De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat in gevallen waarin er vragen zijn gerezen over het politieoptreden
in een concrete situatie, de korpschef een beslissing kan nemen ten aanzien van het
disciplinaire traject;
constaterende, dat dit disciplinaire traject een interne procedure is die exclusief
wordt gestuurd door de politieleiding via de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten
(VIK);
overwegende, dat deze procedure niet transparant is, omdat de toetsing, de beoordeling
en het sanctiebesluit alleen kenbaar zijn voor de politieambtenaar zelf, waardoor
de organisatie als geheel er nu te weinig van leert, de burger buiten spel staat en
er regionale verschillen ontstaan in de afhandeling van disciplinaire zaken;
overwegende, dat burgers geen tuchtrechtzaken kunnen starten tegen individuele agenten,
terwijl dit binnen andere beroepsgroepen zoals advocaten, psychologen en accountants
goed geregeld is;
overwegende, dat in het politierapport «Kwaliteit interne onderzoeken» van 29 oktober
2020 geadviseerd wordt een landelijk organisatorische voorziening in te richten (eventueel
met een flexibele schil met in- en externe experts) ten behoeve van grotere, complexere,
politiek gevoelige of eenheidsoverstijgende onderzoeken;
spreekt als haar mening uit dat een vorm van tuchtrecht voor het optreden van individuele
politieambtenaren gewenst is met inachtneming van beginselen van openbaarheid, onafhankelijkheid,
specifieke deskundigheid, transparantie en waarin een formele rol voor de burger/het
slachtoffer is weggelegd;
verzoekt de regering met inachtneming van bovenstaande de mogelijkheden te onderzoeken
van een nieuw disciplinair systeem van onderzoek naar en beoordeling van de wijze
waarop de politieambtenaar in concrete situaties onjuist heeft gehandeld, en de Eerste
Kamer daarover te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dittrich
Veldhoen
Vos
Backer
Janssen
Nicolaï
Talsma