34 617 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 22 december 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave:

I.

ALGEMEEN

1

     
 

1. Algemeen

1

 

2. Inwerkingtreding

8

 

3. Budgettaire consequenties, administratieve lasten en regeldruk

9

 

3.1 Uitkeringslasten

9

 

3.2 Uitvoeringskosten

9

 

3.3 Administratieve lasten en regeldruk

9

 

4. Overig

10

     

II.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

11

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Het kraamverlof is al decennia onderwerp van een (maatschappelijke) discussie. Dit wetsvoorstel beoogd om drie betaalde verlofdagen toe te voegen aan het reeds bestaande pallet van verlofvarianten, alle drie gefinancierd uit een andere bron. De leden van de VVD-fractie sommen ze voor de zekerheid op: verlof bij bevalling (voor rekening van de werkgever), kraamverlof met loondoorbetaling (indien opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) betaald door de werkgever) en calamiteitenverlof (voor rekening van werknemer of werkgever, afhankelijk van de cao of als maatwerkoplossing in onderling overleg). Daar komt dan nu het kraamverlof met uitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bij (voor rekening van de belastingbetaler).

Klopt het dat een vader hiermee – voor de mogelijke duur van negen dagen – in totaal met vier verschillende verlofvarianten te maken kan krijgen?

De Wet modernisering regelingen verlof en arbeidstijden uit 2014 had als doel om tot een vereenvoudiging van de verlofstructuur te komen. Is de regering van mening dat onderhavig wetsvoorstel recht doet aan deze intentie? Waarom is er niet voor gekozen om, in plaats van een nieuwe verlofvorm toe te voegen aan de serie, het wettelijk onbetaalde verlof om te zetten in een betaalde verlofvorm? De facto wordt de wettelijke verlofmogelijkheid nu immers uitgebreid naar acht dagen. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat iets wat in de volksmond aangeduid wordt met de eenvoudige term vaderschapsverlof, in zijn uitwerking een hoog bureaucratisch gehalte heeft en dat er betere oplossingen denkbaar zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is daar dan niet voor gekozen?

De regering neemt aan dat uitbreiding van het kraamverlof een positief effect zal hebben op de verdeling van arbeid en zorg tussen partners en op een meer evenwichtige positie van mannen en vrouwen op de werkvloer. Daarnaast levert, aldus de regering, een vroege betrokkenheid van beide ouders bij het kind een bijdrage aan de goede ontwikkeling van het kind. De leden van de VVD-fractie volgen de discussie rondom het vaderschapsverlof met belangstelling, maar hebben wel een aantal vragen en opmerkingen bij dit wetsvoorstel. De discussie is sociaal en maatschappelijk zeer relevant. Door het onderwerp bespreekbaar te maken en te houden komt er voor grote groepen mensen informatie beschikbaar op grond waarvan zij een geïnformeerde keuze kunnen maken in een individuele situatie. Tevens ondersteunt de publieke discussie het gesprek tussen werknemers en werkgevers over dit onderwerp, al dan niet aan de cao-onderhandelingstafel. De leden van de VVD-fractie zetten echter vraagtekens bij het inzetten van grote sommen publiek geld voor het verkrijgen van gedragseffecten waarvan ook nog eens het maatschappelijk draagvlak onduidelijk is. Minder moeite hebben deze leden met het inzetten van collectieve middelen voor het financieren van een heel breed gedragen wens van de bevolking met een concreet gevoeld maatschappelijk doel. Een voorbeeld van een dergelijke regeling is de zwangerschapsverlofregeling voor vrouwen. Door de invoering daarvan wordt de biologische ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, die een negatieve uitwerking had op de arbeidsmarktpositie van vrouwen, ongedaan gemaakt. Deze regeling is daarom terecht niet alleen toegankelijk voor vrouwen in loondienst, maar ook voor vrouwen die werken als zelfstandige. Deze regeling compenseert het hele inkomen van de betreffende vrouw gedurende het verlof, ongeacht de hoogte van haar uurloon.

Veel vrouwen en vrouwenorganisaties hebben aan de leden van de VVD-fractie – mondeling dan wel schriftelijk – laten weten dat de invoering van het vaderschapsverlof volgens hen een goede zaak zou zijn en dat vaders dit ook zelf willen. Het bevreemd de leden van de VVD-fractie echter dat zij tot op heden de stem van vaders in de discussie niet of nauwelijks horen. De legitimatie van dit wetsvoorstel is gebaseerd op (internationaal) onderzoek en op zeer beperkte nationale cijfers die beschikbaar zijn en van waaruit er gedragseffecten afgeleid kunnen worden. In de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel staat bijvoorbeeld dat sinds de invoering van het onbetaalde kraamverlof nog weinig gebruik gemaakt wordt van die regeling. Als verklaring daarvoor wordt genoemd dat het feit dat het niet betaald wordt voor lagere inkomens daarbij een relevante factor kan zijn. Gezien de formulering concluderen de leden van de VVD-fractie dat dit een aanname is die niet nader is onderzocht. Is deze conclusie juist? Voor andere inkomensgroepen wordt overigens in het geheel geen verklaring gegeven. Kan de regering dit alsnog doen? Zo nee, waarom niet? Wat de leden van de VVD-fractie betreft is het wenselijk dat hier een gedegen onderzoek naar wordt verricht. Mocht dit onderzoek reeds gedaan zijn, wanneer verwacht de regering de resultaten van dit onderzoek? Is de regering bereid om de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden, zodat de resultaten van dit onderzoek er in verwerkt kunnen worden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de sociaaleconomische Raad (SER) heeft aangekondigd dat zij een nadere studie zal doen naar de mogelijkheden tot het opnemen van verlof rond de zorg van jonge kinderen in het eerste jaar na de geboorte om dit te optimaliseren en nader te verkennen. Er is bij de SER overeenstemming dat er iets moet veranderen, maar daar heeft men nu nog niet helder voor ogen hoe die verandering eruit moet gaan zien en waar ouders nu het best mee geholpen zijn. De regering geeft geen duidelijke reden waarom zij niet bereid is om dit nadere onderzoek af te wachten en op grond waarvan zij nu al denkt het ei van Columbus te hebben gevonden wat betreft het kraamverlof. De Raad van State geeft hierover een helder advies: wacht het vervolgonderzoek van de SER af. Waarom heeft de regering ervoor gekozen dit klemmende advies van de Raad van State niet op te volgen? Neemt de regering nu op voorhand aan dat het wetsvoorstel aansluit op de mogelijke aanvullende aanbevelingen van de SER? Is de regering bereid om dit wetsvoorstel aan te houden en eerst de aanbevelingen van de SER af te wachten, mede gelet op de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2019? Het lijkt er op dat er nog voldoende tijd is om na ommekomst van het SER-advies een complete en toekomstbestendige wet te maken. Kan de regering op dit voorstel reageren?

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering stelt dat onderzoek aantoont dat «partners die direct na de geboorte van hun kind verlof nemen over het algemeen later meer betrokken zijn bij de opvoeding». Dit is een interessant gegeven, maar is het niet zo dat op dit moment mannen er nog vrijwillig voor kiezen om onbetaald verlof dan wel vakantiedagen op te nemen rondom de geboorte van hun kind? Het feit dat zij dat doen toont aan dat het hier gaat om mannen die een intrinsiek verlangen hebben zich in te zetten voor hun gezin en dat het dus niet vreemd is dat diezelfde mannen dat later blijven doen. De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat de regering op dit punt oorzaak en gevolg omdraait. Overigens hebben zij geen bewijs gevonden dat mannen die geen extra verlof opnemen, per definitie niet bereid zijn om een deel van de zorg voor de kinderen op zich te nemen, omdat zij dat verlof niet hebben gehad. In dat kader vragen de leden van de VVD-fractie of de regering overwogen heeft om te onderzoeken of er andere mogelijkheden zijn om de door de regering gewenste doelstellingen als betere verdeling van arbeid en zorg tussen partners en het realiseren van een groter aandeel van vaders bij de zorg voor het gezin te realiseren. Denkt de regering dat het aanbieden van ruimere verlofmogelijkheden voor vaders vlak na de geboorte van een kind de enige manier is om dit te bereiken? Welke andere mogelijkheden zouden er zijn? Waarom heeft de regering daar niet voor gekozen?

De leden van de VVD-fractie willen de regering vragen nader in te gaan op de opmerkingen van de Raad van State in haar advies met betrekking tot de positie van de zelfstandigen. De Raad van State geeft aan dat er bij de te maken afweging, zeker in het geval van een uit belastinggeld gefinancierde regeling, de zelfstandigen mee moeten worden genomen. Kan de regering aangeven hoe er bij deze wetgeving om is gegaan met deze afweging en wat de positie van de zelfstandige hier is? Kan zij daarbij reflecteren op de indruk die is gewekt bij de vormgeving en de communicatie van het onderhavige wetsvoorstel dat het kraamverlof vergelijkbaar is met het zwangerschapsverlof, terwijl er belangrijke (financiële) verschillen zijn die nadelig kunnen uitpakken voor sommige vaders?

De leden van de VVD-fractie maken zich, in navolging van de Raad van State, grote zorgen over de uitvoerbaarheid van de complexe regeling. De regering stelt dat de voorgestelde systematiek, waarbij de werkgever het loon doorbetaald en verrekend met de uitkering, de meest eenvoudige is voor de werkgever. Is deze zienswijze aan werkgevers voorgelegd en/of besproken? Zo ja, wat was de mening van werkgevers?

In reactie op opmerkingen van de Raad van State over het aansluiten op de zwangerschaps- en de bevallingsverlofregeling stelt de regering in het nader rapport dat de regeling voor betaling van het kraamverlof «zoveel mogelijk» in overeenstemming is gebracht met die van het zwangerschapsverlof. Kan de regering de verschillen nog eens uiteenzetten en toelichten?

Recht op verlof is een absoluut recht dat in tegenstelling tot vakantieopbouw niet gekoppeld is aan arbeidsduur. Werknemers met een deeltijdcontract krijgen daardoor naast twee dagen kraamverlof nu ook drie extra dagen waardoor zij verhoudingsgewijs méér kraamverlof genieten dan werknemers met een fulltime contract. Hoe verhoudt zich dit tot gelijke behandeling op grond van arbeidsduur?

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen onderhavig wetsvoorstel met zeer grote belangstelling. Deze leden ondersteunen de visie van de regering dat vroege hechting van beide ouders kan leiden tot een betere ontwikkeling van het kind. Daarnaast is vroege betrokkenheid van beide ouders de eerste stap naar een betere verdeling van arbeid- en zorgtaken. Deze leden zien dit wetsvoorstel dan ook als belangrijke stap naar verdere verruiming van het verlof van de partner van de moeder na de geboorte van het kind.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat veel landen ook een regeling hebben die voorziet in verlof voor de partners van vrouwen die net een kind hebben gekregen. Kan de regering toelichten op welke plek Nederland nu staat? En hoe doet Nederland het na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel?

De leden van de PvdA-fractie lezen voorts dat van de mogelijkheid om onbetaald verlof op te nemen minder vaak gebruikt gemaakt wordt. Kan de regering nader toelichten hoe veel minder? Kan de regering ook nader toelichten in hoe veel cao’s afspraken zijn gemaakt over het al dan niet gedeeltelijk doorbetalen van het loon bij het opnemen van het recht op drie dagen ouderschapsverlof? Welke cao’s regelen een volledige doorbetaling van het loon?

Verder lezen de leden van de PvdA-fractie dat de Raad van State spreekt van een complexe uitvoering. Kan de regering nader uiteenzetten tussen welke uitvoeringsconstructies zij kon kiezen en waarom er uiteindelijk voor deze uitvoering gekozen is?

De leden van de PvdA-fractie vragen, net als de Raad van State, welke gevolgen de voorgenomen constructie heeft voor pensioenregelingen. Kan de regering dit alsnog inzichtelijk maken?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zijn blij dat de regering maatregelen neemt om partners in de gelegenheid te stellen om na de geboorte meer bij het kind te zijn en derhalve de band tussen partner en kind te versterken. Wel zijn deze leden kritisch op de duur van de uitbreiding. Met de uitbreiding naar vijf dagen scoort Nederland internationaal gezien nog altijd erg laag als het gaat om het faciliteren van partners na de geboorte in vergelijking met andere Europese landen.

De leden van de SP-fractie vragen daarom de regering te beargumenteren waarom voor uitbreiding van slechts drie dagen is gekozen? Waarom kiest de regering er niet voor om, als zij toch vooruit loopt op het vervolgonderzoek van de SER, te voorzien in een ruimere uitbreiding van het aantal dagen kraamverlof? De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd waarom de regering het rapport «Fathers leave» van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) uit 2013 aanhaalt om te beargumenteren dat langer verlof bijdraagt aan het meer betrokken zijn bij de opvoeding, terwijl de OESO in het genoemde rapport zelf stelt dat dit effect vooral plaatsvindt wanneer het kraamverlof minimaal twee of meer weken duurt. Zou de regering, in lijn met het OESO-rapport, niet moeten pleiten voor een veel ruimere uitbreiding van het partnerverlof?

Hoewel de leden van de SP-fractie kunnen begrijpen dat de drie dagen onbetaald verlof opgenomen kunnen blijven worden na deze uitbreiding, hebben zij daar nog wel vragen bij. De regering stelt vast dat het onbetaalde verlof met name door lagere inkomens niet wordt opgenomen en dat daarom een uitbreiding van het betaalde verlof wenselijk is. Later in de memorie van toelichting stelt de regering dat het behoud van het onbetaalde verlof de basis biedt voor het wennen aan de aanwezigheid van het kind, de nieuwe gezinssamenstelling en de daarbij horende zorgtaken. Faciliteert de regering hiermee niet alsnog actief ongelijkheid tussen ouders die kapitaalkrachtig genoeg zijn om onbetaald verlof op te nemen en ouders die dat niet zijn? Kan de regering betogen hoe zij met onderhavig wetsvoorstel ouders met een lagere sociaal economische status in dezelfde mate de kans geeft om een band op te bouwen tussen partner en kind?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering voor een vrij complexe uitvoeringspraktijk heeft gekozen, waarbij twee dagen verlof door de werkgevers betaald worden, en drie dagen via het UWV betaald worden. Kan de regering aangeven of zij overwogen heeft om werkgevers te betrekken bij de financiering van de uitbreiding van het kraamverlof? En kan zij daarbij aangeven welke argumenten er uiteindelijk toe hebben geleid om de uitvoering zonder werkgevers via het UWV te laten verlopen?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hechten veel waarde aan families en gezinnen en vinden het belangrijk dat ouders worden ondersteund in de opvoeding van kinderen. Daar hoort ook uitbreiding van het ouderschapsverlof bij, zowel voor moeders als voor vaders. Ouderschapsverlof, waaronder kraamverlof, is belangrijk om kinderen een stabiele start te geven en de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding te vergroten.

Dit wetsvoorstel beperkt zich tot de uitbreiding van het kraamverlof. Tot nu kent Nederland het kortste vaderschapsverlof van heel Europa, daar moet wat deze leden betreft verandering in komen. Zij onderschrijven dan ook de wens van de regering om het vaderschapsverlof te verlengen van twee naar vijf dagen, maar hebben daarbij nog wel een paar vragen.

Zo hadden de leden van de CDA-fractie graag gezien dat de regering in het wetsvoorstel rekening had gehouden met het onlangs gepubliceerde advies van de SER over de diverse mogelijkheden die er zijn voor het opnemen van ouderschapsverlof. De SER is voornemens verschillende varianten voor betaling van het verlof nader te bestuderen en daarbij na te gaan wat de kosten en de baten zijn. Wanneer worden de resultaten van dit onderzoek verwacht en waarom heeft de regering niet op dit nader onderzoek van de SER gewacht, zoals ook de Raad van State adviseert?

De leden van de CDA-fractie vragen voorts waarom de regering kiest voor drie extra betaalde dagen kraamverlof. Waarop is deze keuze gebaseerd? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting van de regering.

De leden van de D66-fractie hebben met enige teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor uitbreiding van het kraamverlof. Deze leden vinden het goed dat er in de goede richting wordt bewogen door het betaald kraamverlof uit te breiden. Maar de mate waarin en het tempo waarop, stelt de leden teleur. De leden van de D66-fractie constateren dat de regering inziet dat het goed is voor vader en kind als de vader na de geboorte van het kind meer tijd met het kind kan doorbrengen. Als de vader direct meer betrokken is bij de opvoeding van het kind, is dit goed voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind en voor de band tussen vader en kind (bijv. SER-advies Een werkende combinatie, 31 oktober 2016).

Daarnaast constateren de leden van de D66-fractie dat de regering nog een opvatting deelt met de leden, namelijk dat het uitbreiden van het vaderschapsverlof er ook voor zorgt dat arbeid en zorg beter verdeeld kunnen worden tussen moeder en vader. Het uitbreiden van het vaderschapsverlof draagt dus ook bij aan de emancipatie van de vrouw. En daar is nog veel te winnen aangezien Nederland mede door de minimale vaderschapsverlofregeling, slecht scoort op de Glass Ceiling Index van The Economist (http://www.economist.com/blogs/ graphicdetail/2016/03/daily-chart-0, 3 maart 2016) met een score die zelfs lager ligt dan het OESO gemiddelde. Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe de regering aankijkt tegen deze slechte score.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering zich er ook van bewust is dat de vaderschapsverlofregelingen in andere Europese landen veel uitgebreider zijn dan die in Nederland. Zelfs na een verlenging naar vijf dagen kraamverlof loopt Nederland hopeloos achter op andere landen. Zo kent Duitsland twee maanden vaderschapsverlof en Finland en Zweden anderhalf tot drie maanden. Waarom kiest de regering er niet voor om de positie van Nederland ten opzichte van andere landen te versterken? De leden van de D66-fractie ontvangen hier graag een reactie op.

