De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de
volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Inleiding
De leden van de fractie van D66 danken de regering voor de antwoorden op hun eerdere vragen. Deze leden hebben naar
aanleiding van deze antwoorden nog de volgende vragen.
Leidinggevend orgaan (artikelen 4:9b en 4:9.0a)
Volgens de memorie van antwoord2 wijkt MiFID II op het punt van toegestane niet-uitvoerende nevenfuncties niet af
van de richtlijn kapitaalvereisten. De leden van de fractie van D66 vragen in dit
kader aan de regering hoe zij de volgende passage uit het wetsvoorstel moeten interpreteren:
«De Autoriteit Financiële Markten kan leden van het bestuur van een beleggingsonderneming
die significant is toestemming verlenen om een extra niet-uitvoerende bestuursfunctie
te vervullen dan op grond van Art. 91, derde tot en met vijfde lid, van de richtlijn
kapitaalvereisten is toegestaan.»
Gedragsregels (artikelen 4:9, 4:15 en 4:23)
De regering suggereert in haar antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie
over het belang van menselijk kapitaal voor het klantprofiel dat beleggingsadvies
geen rekening hoeft te houden met waar de belegger werkzaam is. Deze leden wijzen
erop dat in sommige beroepsgroepen het rendement op menselijk kapitaal sterk positief
is gecorreleerd met de beurs (beurshandelaar bijvoorbeeld), terwijl dat in sommige
beroepsgroepen minder of in het geheel niet het geval is (ambtenaar). Als de beurs
instort raakt de eerste beroepsgroep zijn bonus, provisie, klanten en mogelijk baan
kwijt. Vanuit het oogpunt van diversificatie zou deze beroepsgroep dus het advies
moeten krijgen om niet of minder in aandelen te beleggen. Op basis van de door de
regering genoemde (en in de praktijk gehanteerde) criteria van risicobereidheid, kennis
en ervaring krijgen klanten uit deze beroepsgroep echter juist het advies om veel
in aandelen te beleggen. Met andere woorden: om het financiële vermogen te steken
in dezelfde activa als waarin het menselijk vermogen is belegd. Deze leden vragen
daarom of de regering bereid is ervoor zorg te dragen dat de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) en de financiële sector bij de invulling van de norm aangaande bepaling
klantprofiel en het daarop gebaseerd beleggingsadvies, rekening gaan houden met de
wijze waarop de klant haar/zijn menselijk kapitaal heeft belegd.
De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling
tegemoet. Zij verzoeken de regering de nadere memorie van antwoord uiterlijk op 11 december
2017 aan de Eerste Kamer te doen toekomen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren