34 659 (R2084) Wijziging van artikel 124 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage, 26 november 2015

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 januari 2017.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 16 februari 2017.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2017

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 november 2015 te «s-Gravenhage tot stand gekomen Wijziging van artikel 124 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2016, nr. 74).

Een toelichtende nota bij deze Verdragswijziging treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 18 januari 2017 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

Schrapping van artikel 124 van het Statuut

Op 17 juli 1998 kwam te Rome tot stand het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2000, 120; hierna: het Statuut). Bij dit verdrag is het Internationaal Strafhof in het leven geroepen dat bevoegd is rechtsmacht uit te oefenen over personen ter zake van de meest ernstige internationale misdrijven.

Het Statuut is bij rijkswet goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk (zie Stb. 2001, 343) en is op 1 juli 2002 voor het gehele Koninkrijk in werking getreden. Voor een toelichting op het verdrag wordt verwezen naar de memorie van toelichting die ten behoeve van de parlementaire goedkeuring was opgesteld (zie Kamerstukken II 2000–2001, 27 484 (R 1669), nr. 3).

Van 18 tot en met 26 november 2015 vond in ’s-Gravenhage de 14e Vergadering van de Staten die partij zijn bij het Statuut plaats. Tijdens deze vergadering is bij consensus een resolutie aangenomen die ertoe strekt dat artikel 124 van het Statuut wordt geschrapt.1

Artikel 124 bevat voor een staat, wanneer deze partij wordt bij het Statuut, een overgangsregeling die het mogelijk maakt voor deze staat om ervoor te kiezen dat zijn onderdanen gedurende zeven jaar na betreffende ratificatie van het Statuut niet onder de jurisdictie van het Hof op het gebied van oorlogsmisdaden vallen.

Artikel 124 stelt dat het in dit artikel bepaalde kan worden herzien. Echter, zoals hiervoor al opgemerkt, heeft de Vergadering van verdragspartijen besloten het artikel te schrappen. Een aantal delegaties heeft geopperd dat artikel 124 wellicht een positieve invloed zou kunnen uitoefenen op de universaliteit van het Statuut van Rome. Hier is uiteindelijk aan voorbij gegaan, gezien het feit dat het artikel een overgangsregeling betreft en het artikel zelden is ingeroepen. Slechts twee landen, Frankrijk en Colombia, hebben gebruik gemaakt van het artikel. Frankrijk heeft in 2008 zijn verklaring ingetrokken. De effecten van de verklaring van Colombia zijn op 1 november 2009 verstreken. Nederland heeft zich bij het algemene standpunt van de Vergadering aangesloten.

Procedurele aspecten

Voor het aannemen van de wijziging, die betrekking heeft op het schrappen van artikel 124 van het Statuut, is de procedure gevolgd zoals omschreven in artikel 121 van het Statuut.

Voor de inwerkingtreding van een wijziging is de hoofdregel dat als zevenachtste van het aantal partijen bij het Statuut de wijziging heeft bekrachtigd, deze wijziging voor alle partijen van kracht wordt (zie artikel 121, vierde lid). Gezien de hoge drempel voor inwerkingtreding zal de onderhavige parlementaire goedkeuringsprocedure met betrekking tot de deze wijziging zonder meer zijn afgerond voordat de wijziging in werking treedt.

Koninkrijkspositie

De wijziging van het Statuut zal gelden voor het Europese deel en het Caribische deel van Nederland.

Zoals in de inleiding is aangegeven geldt het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof voor het gehele Koninkrijk. De onderhavige wijziging van het Statuut zal dan ook voor het gehele Koninkrijk worden goedgekeurd. De regering van Curaçao heeft aangegeven medegelding wenselijk te achten. Van Aruba en Sint Maarten is nog geen bevestiging over de medegelding ontvangen omdat de regeringen van die landen hierover nog geen besluit hebben kunnen nemen. Wanneer deze landen hebben aangegeven dat medegelding van de wijziging gewenst is, zal de onderhavige wijziging van het Statuut eveneens voor die landen kunnen worden aanvaard.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Resolutie van 26 november 2015, ICC-ASP/14/Res.2. De resolutie kan worden geraadpleegd op de website van het Internationaal Strafhof: https://www.icc-cpi.int/iccdocs/asp_docs/Resolutions/ASP14/ICC-ASP-14-Res2-ENG.pdf.

Naar boven