wageningen Economic Research
(WEcR) is gevraagd een appreciatie te maken van alle door provincies per 1 juli 2023
ingediende eerste maatregelpakketten. Om de appreciatie volgens het benodigde tijdpad
op te leveren heeft WEcR eerst de appreciatie uitgevoerd van de in de quick scan geïdentificeerde
kansrijke maatregelen. Dit betrof de 173 maatregelen waarover u reeds bent geïnformeerd.
Ondertussen heeft WEcR ook de resterende (111) maatregelen beoordeeld. Die beoordeling
doe ik u hierbij toekomen. Het rapport wordt hiermee vrijgegeven op het publicatie
portaal van WEcR [https://edepot.wur.nl/651107].
Daarmee zijn nu alle maatregelpakketten die door provincies in 2023 zijn ingediend
voorzien van een externe beoordeling door kennisinstellingen.
Uit de beoordeling blijkt dat in deze tweede set nog een aantal maatregelen zit met
aannemelijke bijdragen aan doelbereik (veelal met ook voldoende aandacht voor risicobeheersing)
én een aantal maatregelen gericht op het gebiedsproces, die randvoorwaardelijk zijn
voor de gebiedsgerichte aanpak.
De beoordeling van de afzonderlijke maatregelen door WEcR is reeds met iedere provincie
gedeeld. Zij kunnen de lessen uit de beoordeling gebruiken in het verbeteren van de
maatregelpakketten die zij tot 1 april kunnen indienen.
Ik bespreek binnen het kabinet of er mogelijkheden zijn om ook voor deze maatregelen,
net als voor de maatregelen uit de eerste beoordeling, onderbouwd middelen te reserveren,
zodat hiervoor nog in 2024 middelen voor provincies beschikbaar kunnen komen. Zodra
hier beter zicht op is, zal ik u hierover vanzelfsprekend informeren.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink