De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat artikel 17 van de Ambtsinstructie de politieambtenaar die geweld
heeft aangewend, verplicht hiervan onverwijld melding te doen aan diens meerdere die
dit vervolgens schriftelijk vastlegt in een daarvoor bestemd meldingsformulier;
constaterende dat de Nationale ombudsman in het rapport «Verantwoord politiegeweld»
(2 juni 2013, pagina 7) als aanbeveling heeft gedaan om naast de feiten en omstandigheden
ten aanzien van de geweldsaanwending, ook zoveel mogelijk de persoonlijke ervaring
en de gevoelens van de betrokken politieambtenaar in de geweldsmelding vast te leggen
en de Minister heeft aangegeven die aanbeveling over te nemen;
constaterende dat het meldingsformulier, de verklaring van de meerdere van de betrokken
politieambtenaar en de mededelingen van de betrokken politieambtenaar als bewijsmiddel
kunnen dienen in een eventuele strafrechtelijke procedure naar aanleiding van de geweldsaanwending;
van mening dat dit niet alleen zeer onwenselijk is, maar ten aanzien van de betreffende
agent ook in strijd is met het verbod op zelf-incriminatie, ofwel het nemo-teneturbeginsel;
verzoekt de regering, om wettelijk vast te leggen dat het meldingsformulier, de verklaring
van de betreffende opsporingsambtenaar en de verklaring van diens meerdere, gedaan
in het kader van de melding en afhandeling van de geweldsaanwending als bedoeld in
de artikelen 17 en 19 van de Ambtsinstructie, niet als bewijsmiddel kunnen dienen
in een eventueel strafproces jegens deze opsporingsambtenaar in verband met de betreffende
geweldsaanwending
en gaat over tot de orde van de dag.
Helder