Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
Onder verwijzing naar het verslag van het wetgevingsoverleg van 14 oktober 2019 dat
ik met de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar (Kamerstuk 34 641, nr. 22) heb gevoerd, vraag ik graag uw aandacht voor het volgende.
Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar bevat een aantal wijzigingen
van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering waardoor regels met
betrekking tot het onderzoek naar en de mogelijke vervolging en berechting van gevallen
van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren in de uitoefening van hun functie
beter zullen worden toegesneden op hun positie, taak en bevoegdheid. Het voorstel
is op 29 oktober 2019 met een ruime meerderheid door de Tweede Kamer aangenomen en
is thans aanhangig bij de Eerste Kamer.
Het wetsvoorstel omvat een voorziening op grond waarvan de rechtbank Midden-Nederland
exclusief bevoegd wordt de strafzaken te behandelen waarop het wetsvoorstel ziet.
Tijdens eerdergenoemd wetgevingsoverleg stelde het lid van uw Kamer, mevrouw Helder,
in verband met deze regeling mij de vraag of ook is voorzien in een aparte artikel
12 Sv-procedure voor de behandeling van klachten over het niet vervolgen van opsporingsambtenaren
wegens het gebruik van geweld in de uitoefening van hun functie. In antwoord op deze
vraag heb ik toen aangegeven dat door de regeling van de concentratie van de strafzaken
bij de rechtbank Midden-Nederland artikel 12 Sv-klachten in dergelijke zaken zullen
worden behandeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bij gelegenheid van de beantwoording van het voorlopig verslag van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid van de Eerste Kamer (Kamerstuk 34 641, B), waarin eveneens vragen over de concentratieregeling voor de behandeling van de
strafzaken tegen opsporingsambtenaren zijn gesteld, ben ik er evenwel op gestuit dat
uit de nu in het wetsvoorstel opgenomen regeling nog niet automatisch volgt dat het
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden exclusief bevoegd zal zijn voor de behandeling van artikel
12 Sv-klachten. Dit dient uitdrukkelijk te worden bepaald door een aanvulling van
artikel 12, eerste lid, Sv. Een voorstel voor deze wetswijziging heb ik opgenomen
in een reparatiewetsvoorstel dat nog dit voorjaar in procedure wordt gebracht. Ik
streef er uiteraard naar deze wetswijziging tegelijk met het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar in werking te laten treden, maar ik wil de brede invoering van
het nieuwe stelsel geweldsaanwending opsporingsambtenaar daarvan niet afhankelijk
maken. Mocht inwerkingtreding van het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar
derhalve eerder mogelijk zijn, dan zullen – conform de huidige praktijk – de vier
gerechtshoven nog tijdelijk bevoegd blijven kennis te nemen van artikel 12 Sv-klachten
over binnen hun rechtsgebied genomen beslissingen tot niet vervolging van gevallen
van geweldsaanwending door een opsporingsambtenaar in de uitoefening van zijn functie.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus