34 669 Regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315)

C NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1 EN VOOR EUROPESE ZAKEN2

Vastgesteld 1 mei 2017

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord van onderhavig wetsvoorstel en hebben nog enige aanvullende vragen aan de regering.

2. Associatieovereenkomst

Zien de leden van de SP-fractie het juist – gelezen de memorie van antwoord – dat de regering bevestigt dat er inderdaad geen enkele wijziging – hoe groot of klein ook – is aangebracht in de door een ruime meerderheid van de Nederlandse kiezers afgewezen Associatieovereenkomst? Hoe rijmt de regering dan het volstrekt ongewijzigd voorleggen van die Associatieovereenkomst ter inwerkingtreding met de uitspraak van de Minister-President na het referendum van 6 april 2016 dat «bij zo’n nee het verdrag met Oekraïne niet zonder meer geratificeerd kan worden door Nederland», zo vragen deze leden.

3. Juridisch bindende verklaring

Zien de leden van de SP-fractie – gelezen de memorie van antwoord – het juist dat de zogenoemde «juridisch bindende verklaring» die voor de regering het excuus is geworden in strijd met eerdere uitspraken toch tot ratificering van de associatieovereenkomst over te gaan, inderdaad op geen enkele wijze door verdragspartner Oekraïne is ondertekend en derhalve voor Oekraïne geen enkele bindende werking kan hebben? En dat kennelijk zelfs niet eens overwogen is om Oekraïne tot medeondertekening te brengen? En dat daaruit voor deze leden volgt dat Oekraïne door deze – door de regering zo hoog gewaardeerde – verklaring op werkelijk geen enkele wijze beperkt zal worden in het zich beroepen op alle in het verdrag opgenomen bepalingen over politieke, economische, juridische, militaire en andere samenwerking?

Zien de leden van de SP-fractie het juist – gelezen de memorie van antwoord – dat de regering inmiddels erkent dat de door haar bewerkstelligde «juridisch bindende verklaring» vanwege het niet betrekken van Oekraïne erbij, een geheel andere aard heeft dan een «interpretatieve verklaring» die wordt genoemd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, omdat die erop gericht is alle aan het verdrag deelnemende partijen te binden?

4. EU-lidmaatschap

De leden van PVV-fractie hebben in het voorlopig verslag gevraagd of Oekraïne al een aanvraag heeft ingediend voor lidmaatschap van de EU. Zo dit het geval is, dan worden deze leden graag door de regering geïnformeerd wanneer deze aanvraag heeft plaatsgevonden en hoe de EU-lidstaten hierop hebben gereageerd. De leden van de PVV-fractie ontvangen in dat geval graag de reactie per lidstaat. Mocht dit niet het geval zijn, dan vragen de aan het woord zijnde leden wanneer deze aanvraag voor het EU-lidmaatschap dan wordt verwacht. De regering heeft deze vragen in de memorie van antwoord niet beantwoord. Deze leden verzoeken de regering daarom deze vragen alsnog te beantwoorden.

5. Corruptiebestrijding

Zien de leden van de SP-fractie het juist – gelezen de memorie van antwoord – dat de regering van mening is dat – zonder ook maar een enkele tekstwijziging aan te brengen in de Associatieovereenkomst en zonder Oekraïne bij de verklaring te betrekken –, de «juridisch bindende verklaring» «de centrale plaats van corruptiebestrijding binnen de overeenkomst expliciteert» en dat de regering daarmee bedoelt dat corruptiebestrijding door de verklaring nu wel een centrale rol in de overeenkomst krijgt, waar de overeenkomst corruptiebestrijding niet noemt bij de kerndoelstellingen van de overeenkomst? En hoe rijmt de stelling van de regering dat Oekraïne sinds de ingang van de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst vooruitgang geboekt heeft op verschillende fronten van de corruptiebestrijding, zich met het gegeven dat het land nog steeds als het meest corrupte land van Europa geldt en er van een effectieve bestrijding van corruptie nog steeds geen sprake is volgens internationale experts?

6. Leningen

De EU heeft voor Oekraïne 3,41 miljard euro vrijgemaakt aan leningen, waarvan 2,2 miljard euro is uitgekeerd. Aan deze leningen zijn voorwaarden verbonden over de economische hervormingen die Oekraïne moet doorvoeren om de economie weer gezond te krijgen. De leden van de PVV-fractie hebben daarover de volgende vragen. Welke financiële voorwaarden zijn aan deze leningen verbonden, zoals looptijd en verschuldigde rente? Staan er sancties op het niet voldoen aan deze voorwaarden? Zo ja, wat houden deze in? Zo nee, waarom niet? Kan de regering voorts deze leden aangeven wat de rol is van het IMF in deze?

7. Geopolitiek

Zien de leden van de SP-fractie het juist – gelezen de memorie van antwoord – dat de regering inmiddels als een van de hoofddoelstellingen van ratificatie van de Associatieovereenkomst ziet «het ervoor zorgen dat de Europese Unie een verenigd front kan blijven vormen tegen het destabiliserende buitenlandbeleid van Rusland», hoewel die doelstelling op geen enkele wijze genoemd wordt in het betreffende verdrag, en de regering ook nu nog van mening zegt te zijn dat het verdrag op geen enkele manier tegen Rusland gericht zou zijn? Geeft de regering daarmee geen volstrekt andere duiding van de Associatieovereenkomst dan destijds bij de parlementaire behandeling ervan? Zien de leden van de SP-fractie het juist dat met name onder druk van de Europese Unie de regering, ondanks de uitslag van het referendum, besloten heeft de ratificatie van de Associatieovereenkomst door te zetten? Moeten de leden van de SP-fractie de uitspraak van de Minister-President dat «het belang van deze overeenkomst veel groter is dan Nederland» in dat licht zien? En wil dat zeggen dat de duidelijke uitspraak van de Nederlandse kiezers het uiteindelijk aflegt tegen de druk vanuit de Europese Unie, zo vragen deze leden.

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor Europese Zaken zien de nadere memorie van antwoord graag zo spoedig mogelijk tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Schrijver

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bergman


X Noot
1

Samenstelling Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Kox (SP), (vicevoorzitter), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), (vicevoorzitter), Strik (GL), Knip (VVD), Barth (PvdA), Faber-van de Klashorst (PVV), De Graaf (D66), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Martens (CDA), Schrijver (PvdA), (voorzitter), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Lintmeijer (GL), Van Rij (CDA), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Overbeek (SP), Sini (PvdA) en Baay-Timmerman (50PLUS).

X Noot
2

Samenstelling Europese Zaken:

Kox (SP), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Strik (GL), Backer (D66), Faber-van de Klashorst (PVV), Martens (CDA), Postema (PvdA), Schrijver (PvdA), (vicevoorzitter), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), (voorzitter), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Schaper (D66), Stienen (D66), Van de Ven (VVD), Overbeek (SP),Sini (PvdA) en Baay-Timmerman (50PLUS).

Naar boven