34 682 Nationale Omgevingsvisie

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 106 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2022

Naar aanleiding van een column in de Volkskrant zijn er vragen gesteld over een gemaakte analyse van de Wageningen Environmental Research (WEnR) en SOVON Vogelonderzoek Nederland (SOVON) in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze analyse was voor intern gebruik ten behoeve van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), maar stuur ik u toe op verzoek van de Kamer.

In de quickscan «Benodigde oppervlakte extra natuur voor de Natura 2000-doelen»1 is met behulp van expert judgement een inschatting gemaakt van de minimaal benodigde arealen van verschillende natuurtypen om op termijn in Nederland te komen tot een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitats uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). In de quickscan is voor de hectareschatting als uitgangspunt gekozen voor maximale functiecombinatie (conform de NOVI): het realiseren van natuurdoelen in combinatie met ander landgebruik, zoals agrarisch gebruik.

De analyse is nadrukkelijk een inschatting van de benodigde hectares voor een 100% goede staat van instandhouding (hiervoor bestaat op dit moment geen realisatietermijn in de Europese wet- en regelgeving) op basis van de meest recent beschikbare data. Deze informatie is grotendeels al openbaar beschikbaar, een deel zal in januari aanvullend door de kennisinstellingen worden gepubliceerd. De data en beschikbare kennis over de soorten en habitats en hun vereisten om te komen tot een gunstige staat van instandhouding in Nederland zijn in constante ontwikkeling. De quickscan moet daarmee gezien worden als een stap in de langere ontwikkeling om te komen tot (kennis over) de gunstige staat van instandhouding en het formuleren van bijbehorende doelstellingen. Om invulling te geven aan de ambitie van 30% natuurherstel ga ik samen met mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werken aan een breed gedragen uitwerking, samen met agrarische sectoren, natuurorganisaties en provincies. In het voorjaar kan met de uitkomsten van de natuurdoelanalyses een volgende stap gezet worden, die vervolgens kan landen in de gebiedsplannen en uiteindelijk integraal beoordeeld zal worden door de Ecologische Autoriteit.

Hoewel de kennisontwikkeling rondom de opgave ook na 1 juli 2023 niet stopt, helpen dergelijke analyses bij het sturen op de doelstelling voor de VHR zoals geformuleerd in het NPLG (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105). Zo werken we parallel aan kennisontwikkeling én herstelmaatregelen in de gebiedsplannen en gaat er niet onnodig tijd verloren. De doelstelling richt zich daarbij, conform het NPLG en de conceptverordening Natuurherstel (hierna: Verordening) op het overbruggen in 2030 van 30% van de resterende opgave naar een landelijke gunstige staat van instandhouding. Het kabinet is kritisch op de genoemde ambities in de Verordening voor 2040 (60%) en 2050 (90%). Door wel te sturen op de 30% doelstellingen voor 2030 voorkomt het kabinet dat tussentijds in het NPLG, na vaststelling van de Verordening, alsnog bijgestuurd zou moeten worden op doelstellingen voor natuur in de gebiedsplannen. Daarbij is het halen van dit doel in belangrijke mate overlappend met het voorgenomen beleid en worden zo belangrijke no-regret stappen gezet voor het binnen bereik houden van een gunstige staat van instandhouding.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Zie bijlagen.

Naar boven