Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2023
Met deze brief reageer ik – in afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties – op het verzoek van het lid Van der Plas (BBB) in de Regeling
van Werkzaamheden van 6 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 31, Regeling van Werkzaamheden), alsmede in de begrotingsbehandeling van het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 7 december van dat jaar (Handelingen II
2022/23, nr. 32, debat over Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds),
om de hoofdlijnennotitie NPLG (versie van 27 september) aan de Kamer te sturen. De
versie waar het lid Van der Plas om verzoekt betreft een vroege ambtelijke versie
van het «Ontwikkeldocument NPLG» dat op 25 november 2022 gepubliceerd is1.
Het beleid van het kabinet is om dergelijke ambtelijke concepten niet te openbaren.
De versie van 27 september 2022 is niet door mij of andere betrokken bewindslieden
gezien. Het betreft hier een eerste ambtelijk concept aan het begin van het ambtelijk
beleidsvormingsproces, waarbij er nog geen gedragen ambtelijk voorstel bestond. Voor
dergelijke ambtelijke concepten geldt dat deze niet worden verstrekt. In de fase waarin
een ambtelijk advies nog vorm moet krijgen, moet er immers ambtelijk ruimte zijn om
in vertrouwelijkheid concepten en gedachten met elkaar uit te wisselen. Daarnaast
staan deze trajecten ten midden van een beleidsvormingsproces. In dit concept werd
onder andere nog gesproken over het gebruik van schaarse ruimte in Nederland en de
onderliggende belangenafwegingen. De belangenafweging over schaarse ruimte in Nederland
wordt nu in de uitwerking van het ontwerp NPLG, de gebiedsprogramma’s NPLG en de gesprekken
die nu gaande zijn bij het Landbouwakkoord besproken.
In uw brief van 12 december 2022 over voornoemd verzoek van het lid Van der Plas verzoekt
u mij om in te gaan op de weigeringsgrond die aan deze weigering ten grondslag ligt.
Ik benadruk dat de informatierelatie tussen de Staten-Generaal en het kabinet wordt
genormeerd door artikel 68 van de Grondwet. Uit dit artikel volgt dat inlichtingen
niet worden verstrekt wanneer dit in strijd zou zijn met het belang van de staat.
Het is kabinetsbeleid om gerichte verzoeken van Kamerleden om specifieke documenten
in beginsel te honoreren, maar dit wordt vanzelfsprekend begrensd door de noodzakelijk
bescherming van het belang van de staat. Om bovengenoemde redenen moet het verstrekken
van het ambtelijke concept, waar het verzoek van het lid Van der Plas betrekking op
heeft, in strijd met het belang van de staat worden geacht.
Bovenstaande overziend zal ik geen gehoor geven aan het verzoek van het lid Van der
Plas om de vroege ambtelijke versie van de hoofdlijnennotitie NPLG (versie 27 september)
aan de Kamer toe te sturen. Uiteraard ben ik graag bereid om over alle definitieve
beleidsdocumenten met de leden van de Kamer in debat te gaan, zoals tijdens het Commissiedebat
Nationaal Programma Landelijk Gebied op 1 februari 2023.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink