De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel E, artikel 7a, vervalt.
II
Artikel I, onderdeel E, artikel 7b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt « binnen drie jaar de onderdelen van het inburgeringsexamen,
bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c» vervangen door: binnen vier jaar
het inburgeringsexamen.
2. In het tweede lid wordt «drie jaar» vervangen door: vier jaar.
3. In het derde lid, aanhef, wordt «drie jaar» vervangen door: vier jaar.
4. In het derde lid, onderdeel a, vervalt: deze onderdelen van.
III
In artikel I, onderdeel E, artikel 8, onderdeel a, wordt «termijnen» vervangen door
«termijn», wordt «de artikelen 7a, eerste lid, en» vervangen door «artikel» en wordt
«de artikelen 7a, derde lid, en» vervangen door: artikel.
IV
Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste onderdeel vervalt «artikel 7a, eerste lid, of» en vervalt: , waarbij
wordt uitgegaan van de laatst verstreken termijn.
2. In het tweede onderdeel vervalt «artikel 7a, eerste lid, of», vervalt «artikel 7a,
derde lid,» en vervalt: en later is gelegen dan de termijn bedoeld in het eerste lid.
V
Artikel I, onderdeel J, vervalt.
VI
In artikel I, onderdeel K, wordt «de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld
in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c,» vervangen door: het inburgeringsexamen.
VII
In artikel I, onderdeel L, wordt «de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld
in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c,» vervangen door: het inburgeringsexamen.
VIII
In artikel I, onderdeel M, wordt «de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld
in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c,» telkens vervangen door: het inburgeringsexamen.
IX
Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:
3. In onderdeel d wordt «de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel
7, tweede lid, onderdelen b en c,» vervangen door: het inburgeringsexamen.
Toelichting
Dit amendement regelt dat de inburgeringsplichtige vier jaar heeft om het inburgeringsexamen
te behalen, zonder dat een splitsing wordt gemaakt tussen het participatieverklaringstraject
en de rest van het inburgeringsexamen. Veel inburgeraars slagen er nu al niet in om
het examen binnen de gestelde termijn van drie jaar te halen. Het toevoegen van het
participatieverklaringstraject vormt een extra verzwaring van de inburgeringsvereiste.
De indiener acht het daarom redelijk om de termijn met één jaar te verlengen.
Karabulut