De leden van de D66-fractie lezen ook dat signalen uit de samenleving over het feit dat er een ruimere regeling gewenst is, de regering hebben bereikt. Kan de regering toelichten welke signalen dit precies zijn? Zijn er signalen binnengekomen om het verlof tot vijf dagen uit te breiden of zijn er juist signalen die pleiten voor een veel verdere uitbreiding van het vaderschapsverlof? Kan de regering ook in gaan op de signalen van Women Inc., Rutgers en de Bernard van Leer Foundation die alle pleiten voor een minimale uitbreiding van het vaderschapsverlof naar acht weken?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat als er gekozen wordt voor uitbreiding naar twaalf weken, er echt recht kan worden gedaan aan wat onderzoek aantoont. Namelijk dat het goed is om na de geboorte van een kind intensief te investeren in de relatie tussen vader en kind. Op die manier wordt de ontwikkeling van het kind gestimuleerd, krijgen vrouwen en mannen gelijke kansen en zou Nederland andere landen weer bijhouden. De leden van de D66-fractie ontvangen hierop graag een reactie van de regering.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het zeer positief dat het beperkte aantal dagen betaald kraamverlof voor vaders en meemoeders nu wordt uitgebreid naar vijf dagen, en zien dit als zeer welkome eerste stap op weg naar een ruimer vaderschapsverlof. Zij hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het kraamverlof als geheel (vijf dagen) te regelen via een uitkering van het UWV, in ruil voor een (licht) hogere bijdrage van werkgevers aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds? Wat is de reden dat het recht op de eerste twee dagen verlof met behoud van loon blijft en de overige dagen met een uitkering? Zijn niet alle dagen kraamverlof een collectieve verantwoordelijkheid en dan ook betaald uit de collectieve middelen?

Aangezien het kraamverlof uit de collectieve middelen wordt bekostigd, wat is de reden dat de drie betaalde dagen kraamverlof voor partners alleen geldt voor werknemers en niet voor zelfstandigen? De regering acht het wenselijk dat voor alle partners het opnemen van vijf dagen betaald kraamverlof het uitgangspunt wordt en dat er geen belemmeringen zijn om dit verlof op te nemen. Dat draagt bij aan een goede hechting met het kind en een goede basis van tijdens de hele opvoeding en dat is reden dat de overheid dit, ook financieel, faciliteert. Waarom geldt dit niet voor partners die als zelfstandigen werken? Zij dragen ook bij aan de collectieve middelen, waarom is deze collectieve regeling niet voor hen beschikbaar?

Wat zouden de aanvullende kosten zijn om zelfstandigen ook recht op drie dagen betaald kraamverlof te geven op hetzelfde niveau als de regeling Zelfstandige en Zwanger (ZEZ)? Zou dit ook geregeld kunnen worden via een uitkering van het UWV?

Kan de regering een overzicht geven van het aantal dagen betaald kraamverlof voor vaders in alle andere landen van de Europese Unie? Hoeveel landen hebben meer betaalde verlofdagen/-weken, hoeveel landen minder? Kan de regering daarin ook de meest recente ontwikkelingen in 2015 en 2016 verwerken?

In de samenleving zijn veel geluiden om het betaald kraamverlof voor partners nog verder uit te breiden. De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag uitbreiding naar meerdere weken zien. Heeft de regering overwogen om het kraamverlof voor partners verder uit te breiden dan de drie extra dagen betaald verlof? Hoe ziet de regering dit wetsvoorstel: als een eindpunt of als een stap op weg naar (veel) ruimer kraamverlof voor partners?

Wat zouden de kosten zijn voor uitbreiding van het kraamverlof naar tien dagen, dus vijf extra dagen bovenop het huidige voorstel? Wat zouden de kosten zijn voor uitbreiding van het kraamverlof naar twintig dagen, dus vijftien extra dagen bovenop het huidige voorstel?

Heeft dit gevolgen voor de uitvoeringskosten? Wat zijn de gevolgen voor de uitvoering; vraagt dit om een grote wijziging of kan het theoretisch gezien direct na invoering van de wet in 2019?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeveel cao’s afspraken zijn gemaakt over extra betaalde dagen kraamverlof voor de partner? Hoeveel partners van vrouwen die net bevallen zijn nemen vakantiedagen op na de geboorte van een kind? Om hoeveel dagen gaat het? Hoeveel partners maken gebruik van het recht op de drie dagen onbetaald ouderschapsverlof?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hechten aan goede verlofregelingen ten behoeve van de hechting van ouders en kinderen. Zij betwijfelen in dat licht de wenselijkheid en meerwaarde van de voorgestelde uitbreiding.

De leden van de SGP-fractie vragen een onderbouwing van de causaliteit bij de stelling dat ouders die direct na de geboorte van hun kind verlof nemen later meer betrokken zijn bij de opvoeding. Op basis van welke gegevens uit het OESO-onderzoek blijkt dat de latere betrokkenheid van ouders een gevolg zou zijn van het opnemen van verlof? Is niet veel meer aannemelijk dat het onderzoek illustreert dat de betrokkenheid van ouders met betrekking tot zwangerschap, geboorte en opvoeding ertoe leidt dat zij vaker verlof zullen opnemen?

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering het OESO-onderzoek onverkort op Nederland toepast, terwijl het onderzoek in een viertal andere landen verricht is. Deze leden vragen een reactie op het feit dat de door de regering vermelde conclusie specifiek betrekking heeft op ouders die langer dan twee weken verlof opnemen, terwijl een dergelijke duur in Nederland juist niet gebruikelijk is. Zij wijzen erop dat in de onderzochte landen de kleinste populatie vaders die twee weken of meer verlof opneemt nog steeds maar liefst 33 procent bedraagt.

De leden van de van de SGP-fractie vragen in hoeverre het in de rede ligt dat een verlenging van het aantal uren betaald verlof tot een zekere beperking van het aantal uren kraamzorg leidt, gezien het feit dat de kraamzorg volgens het landelijk protocol ook ziet op huishoudelijke taken. Wanneer vaders in de kraamperiode meer tijd hebben om huishoudelijke taken ten behoeve van de opvoeding en verzorging te verrichten, zou dat volgens de regering immers dienstbaar kunnen zijn aan de betrokkenheid van vaders en een meer gelijkwaardige verdeling van taken. Een beperking van de formele kraamzorg zou in die opvatting een krachtige incentive tot het vergroten van de betrokkenheid kunnen zijn.

De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de mate waarin bij cao momenteel aanvullende betaalde kraamverlofregelingen en betaalde ouderschapsverlofregelingen bestaan.

De leden van de SGP-fractie vragen een inschatting van de regering van het risico dat substitutie ontstaat van de huidige door de werkgever aanvullend betaalde verlofdagen in verlofdagen op basis van de door het UWV verstrekte uitkeringen. In hoeverre is aannemelijk dat de werkgevers die momenteel aanvullend betaalde verlofdagen toekennen deze dagen zullen blijven faciliteren in aanvulling op het vijftal betaalde dagen dat door dit wetsvoorstel ontstaat? Deze leden vragen of de regering het acceptabel zou vinden wanneer het beroep op de algemene middelen stijgt, terwijl voor veel werknemers geen verhoging van het aantal dagen zou ontstaan.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre het recht op drie aanvullende betaalde dagen ook betekent dat het aan de werknemer is om te bepalen hoeveel van deze dagen hij wil opnemen. Deze leden vragen in hoeverre het systeem van het UWV op deze keuzevrijheid berekend is. Eveneens vragen zij in hoeverre de regering deze keuzevrijheid wenselijk vindt, gelet op het feit dat zij het opnemen van vijf dagen betaald verlof als uitgangspunt ziet.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering vooruitlopend op verder doordenking van de verlofregelingen reeds een wijziging doorvoert, terwijl de uitvoeringsorganisatie hierdoor met een complexe regeling wordt opgezadeld. Waarom is het gezien de wenselijkheid om onnodige wijzigingen voor de uitvoeringsinstanties te voorkomen niet raadzaam om te wachten op het moment dat een integrale afweging gemaakt kan worden? Welke haast noopt ertoe het UWV met herhaaldelijke wijzigingen op te zadelen, terwijl een integrale afweging binnen afzienbare termijn gemaakt kan worden?

De leden van de SGP-fractie vragen waarom juist de financieringsbron van deze uitkering er niet toe noopt ook zelfstandigen een uitkering te bieden. In hoeverre is het rechtvaardig dat zelfstandigen niet kunnen profiteren van regelingen die uit de collectieve middelen worden gefinancierd?

2. Inwerkingtreding

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om uiteen te zetten welk tijdpad er aangehouden moet worden om deze wet op 1 januari 2019 in te laten gaan. Wanneer moet de definitieve wettekst klaarliggen zodat het UWV tijdig de systemen kan aanpassen? Welke acties moet het UWV nog ondernemen om hieraan te kunnen voldoen? Kan de regering ook nader toelichten welke gegevens zij gaat raadplegen in de Basisregistratie personen (BRP) om fraude te voorkomen? Kan de regering ook nader toelichten welke andere mogelijkheden er op tafel lagen om dit wetsvoorstel eerder uitvoerbaar te krijgen? Waarom is handmatige verwerking geen optie? Hoeveel kost dit?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de aanhoudende problemen met de automatiseringssystemen van het UWV. Kan de regering garanderen dat deze problemen er niet toe zullen leiden dat de uitvoering van de wet hierdoor in het gedrang komt of vertraging oploopt?

De leden van de D66-fractie vinden het teleurstellend dat de regering al in augustus 2015 uitbreiding van het verlof aankondigde, hier geld voor vrijmaakte in de begroting 2015 en er nu toch voor kiest om de uitbreiding pas in 2019 in plaats van 2017 in te voeren. Deze leden vragen de regering zeer precies toe te lichten hoe een uitbreiding van een bestaande regeling zoveel vertraging kan oplopen. En waarom werd er pas zo laat, in september 2016, bekend gemaakt dat er zoveel vertraging opgelopen was? De leden van de D66-fractie vragen of en hoe de regering kan garanderen dat er niet nog meer vertraging opgelopen wordt.

3. Budgettaire consequenties, administratieve lasten en regeldruk

3.1 Uitkeringslasten

De leden van de PvdA-fractie vragen of er in de budgettaire kaders rekening gehouden is met een mogelijke stijging in het aantal pasgeborenen. Deze leden vragen daarnaast wie er bedoeld worden met werkenden met een publiekrechtelijke aanstelling. Kan de regering nader toelichten of er nog andere groepen werkenden – naast zelfstandigen – niet in aanmerking kunnen komen voor deze uitbreiding van het kraamverlof voor de partner?

De leden van de CDA-fractie constateren dat dit wetsvoorstel gevolgen heeft voor de schatkist. De regering schat de uitkeringslasten op 57 miljoen euro structureel. Waar komt het verschil in de berekening tussen de inschatting van 57 miljoen euro aan structurele uitkeringslasten en het op basis van de aannames van de regering berekende bedrag van 58,5 miljoen euro vandaan, zo vragen deze leden.

3.2 Uitvoeringskosten

De leden van de VVD-fractie schrikken ervan te lezen dat voor het uitvoeren van deze wet er alleen al bij het UWV een uitbreiding van 37 fte is voorzien. Hoe verhoudt zich deze uitbreiding tot het regeerakkoord waarin staat dat «de rijksoverheid goedkoper, flexibeler en efficiënter gaat werken, met minder bestuurlijke en ambtelijke drukte en regeldruk», met andere woorden dat de rijksoverheid juist kleiner moet worden?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering naar een vergelijking van de geschatte uitvoeringkosten van de voorgestelde regeling met de uitvoeringskosten van andere uitkeringen die door het UWV worden uitgevoerd.

3.3 Administratieve lasten en regeldruk

Het voorliggende voorstel heeft een effect op de administratieve lasten en regeldruk voor zowel werkgever als werknemer. De leden van de VVD-fractie lezen in de toelichting bij het voorstel dat vooral wordt ingegaan op de administratieve lasten voor werkgevers bij de verwerking van de aanvraag voor een uitkering ten behoeve van kraamverlof. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er bij het opstellen van voorliggend wetsvoorstel rekening is gehouden met de eventuele extra lasten voor werkgevers bij het vinden van tijdelijke vervanging gedurende het extra kraamverlof. Het UWV gaat hier ook op in, in de uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel onder punt 4, gevolgen voor werkgevers.

Is bij de berekening van de werkgeverslasten bijvoorbeeld rekening gehouden met vervangingskosten die zich met name bij Midden- en Kleinbedrijven (MKB) zullen voordoen? Zo ja, hoe hoog zijn deze kosten? Zo nee, dan vragen de aan het woord zijnde leden of hier alsnog zorgvuldig naar gekeken kan worden en de Kamer hierover kan worden geïnformeerd. Verder vragen de leden van de VVD-fractie of er in het algemeen nader ingegaan kan worden op de zorgen van werkgevers.

De leden van de VVD-fractie vragen verder of de regering kan aangegeven hoeveel werknemers als gevolg van de verlenging van het kraamverlof met een verlaagde pensioenopbouw te maken krijgen. Kunnen de consequenties daarvan per dag worden weergegeven?

Het UWV wordt voor grote uitvoeringsproblemen gesteld. Zo lezen de leden van de VVD-fractie in de uitvoeringstoets van het UWV dat er voor het kraamverlof een ander werknemersbegrip wordt gehanteerd dan voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Er zijn ook andere groepen die niet verzekerd zijn voor sociale verzekeringen. Het UWV pleit ervoor dat deze groepen alsnog onder de regeling vallen. Om welke groepen gaat het hier concreet en is de regering van plan om voor hen alsnog toegang tot de regeling te verschaffen? Zo ja, op welke wijze wordt dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?

Het UWV stelt dat zij voor de controle van de regeling toegang nodig heeft tot de BRP. Heeft het UWV die toegang ook nodig voor het toezicht en de controle van het zwangerschaps- en bevallingsverlof? Heeft het UWV in eerdere contacten wel eens aangegeven wat zij dat daarvoor nodig zou hebben? Deelt de regering het standpunt van het UWV, dat controle op fraude door «nep-vaders» belangrijk is? Is de regeling die bij het wetsvoorstel hoort fraudegevoelig? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke preventieve maatregelen zijn er genomen om dit risico tot het minimum te beperken? Is de regering bereid om het UWV voor de handhaving op de juiste naleving van de wet toegang te verlenen tot het BRP? De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het tegengaan van fraude, maar is niet op voorhand voorstander van het aan het UWV verlenen van toegang tot de BRP. Ziet de regering andere mogelijkheden om potentiele fraude tot het minimum te beperken?

Heeft het UWV een aanvullende uitvoeringstoets uitgevoerd? Zo ja, wat zijn de resultaten hiervan?

Verder vragen deze leden de regering waarom zij in onderhavig wetsvoorstel geen bepaling heeft opgenomen die tegemoet komt aan de vraag van het UWV voor een wettelijke basis en aanpassing van het Autorisatiebesluit BRP ten behoeve van de bevoegdheid om over het burgerservicenummer (BSN) van het kind te beschikken en dit te registreren?

4. Overig

Het opnemen van betaald kraamverlof wordt een recht voor een echtgenoot en een geregistreerde partner van iemand die bevalt en voor een persoon van wie hij een kind erkent. De leden van de VVD-fractie vragen of partners in een «meer-ouder-model» (bijvoorbeeld twee homoseksuele mannen en twee lesbische vouwen die met zijn vieren een kind krijgen) allemaal in aanmerking komen voor betaald kraamverlof? Zo nee, waarom niet?

Vanwege de beoogde gedragseffecten is het noodzakelijk dat na inwerkingtreding van de wet gemonitord en gemeten wordt of de beoogde doelstellingen gehaald worden. Waarom heeft de regering geen evaluatie- of horizonbepaling in het wetsvoorstel opgenomen?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de regering van plan is om wensouders – mensen die door middel van draagmoederschap ouder zijn geworden – toe te voegen aan de groep partners die recht hebben op partnerverlof. Deze leden betogen dat ook deze ouders gezien moeten worden als partners en dat ook voor hen geldt dat het van belang is dat zij een band opbouwen met het kind, moeten kunnen wennen aan de nieuwe gezinssamenstelling en de daarbij horende zorgtaken.

In hoeverre komt deze wet tegemoet aan de adviezen in het rapport «Kind en ouders in de 21ste eeuw» van de Staatscommissie Herijking ouderschap, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Hoeveel leden van regenbooggezinnen en meeroudergezinnen kunnen verlof opnemen? Stel dat een kind drie of vier ouders heeft, hoeveel ouders kunnen dan betaald verlof opnemen? Hoe verhoudt zich dit tot het doel om de band met de ouders – zijnde niet de biologische moeder – te versterken? Heeft de regering er over nagedacht om de verlofmogelijkheden voor deze groep te verruimen?

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

De leden van de SGP-fractie constateren dat uit de wet niet duidelijk volgt dat de dag waarop de bevalling plaats heeft ook als verlofdag met behoud van loon geldt. Immers, als zeer bijzondere persoonlijke omstandigheid die recht op verlof geeft, wordt de bevalling als zodanig vermeld. Deze leden wijzen op het voorbeeld van een bevalling die na middernacht tussen de werkdagen plaats heeft, in welke situatie het recht op kraamverlof op grond van het wetsvoorstel pas de volgende dag zou ingaan. Zij vragen waarom de wet gelet op zulke veel voorkomende situaties niet explicieter geformuleerd is.

Artikel VIII

In de artikelsgewijze toelichting onder artikel VIII lezen de leden van de VVD-fractie dat de overgangsmaatregel een tijdelijke werking heeft. De leden van de VVD-fractie vragen de regering een nadere uitleg te geven bij deze overgangsmaatregel. Hoe krijgt deze vorm in het voorliggende wetsvoorstel?

De voorzitter van de commissie, Bosman

Adjunct-griffier van de commissie, Haveman-Schüssel

Naar boven