34 583 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 en van verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014)

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 8 december 2017

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van D66 danken de regering voor de antwoorden op hun eerdere vragen. Deze leden hebben naar aanleiding van deze antwoorden nog de volgende vragen.

Leidinggevend orgaan (artikelen 4:9b en 4:9.0a)

Volgens de memorie van antwoord2 wijkt MiFID II op het punt van toegestane niet-uitvoerende nevenfuncties niet af van de richtlijn kapitaalvereisten. De leden van de fractie van D66 vragen in dit kader aan de regering hoe zij de volgende passage uit het wetsvoorstel moeten interpreteren:

«De Autoriteit Financiële Markten kan leden van het bestuur van een beleggingsonderneming die significant is toestemming verlenen om een extra niet-uitvoerende bestuursfunctie te vervullen dan op grond van Art. 91, derde tot en met vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten is toegestaan.»

Gedragsregels (artikelen 4:9, 4:15 en 4:23)

De regering suggereert in haar antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over het belang van menselijk kapitaal voor het klantprofiel dat beleggingsadvies geen rekening hoeft te houden met waar de belegger werkzaam is. Deze leden wijzen erop dat in sommige beroepsgroepen het rendement op menselijk kapitaal sterk positief is gecorreleerd met de beurs (beurshandelaar bijvoorbeeld), terwijl dat in sommige beroepsgroepen minder of in het geheel niet het geval is (ambtenaar). Als de beurs instort raakt de eerste beroepsgroep zijn bonus, provisie, klanten en mogelijk baan kwijt. Vanuit het oogpunt van diversificatie zou deze beroepsgroep dus het advies moeten krijgen om niet of minder in aandelen te beleggen. Op basis van de door de regering genoemde (en in de praktijk gehanteerde) criteria van risicobereidheid, kennis en ervaring krijgen klanten uit deze beroepsgroep echter juist het advies om veel in aandelen te beleggen. Met andere woorden: om het financiële vermogen te steken in dezelfde activa als waarin het menselijk vermogen is belegd. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is ervoor zorg te dragen dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de financiële sector bij de invulling van de norm aangaande bepaling klantprofiel en het daarop gebaseerd beleggingsadvies, rekening gaan houden met de wijze waarop de klant haar/zijn menselijk kapitaal heeft belegd.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de nadere memorie van antwoord uiterlijk op 11 december 2017 aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), vac. (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Vac. (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA) (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 583,C, p. 1, 2.

Naar boven