34 610 (R2078) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen Curaçao en de Verenigde Staten van Amerika; Willemstad, 26 september 2016

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 18 november 2016. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 18 december 2016.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2016

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 september 2016 te Willemstad tot stand gekomen Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen Curaçao en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2016, nr. 160).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 18 november 2016 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

De luchtvaartrelatie tussen Curaçao en de Verenigde Staten van Amerika werd geregeld in het op 14 juli 1998 te Washington tot stand gekomen Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden voor de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 1998, 207), zoals gewijzigd bij een op 27 november 2007 te Washington tot stand gekomen notawisseling houdende een verdrag tot wijziging (Trb. 2008, 8). Naar aanleiding van de staatkundige herstructurering binnen het Koninkrijk achtten de Curaçaose en de Amerikaanse luchtvaartautoriteiten het wenselijk om een nieuw verdrag te onderhandelen. Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten (hierna: het Verdrag) is het resultaat van die onderhandelingen.

Het onderhavige Verdrag vervangt in de relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten het Verdrag van 1998, zoals gewijzigd in 2007.

I. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van dit luchtvaartverdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om van, naar en via het grondgebied van de andere partij naar een aantal verder gelegen bestemmingen te vliegen in overeenstemming met de routetabel zoals bepaald in het eerste lid, onderdeel c, alsmede het recht om geregelde luchtdiensten en chartervluchten van, naar en via hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden. In het vijfde lid wordt bepaald dat wanneer een partij ten aanzien van chartervluchten verschillende regels, voorschriften, bepalingen, voorwaarden of beperkingen hanteert voor één of meerdere van de eigen luchtvaartmaatschappijen of die van andere landen, de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij aan de minst restrictieve criteria zullen worden onderworpen. Voorts zijn beide partijen verplicht zich te houden aan de regels met betrekking tot de bescherming van de passagiersfondsen, annuleringen door passagiers en terugbetalingen.

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3 de aanwijzing van de luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen in te trekken, op te schorten, te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen.

In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient te voldoen aan wet- en regelgeving van de andere partij ten aanzien van de binnenkomst op, het vliegen over, het verblijf op en het vertrek uit het grondgebied van deze partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning, vracht of post.

In het eerste lid van artikel 6 wordt bepaald dat geldende bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bekwaamheid en vergunningen uitgegeven of bekrachtigd in overeenstemming met de wetten en regelgeving van de ene partij, en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend als geldig door de andere partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het Verdrag van Chicago. Op grond van het eerste lid, behoudt elke partij het recht om bewijzen van bekwaamheid en vergunningen te weigeren die door de andere partij of door een derde land aan onderdanen van de eerstgenoemde partij zijn toegekend of ten behoeve van die onderdanen zijn bekrachtigd.

De bepalingen over de luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging zijn neergelegd in het tweede lid van artikel 6 en in artikel 7. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Curaçao of de Verenigde Staten twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het tweede lid van artikel 6 en artikel 7 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied in te trekken, op te schorten, te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en de Verenigde Staten in acht moeten worden genomen.

De commerciële bepalingen, opgenomen in artikel 8 (commerciële activiteiten), 9 (douanevrijstellingen), 10 (gebruikersheffingen), 11 (eerlijke concurrentie) en 12 (tarieven) zijn in overeenstemming met de meest gangbare praktijk tussen de geïndustrialiseerde landen voor wat betreft de behandeling van de luchtvaartmaatschappijen in het gastland. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de behandeling op de luchthavens en de behandeling door fiscale en financiële autoriteiten. Zo bevat artikel 9 een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving.

Het verdrag bevat verder de op luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen. Zo bevat artikel 13 een bepaling over consultaties, artikel 14 een regeling om geschillen op te lossen en artikel 15 een bepaling over het opzeggen van het verdrag. Verder wordt in artikel 16 verwezen naar de registratie van het verdrag en diens wijzigingen bij de ICAO.

II. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Curaçao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven