Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2022
Naar aanleiding van een column in de Volkskrant zijn er vragen gesteld over een gemaakte
analyse van de Wageningen Environmental Research (WEnR) en SOVON Vogelonderzoek Nederland
(SOVON) in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze
analyse was voor intern gebruik ten behoeve van het Nationaal Programma Landelijk
Gebied (NPLG), maar stuur ik u toe op verzoek van de Kamer.
In de quickscan «Benodigde oppervlakte extra natuur voor de Natura 2000-doelen»1 is met behulp van expert judgement een inschatting gemaakt van de minimaal benodigde arealen van verschillende natuurtypen
om op termijn in Nederland te komen tot een gunstige staat van instandhouding van
soorten en habitats uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). In de quickscan is voor
de hectareschatting als uitgangspunt gekozen voor maximale functiecombinatie (conform
de NOVI): het realiseren van natuurdoelen in combinatie met ander landgebruik, zoals
agrarisch gebruik.
De analyse is nadrukkelijk een inschatting van de benodigde hectares voor een 100% goede staat van instandhouding (hiervoor
bestaat op dit moment geen realisatietermijn in de Europese wet- en regelgeving) op
basis van de meest recent beschikbare data. Deze informatie is grotendeels al openbaar
beschikbaar, een deel zal in januari aanvullend door de kennisinstellingen worden
gepubliceerd. De data en beschikbare kennis over de soorten en habitats en hun vereisten
om te komen tot een gunstige staat van instandhouding in Nederland zijn in constante
ontwikkeling. De quickscan moet daarmee gezien worden als een stap in de langere ontwikkeling
om te komen tot (kennis over) de gunstige staat van instandhouding en het formuleren
van bijbehorende doelstellingen. Om invulling te geven aan de ambitie van 30% natuurherstel
ga ik samen met mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werken
aan een breed gedragen uitwerking, samen met agrarische sectoren, natuurorganisaties
en provincies. In het voorjaar kan met de uitkomsten van de natuurdoelanalyses een
volgende stap gezet worden, die vervolgens kan landen in de gebiedsplannen en uiteindelijk
integraal beoordeeld zal worden door de Ecologische Autoriteit.
Hoewel de kennisontwikkeling rondom de opgave ook na 1 juli 2023 niet stopt, helpen
dergelijke analyses bij het sturen op de doelstelling voor de VHR zoals geformuleerd
in het NPLG (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105). Zo werken we parallel aan kennisontwikkeling én herstelmaatregelen in de gebiedsplannen
en gaat er niet onnodig tijd verloren. De doelstelling richt zich daarbij, conform
het NPLG en de conceptverordening Natuurherstel (hierna: Verordening) op het overbruggen
in 2030 van 30% van de resterende opgave naar een landelijke gunstige staat van instandhouding.
Het kabinet is kritisch op de genoemde ambities in de Verordening voor 2040 (60%)
en 2050 (90%). Door wel te sturen op de 30% doelstellingen voor 2030 voorkomt het
kabinet dat tussentijds in het NPLG, na vaststelling van de Verordening, alsnog bijgestuurd
zou moeten worden op doelstellingen voor natuur in de gebiedsplannen. Daarbij is het
halen van dit doel in belangrijke mate overlappend met het voorgenomen beleid en worden
zo belangrijke no-regret stappen gezet voor het binnen bereik houden van een gunstige
staat van instandhouding.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink