Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34562 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34562 nr. 9 |
Ontvangen 27 mei 2020
Inhoudsopgave |
blz. |
|
ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Achtergrond |
3 |
3. |
Historie van de erkenning van de NGT in Nederland |
4 |
4. |
Huidige voorzieningen (vanuit wet- en regelgeving) in Nederland |
5 |
5. |
Wet- en regelgeving in het buitenland |
5 |
6. |
Wenselijkheid van juridische erkenning |
6 |
7. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
8 |
8. |
Constitutionele aspecten |
9 |
9. |
Financiële gevolgen |
9 |
ARTIKELSGEWIJS |
10 |
Met grote belangstelling hebben de initiatiefnemers kennis genomen van het verslag. Zij danken de fracties van de VVD, CDA, D66 en ChristenUnie voor hun inbreng. Naast opmerkingen die zij als steun voor het wetsvoorstel menen te mogen beschouwen, vermeldt het verslag opmerkingen en vragen waarop de initiatiefnemers hierna graag op zullen ingaan.
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Naar aanleiding van de memorie van toelichting, zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de afdeling Advisering van de Raad van State, hebben de leden van de VVD nog een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel erkenning Nederlandse gebarentaal. Met de initiatiefnemers onderschrijven deze leden het grote belang van de Nederlandse gebarentaal voor de communicatie tussen doven en horenden en tussen doven onderling. Deze leden hechten eraan, dat de Nederlandse gebarentaal als moedertaal van de Nederlandse dovengemeenschap inmiddels maatschappelijk en politiek erkend is. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de overheid zich voortdurend bewust moet zijn van de toegankelijkheid en effectiviteit van al haar communicatie. Terecht betogen de initiatiefnemers dat communicatie met dove gebarentaligen een extra inspanning vergt van alle overheidsorganen.
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen met het voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal, hierna de wet erkenning Nederlandse gebarentaal. De juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal is in hun ogen een belangrijk onderdeel van de maatschappelijke erkenning. Zij hebben over het wetsvoorstel nog enkele vragen. De leden van de D66-fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat er sprake is van een juridische wenselijkheid van het voorliggende wetsvoorstel en dat er dus geen sprake is van wetgeving van louter symbolische aard. Kunnen de initiatiefnemers helder uiteenzetten wat de precieze nut en noodzaak is van het voorliggende wetsvoorstel, daarbij ook kijkend naar de maatschappelijke erkenning van de Nederlandse gebarentaal en de ontwikkeling die de Nederlandse gebarentaal de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Deze leden vragen zich voorts af of de initiatiefnemers het begrip «linguïstische identiteit» uit kunnen werken.
De initiatiefnemers constateren ook dat de Nederlandse Gebarentaal (NGT) maatschappelijk erkend is en dat deze taal in de afgelopen jaren een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Tegelijkertijd constateren de initiatiefnemers dat het voortbestaan van de NGT niet geborgd is door die maatschappelijke erkenning en de ontwikkeling van de taal. De juridische verankering in een wet is een stimulans voor de NGT, biedt het recht op het gebruik van de NGT en het ontvangen van informatie in de NGT. Daarnaast sluit juridische verankering aan bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (memorie van toelichting, blz.4).
De NGT is de taal van een linguïstische en culturele minderheid: de dovengemeenschap. Voor alle minderheidstalen geldt dat zij bescherming nodig hebben, om te kunnen blijven bestaan. De NGT is een bijzondere minderheidstaal: bij deze taal is weinig sprake van generationele overdracht, omdat 90–95% van de dove kinderen horende ouders heeft. Deze kinderen zijn dus afhankelijk van het NGT-aanbod in het onderwijs en veelvuldige contacten met gebarentaligen.
Juridische erkenning van de NGT biedt alle Nederlandse gebarentaligen bescherming tegen veranderingen in de visie van de samenleving op de NGT en biedt hen de regie over hun leven en taalgebruik. De juridische erkenning van de NGT betekent dus tevens de juridische erkenning van het recht op het gebruik van de NGT.
Linguïstische identiteit wil zeggen dat men de eigen identiteit ontleent aan het gebruik van een bepaalde taal en zich identificeert met andere gebruikers van die taal. In de woorden van Bucholtz & Hall (2004): «.... language, as a fundamental resource for cultural production, is hence also a fundamental resource for identity production.»
Tevens verwijzen de initiatiefnemers naar artikel 24 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarin opgeroepen wordt om de linguïstische identiteit van de dovengemeenschap te bevorderen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming en waardering kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal en de bijbehorende memorie van toelichting. Zij danken de Kamerleden en hun ondersteuning voor het werk dat is gestoken in dit voorstel. Middels dit voorgenomen wetsvoorstel krijgt de Nederlandse Gebarentaal (hierna: NGT) de juridische erkenning waar de Nederlandse dovengemeenschap al zo lang op wacht. Ook lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat er in dit wetsvoorstel bepalingen over de praktische uitwerking zijn opgenomen, zoals de verplichting om crisiscommunicatie ook in de NGT aan te bieden en het recht om de eed, gelofte of bevestiging ter uitvoering van een wettelijk voorschrift in de NGT te mogen afleggen. Daarnaast geeft Nederland middels deze wetgeving een volwaardige uitvoering aan het reeds geratificeerde VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, een goede ontwikkeling. De leden hebben in dit stadium op enkele punten behoefte aan nadere toelichting.
De initiatiefnemers stellen, zo merken de leden van de CDA-fractie op, dat de juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal bijdraagt aan de volwaardige participatie van dove gebarentaligen aan de samenleving, waarmee ook invulling wordt gegeven aan een van de uitgangspunten van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (memorie van toelichting, blz. 4). De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de vraag, hoe juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal zich precies verhoudt tot de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit het VN-Verdrag.
Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap roept in meerdere artikelen (preambule, artikelen 2, 9, 21, 24 en 30) overheden op om gebarentalen, zoals de NGT, te erkennen en te bevorderen, en om discriminatie op grond van taal tegen te gaan. Dit initiatiefwetsvoorstel zorgt voor juridische erkenning van de NGT en borgt daarmee ook het recht op het gebruik van de NGT. De overheid voldoet hiermee aan een belangrijke verplichting uit het VN-verdrag, namelijk het borgen van het recht op het gebruik van een gebarentaal. Bovendien draagt de overheid hiermee de boodschap uit dat zij discriminatie op grond van taal actief tegen gaat.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beschrijving van alle informatie aangaande de NGT. De NGT is blijkens de MvT van grote waarde voor alle mensen binnen de dovengemeenschap, waaronder mensen die doof geboren zijn of doof geworden zijn voordat zij de gesproken Nederlandse taal verworven hebben, mensen die horend geboren zijn en dove ouders hebben, plotsdoven en laatdoven. De NGT wordt door vele horenden als «hulpmiddel» gezien, maar zij is een volwaardige zelfstandige taal die van groot belang is voor de dovengemeenschap. De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het niet erkennen van de NGT als zelfstandige taal onvoldoende erkenning en ruimte geeft aan de dovengemeenschap, voor wie de NGT van groot belang is. Zij onderschrijven dan ook de meerwaarde van juridische erkenning van de NGT, aangezien deze erkenning de positie van de NGT minder kwetsbaar maakt. Zij lezen ook dat indieners stellen dat zonder juridische erkenning de positie van de NGT kwetsbaar blijft. Zij vragen de indieners nader toe te lichten waar deze kwetsbaarheid uit blijkt.
Zoals eerder genoemd leiden medische en/of technologische innovaties regelmatig tot discussies over «het nut» van de NGT. Maatschappelijke erkenning is immers onderhevig aan de publieke opinie van dat moment. Het feit dat de NGT, evenals andere gebarentalen, weinig generationele overdracht kent vormt een andere bedreiging. Juridische erkenning betekent een formele erkenning van het bestaan van de NGT, evenals de erkenning van het recht op het gebruik van de NGT. Het komt voor dat organisaties en individuen het gebruik van de NGT door de inzet van tolken NGT tegengaan, bijvoorbeeld door de toegang tot tolken te weigeren of extra kosten te vragen voor tolkvoorzieningen. Zodra de NGT juridisch erkend is, kunnen gebarentalige Nederlandse burgers een beroep doen op hun recht om de NGT te gebruiken.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemers verwijzen in de onderbouwing van het voorliggende wetsvoorstel naar het rapport van de Commissie Nederlandse Gebarentaal, Meer dan een gebaar (1997). In 2001 heeft het Platform Erkenning Nederlandse Gebarentaal de Actualisatie 1997–2001 van Meer dan een gebaar uitgebracht. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke aanbevelingen nog actueel zijn en welke knelpunten urgent?
In 1997 is door de Commissie Nederlandse Gebarentaal in het rapport «Meer dan een gebaar» aangegeven dat de Nederlandse Gebarentaal juridisch verankerd zou moeten worden, naast het nemen van concrete maatregelen om het gebruik van Nederlandse Gebarentaal te bevorderen. Ook in de actualisatie daarvan: «Actualisatie 1997–2011 van het rapport Meer dan een gebaar» geeft het Platform Erkenning Nederlandse Gebarentaal aan juridische erkenning nog steeds belangrijk te vinden, hetgeen nog steeds actueel is.
In het rapport uit 2001 staan naast de erkenning nog een aantal punten die nog actueel zijn. De eerste is een landelijk wetenschappelijk onderzoeksprogramma met als onderwerp NGT in tweetalig onderwijs en opvoeding. Op dit onderwerp is nog steeds een tekort aan onderzoek. Ook het voorstel dat NGT-scholing voor ouders en medewerkers permanent en structureel gefinancierd moet worden via het Nederlands Gebarencentrum en de doveninstituten is nog steeds relevant. Met dit wetsvoorstel worden niet al deze punten opgepakt, doch wel het, naar de mening van de initiatiefnemers, belangrijkste en nog altijd actuele punt van juridische erkenning van de NGT.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat technologische vooruitgang de ontwikkeling van tal van hulpmiddelen mogelijk maakt, waarvan doven en horenden in hun communicatie gebruik kunnen maken. Op welke wijze kan het voorliggende wetsvoorstel die ontwikkeling stimuleren, zo vragen deze leden.
Erkenning van de NGT en een structureel beleid vanuit de rijksoverheid geeft een steviger basis aan het gebruik van de NGT. En daarmee een vruchtbaarder voedingsgrond voor het ontwikkelen van nieuwe toepassingen vanuit nieuwe technische mogelijkheden.
Zo zal de juridische erkenning van de NGT kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van Artificial Intelligence (AI) en het gebruik van avatars. Daardoor kunnen er betaalbare mogelijkheden komen om toepassingen te ontwikkelen, zoals vertalingen van prentenboeken in NGT en het toegankelijk maken van televisieprogramma’s voor jonge kinderen die nog niet kunnen lezen (en dus geen baat hebben bij ondertiteling). Zo krijgen ouders en dove kinderen ook toegang tot programma’s die beschikbaar zijn voor jonge horende kinderen. Ook op dit moment al geven nieuwe technieken zoals beeldbellen meer mogelijkheden voor het gebruik van de NGT.
In de memorie van toelichting verwijzen de initiatiefnemers naar een initiatiefnota van de ChristenUnie uit 2010. Waarom is de bedoelde initiatiefnota niet bij de Kamer ingediend, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen dat de ChristenUnie, reeds in de initiatiefnota «Positie doven versterken; Nederlandse Gebarentaal erkennen!» uit 2010, heeft opgeroepen tot formele erkenning door de Nederlandse gebarentaal als zelfstandige taal vast te leggen in de Grondwet. Echter constateren deze leden dat het voorliggende wetsvoorstel, geen grondwetswijziging is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom hier niet voor is gekozen, welke landen er wel voor hebben gekozen om hun gebarentaal op te nemen in hun Grondwet en of de erkenning van de Nederlandse gebarentaal door middel van het voorliggende wetsvoorstel minder sterk zou zijn dan erkenning door middel van een grondwetswijziging? Klopt het dat ook de Nederlandse taal niet vastgelegd is in de Grondwet?
Op dit moment is in de Nederlandse Grondwet geen enkele taal vastgelegd. Het ligt dan ook niet voor de hand om alleen de NGT vast te leggen in de Grondwet. In analogie met de erkenning van de Fries taal is daarom gekozen voor verankering in een aparte wet.
In verschillende landen zijn er veel verschillende vormen van erkenning van de nationale gebarentaal. In Finland, Oostenrijk, Portugal en Oeganda zijn de nationale gebarentalen in de Grondwet erkend. Maar de effecten hiervan variëren van een recht op het gebruik in het onderwijs tot geen enkel tastbare verbetering in de levens van gebarentaligen. Echter door erkenning van een gebarentaal in aparte formele wetgeving te verankeren, is het mogelijk om praktische voorstellen doen waarmee de positie van een gebarentaal in de praktijk ook daadwerkelijk verbeterd kan worden. Bijvoorbeeld door bepalingen over de praktische uitwerking op te nemen. De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen in hun vragen ook op praktische uitwerkingen «zoals de verplichting om crisiscommunicatie ook in de NGT aan te bieden en het recht om de eed, gelofte of bevestiging ter uitvoering van een wettelijk voorschrift in de NGT te mogen afleggen».
Over deze paragraaf zijn geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt.
De initiatiefnemers geven aan, dat de meeste Europese landen hun nationale gebarentaal juridisch erkend hebben, zij het op verschillende manieren. De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers in dit verband nader in te gaan op de vraag, bij welke juridische vormgeving het voorliggende wetsvoorstel aansluit en op welke gronden.
De leden van de D66-fractie erkennen, net als de initiatiefnemers, dat ook omwille van internationale aanbevelingen juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal wenselijk is. Zij zijn dan ook verheugd dat Nederland, zich na een eventuele aanname van het voorliggende wetsvoorstel, zich kan voegen bij de opsomming van landen gegeven op pagina 7 van de memorie van toelichting. De leden constateren, kijkend naar de opsomming die gemaakt wordt op deze pagina, dat verschillende landen kiezen voor verschillende vormen van juridische erkenning van hun gebarentaal. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom zij gekozen hebben voor de juridische erkenning zoals in het voorliggende wetsvoorstel beschreven en dus niet voor een van de andere wijze waarop dit door andere landen is gedaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het VN-verdrag inmiddels is geratificeerd en dat tevens de NGT middels dit wetsvoorstel juridische erkenning zal krijgen. Wel vragen de leden van de ChristenUniefractie de initiatiefnemers waarom is gekozen voor het opstellen van een aparte wet die de juridische erkenning van de NGT regelt. Blijkens de MvT hebben de Europese landen hun nationale gebarentaal op verschillende manieren juridisch erkend, waarbij gekozen is voor bijvoorbeeld het opnemen binnen de gehandicaptenwetgeving, een aparte taalregeling, een aparte wet of binnen de Grondwet. Terecht stellen de indieners dat er geen universele gebarentaal is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners inzicht hebben in de gebarentaal/gebarentalen die in Caribisch Nederland worden gebruikt en of en zo ja welke mogelijkheden zij zien de positie van de gebarentaal en de dovencultuur daar te versterken.
Op dit moment is in de Nederlandse Grondwet geen enkele taal vastgelegd. Het ligt dan ook niet voor de hand om alleen de NGT vast te leggen in de Grondwet. In analogie met de erkenning van de Friese taal is gekozen voor deze juridische vorm.
Vooralsnog is niet bekend welke gebarentaal of gebarentalen in Caribisch Nederland gebruikt worden. Het is aannemelijk dat gebaren uit de NGT in Caribisch Nederland verspreid worden via contacten tussen professionals van organisaties op het gebied van onderwijs en zorg voor doven. Daarnaast is bekend dat het in Caribisch Nederland ontbreekt aan professionele tolken en aan onderwijs in, en onderzoek naar de gebarentaal of gebarentalen in dat gebied. In zijn algemeenheid geldt dat het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap nog niet of onvoldoende ingevoerd is in Caribisch Nederland.
Het is, naar de mening van de leden van de VVD-fractie, belangrijk dat
«gebarentaligen» deel kunnen nemen aan onze samenleving. Het VN-Verdrag inzake rechten van personen met een handicap stelt in artikel 21 lid e dat overheden gebarentalen dienen te erkennen en te bevorderen. Maar dat gaat niet over «wettelijke» erkenning. Welke belangrijkste toegevoegde waarde heeft het wettelijk verankeren van de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal en welke belangrijkste toegevoegde waarde heeft het wettelijk regelen van een Adviescollege Nederlandse Gebarentaal (NGT) ten opzichte van beleidsvorming van het Kabinet?
De wettelijke verankering van de NGT betekent een duidelijke boodschap tegen discriminatie op grond van taal, en biedt een juridisch instrument om deze vorm van discriminatie tegen te gaan. Juridische erkenning expliciteert het recht van gebarentaligen om de NGT te gebruiken en om informatie te krijgen in de NGT. De wettelijke regeling van een Adviescollege voor de NGT zorgt voor een wetenschappelijk en maatschappelijk onderbouwd advies bij de ontwikkeling van beleid op het gebied van de NGT.
Daarnaast vragen de leden van de VVD zich af of de wettelijke verankering van erkenning en het adviescollege NGT als gevolg zal hebben dat NGT daadwerkelijk bevorderd wordt? Is het inschakelen van een tolk Nederlandse Gebarentaal door de overheid bij meer gelegenheden niet een kwestie van gewoon doen?
In de coronacrisis zagen we dat niet in de eerste, maar wel in latere persconferenties een tolk NGT werd ingezet. Dus deels is het inderdaad een kwestie van gewoon doen, maar het laat ook zien dat het nog allerminst een automatisme is.
Bovendien gaat erkenning van de NGT over meer dan alleen het inschakelen van tolken NGT. Het gaat ook over het borgen van het voortbestaan van de taal, het bevorderen van de taal, en vooral: het recht op het gebruik van de taal. Het feit dat gebarentaligen ondanks maatschappelijke erkenning en ondanks bestaande voorzieningen nog altijd onbegrip en discriminatie ervaren bepleit de noodzaak van een wettelijke erkenning van de NGT.
Tot slot willen de leden van de VVD van de indieners weten welke rechten de gebarentaligen aan deze wet kunnen ontlenen? In hoeverre kunnen gebaren-taligen aan deze wet bijvoorbeeld het recht ontlenen om via gebarentaal met de overheid en in het rechtsverkeer te communiceren? En zijn betrokken partijen, zoals gemeenten, geëquipeerd en gereed om deze wet gelijk te implementeren? Hebben de indieners daarnaast ook inzicht in de kosten en investeringsvereisten voor overheden en partijen in het rechtsverkeer voor de implementatie van deze wet en de gevolgen ervan?
De initiatiefnemers stellen dat tolkvoorzieningen doorgaans goed geregeld zijn. De leden van de CDA-fractie vragen wat de initiatiefnemers op dat gebied met het voorliggende wetsvoorstel nu precies willen bereiken.
Op dit moment is in Nederland de mogelijkheid van het inschakelen en het vergoeden van tolken NGT ten behoeve van gebarentaligen in principe goed geborgd. De initiatiefnemers verwachten dan ook geen onevenredige investeringskosten of inspanningen aan de kant van partijen zoals gemeentes. De acceptatie van het gebruik maken van een tolk NGT bij (overheids)instellingen of in andere situaties laat echter nog te wensen over. In bepaalde situaties wordt de aanwezigheid van of het vertalen door een tolk NGT niet geaccepteerd. Met de juridische erkenning van NGT kan de gebarentalige zich beroepen op de wet bij het inzetten van een tolk NGT. En met de bredere bekendheid die bij het beleid komt kijken, wordt ook de acceptatie van de inzet van tolken NGT verbeterd.
Blijkens de MvT hebben de initiatiefnemers gekozen voor de optie van aparte wetgeving om op die wijze aan te sluiten bij de wijze van erkenning van de Friese taal wat ook middels aparte wetgeving is gebeurd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers of dit de enkele reden is dat de juridische erkenning van de NGT plaatsvindt middels een aparte wet. Zijn de initiatiefnemers niet van mening dat juridische erkenning in de Grondwet meer zou bijdragen aan een volwaardige erkenning van de NGT als zelfstandige taal? Hoe staan indieners in bredere zin tegenover het opnemen van officieel erkende talen in de Grondwet, zo vragen deze leden.
Op dit moment is in de Nederlandse Grondwet geen enkele taal vastgelegd. Het ligt dan ook niet voor de hand om alleen de NGT vast te leggen in de Grondwet. Ook vergt een grondwetswijziging aanzienlijk meer tijd en inspanning. De beloofde erkenning van de NGT laat, in de ogen van de initiatiefnemers, al veel te lang op zich wachten.
Het voorliggende voorstel gaat niet over de Grondwet en daarmee valt het eventueel erkennen van andere talen in de Grondwet dan ook buiten de reikwijdte van dit voorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de juridische erkenning van de NGT voor de dovengemeenschap niet alleen de erkenning van hun moedertaal inhoudt, maar tevens de erkenning van hun cultuur en identiteit. Hierbij merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel en de bijbehorende MvT het adviesorgaan de naam Orgaan voor de Gebarentaal en Dovencultuur droeg. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om «de relevantie van het opnemen van de Dovencultuur als onderdeel van het takenpakket van het Orgaan te verduidelijken en wanneer dit niet mogelijk blijkt dit onderdeel te schrappen», hebben de initiatiefnemers deze passages niet meer opgenomen. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemers de passages niet meer hebben opgenomen omdat de erkenning van de NGT impliciet ook de erkenning van de Dovencultuur inhoudt, aangezien deze onlosmakelijk verbonden is met de taal. Zouden de initiatiefnemers verder kunnen verduidelijken waarom is gekozen voor het schrappen van de passages? Waarom is niet de keus gemaakt de relevantie van het opnemen van de Dovencultuur als onderdeel van het takenpakket van het Orgaan te verduidelijken om op die wijze niet enkel impliciet maar ook expliciet de erkenning van de Dovencultuur te realiseren?
De taak van het adviesorgaan is om er aan bij te dragen dat de NGT optimaal beschreven en gebruikt wordt, analoog aan de taakstelling van de TaalUnie. Anders dan bij andere minderheidstalen is er bij dovencultuur geen geografische binding en is er veelal geen generationele overdracht. De dovencultuur wordt onderzocht vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines. Bijvoorbeeld: Deaf Studies, waarin doven als culturele en linguïstische minderheid beschouwd worden; medische antropologie, waarin onderzocht wordt hoe doofheid leidt tot doof-zijn; gebarentaalwetenschappen, waarin onderzocht wordt wat de relatie is tussen taal en cultuur; of historische pedagogiek, waarin bestudeerd wordt hoe onderwijs een bakermat is van een gemeenschap en een cultuur. Gezien de complexiteit van dit onderwerp en gezien het feit dat een wettelijke erkenning van de NGT impliciet ook erkenning van de bijbehorende dovencultuur betekent, is er voor gekozen om advisering over de dovencultuur niet expliciet als taakstelling van het adviesorgaan op te nemen.
De leden van de D66-fractie horen graag van de initiatiefnemers welke rol zij precies voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties willen geven? Daarnaast horen deze leden graag welke rol zij zien weggelegd voor de bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daar dit ministerie de eerste ondertekenaar was van de rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113)?
De initiatiefnemers zien de erkenning van de NGT vooral als de erkenning van een minderheidstaal, net zoals andere minderheidstalen in Nederland. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is daarvoor de verantwoordelijk Minister. Zoals in artikel 2 staat wordt de Minister verantwoordelijk voor een beleid dat is gericht op het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal bij openbare toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. De uitvoering daarvan zal de Minister natuurlijk samen met de andere leden van het kabinet ter hand moeten nemen. Ook de bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dienen dan bij openbare toespraken, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer waarvoor zij verantwoordelijk zijn vaker de NGT toe te passen. Daarnaast blijft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanzelfsprekend eindverantwoordelijk voor de naleving van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat het wetsvoorstel naast de juridische erkenning van de NGT, ook meer praktische zaken regelt. Zo wordt geregeld dat het gebruik van de NGT door de rijksoverheid wordt bevorderd, middels onder andere een jaarlijkse rapportage van de Staat van de NGT en de instelling van een adviescollege dat advies uitbrengt over het bevorderen van het gebruik van de NGT aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de taak krijgt om beleid te voeren dat is gericht op het bevorderen dat er vaker gebruik gemaakt wordt van de NGT bij openbare toespraken van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. Aangaande het vertalen van bepaalde Kamerdebatten, zoals het wekelijkse Vragenuur en de Algemene Politieke Beschouwingen, in de NGT, merken de initiatiefnemers op dat het aan de Tweede Kamer is om in samenspraak met de NPO dit op te pakken. De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven deze oproep. Aangaande het beleid tot het bevorderen van het gebruik van de NGT in het bestuurlijk verkeer, noemen de initiatiefnemers onder andere het zoveel mogelijk bevorderen dat dove gebarentaligen bij de afdeling Burgerzaken van hun gemeente de NGT kunnen gebruiken. Hoe denken de initiatiefnemers dat de Minister bevorderen van deze mogelijkheid praktisch vorm zou kunnen geven?
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan in contacten met de verschillende medeoverheden meer bekendheid geven aan het recht op het gebruik van de NGT. Dat kan op informele wijze, maar natuurlijk ook op meer formele wijze, door middel van een brief of circulaire. Daarnaast kan de Minister bijvoorbeeld concreet wijzen op het recht om een tolk NGT mee te nemen naar een afspraak bij de gemeente.
Over deze paragraaf zijn geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt.
De leden van de D66-fractie lezen dat met ingang van 2020 een beperkt budget nodig zou zijn voor de vervulling van de taken van het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal. Dit zou volgens de initiatiefnemers uitkomen op € 50.000. Kunnen de initiatiefnemers deze schatting beargumenteren, bijvoorbeeld ook kijkend naar de jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de Wet gebruik Friese taal?
De schatting is gebaseerd op de jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de Wet gebruik Friese taal, en op het feit dat het een adviesfunctie betreft, waarbij de kosten van collegeleden beperkt zullen blijven. Omdat deze adviestaak een uitbreiding zal betekenen van de taken van het Gebarencentrum zal het noodzakelijk zijn om daar middelen voor vrij te maken. De huidige subsidie van het Nederlands Gebarencentrum dekt de helft van de huidige begroting van het centrum en biedt daarom geen ruimte om de ondersteuning te bieden die nodig is om invulling te geven aan deze nieuwe taak.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het Adviescollege beperkte middelen nodig zal hebben om periodiek onderzoek te verrichten ten behoeve van het uitvoeren van zijn adviserende taken en dat er tevens beperkte kosten verbonden zullen zijn aan het vertolken van publieke optredens van leden van het kabinet en van de mogelijke crisiscommunicatie. Zouden de initiatiefnemers nader kunnen ingaan op de financiële impact van het voorstel.
Naast de directe kosten voor het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal, zullen er kosten verbonden zijn aan de communicatie in NGT bij toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. Deze zullen vooral bestaan uit de inzet van tolken NGT. In een aantal situaties zullen deze vallen onder de huidige vergoedingsregelingen en de inschatting is dan ook dat de additionele kosten zeer beperkt zullen zijn.
Artikel 3
In artikel 3 wordt voorgesteld dat het Rijk een beleid voert dat is gericht op het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal bij openbare toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. De leden van de VVD willen graag van de indieners van het wetsvoorstel weten hoe de regering het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal bij openbare toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer gaat bevorderen? Hoe ver strekt de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als het gaat om het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal en is artikel 3 een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting? Ook vragen de leden van de VVD zich af in welke mate de wet ook gevolgen voor andere overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen? Is inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor andere overheden?
Het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dient te volgen op de erkenning van de NGT en moet daarom nog concreet worden vormgegeven. Het bevorderen van het gebruik draagt in zich dat de initiatiefnemers aan de Minister een serieuze inspanning vragen. De initiatiefnemers zien dat het kabinet deze taak voor een deel al voortvarend heeft opgepakt, getuige de inzet van de inmiddels welbekende tolk NGT Irma Sluis bij de persconferenties van het kabinet inzake de coronacrisis.
Zoals ook al eerder vermeld zijn veel tolkvoorzieningen reeds opgenomen in de huidige regelgeving en daarom verwachten de initiatiefnemers slechts beperkte additionele kosten en inspanningen.
Artikel 5
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de gebaren in de Nederlandse gebarentaal die corresponderen met de woorden van de eed, belofte of bevestiging zijn vastgelegd.
De gebaren die nodig zijn voor de vertaling in NGT van de eed, belofte of bevestiging, zijn vastgelegd in het online woordenboek van het Nederlands Gebarencentrum.
Artikel 7
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de leden van het adviescollege uitsluitend worden voorgedragen door het Nederlands Gebarencentrum. Ligt het niet voor de hand het adviescollege breder samen te stellen, zodat ook betrokkenen zelf kunnen meespreken, zo vragen deze leden.
Het Nederlands Gebarencentrum is het landelijke onafhankelijke expertisecentrum op het gebied van de NGT en bestaat al ruim 20 jaar. Door de samenstelling en aard van de organisatie is de relatie met de Nederlandse dovengemeenschap, dienstverlenende organisaties voor mensen met een auditieve beperking en onderzoekscentra en opleidingen die zich met NGT bezighouden ook geborgd. De initiatiefnemers verwachten dan ook dat het Nederlandse Gebarencentrum collegeleden voordraagt die breed draagvlak hebben binnen de dovengemeenschap. Het is de bedoeling dat deze voordracht breder is dan de medewerkers van het Nederlands Gebarencentrum zelf, hetgeen in het wetsvoorstel staat.
Kuiken Dik-Faber Van Eijs
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34562-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.