Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34562 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34562 nr. 8 |
Vastgesteld 8 november 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
||
Algemeen |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Achtergrond |
2 |
3. |
Historie van de erkenning van de NGT in Nederland |
3 |
4. |
Huidige voorzieningen (vanuit wet- en regelgeving) in Nederland |
3 |
5. |
Wet- en regelgeving in het buitenland |
3 |
6. |
Wenselijkheid van juridische erkenning |
4 |
7. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
5 |
8. |
Constitutionele aspecten |
6 |
9. |
Financiële gevolgen |
6 |
Artikelsgewijs |
6 |
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Naar aanleiding van de memorie van toelichting, zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de afdeling Advisering van de Raad van State, hebben de leden van de VVD nog een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel erkenning Nederlandse gebarentaal. Met de initiatiefnemers onderschrijven deze leden het grote belang van de Nederlandse gebarentaal voor de communicatie tussen doven en horenden en tussen doven onderling. Deze leden hechten eraan, dat de Nederlandse gebarentaal als moedertaal van de Nederlandse dovengemeenschap inmiddels maatschappelijk en politiek erkend is. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de overheid zich voortdurend bewust moet zijn van de toegankelijkheid en effectiviteit van al haar communicatie. Terecht betogen de initiatiefnemers dat communicatie met dove gebarentaligen een extra inspanning vergt van alle overheidsorganen.
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen met het voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal, hierna de wet erkenning Nederlandse gebarentaal. De juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal is in hun ogen een belangrijk onderdeel van de maatschappelijke erkenning. Zij hebben over het wetsvoorstel nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat er sprake is van een juridische wenselijkheid van het voorliggende wetsvoorstel en dat er dus geen sprake is van wetgeving van louter symbolische aard. Kunnen de initiatiefnemers helder uiteenzetten wat de precieze nut en noodzaak is van het voorliggende wetsvoorstel, daarbij ook kijkend naar de maatschappelijke erkenning van de Nederlandse gebarentaal en de ontwikkeling die de Nederlandse gebarentaal de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Deze leden vragen zich voorts af of de initiatiefnemers het begrip «linguïstische identiteit» uit kunnen werken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming en waardering kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal en de bijbehorende memorie van toelichting. Zij danken de Kamerleden en hun ondersteuning voor het werk dat is gestoken in dit voorstel. Middels dit voorgenomen wetsvoorstel krijgt de Nederlandse Gebarentaal (hierna: NGT) de juridische erkenning waar de Nederlandse dovengemeenschap al zo lang op wacht. Ook lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat er in dit wetsvoorstel bepalingen over de praktische uitwerking zijn opgenomen, zoals de verplichting om crisiscommunicatie ook in de NGT aan te bieden en het recht om de eed, gelofte of bevestiging ter uitvoering van een wettelijk voorschrift in de NGT te mogen afleggen. Daarnaast geeft Nederland middels deze wetgeving een volwaardige uitvoering aan het reeds geratificeerde VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, een goede ontwikkeling. De leden hebben in dit stadium op enkele punten behoefte aan nadere toelichting.
De initiatiefnemers stellen, zo merken de leden van de CDA-fractie op, dat de juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal bijdraagt aan de volwaardige participatie van dove gebarentaligen aan de samenleving, waarmee ook invulling wordt gegeven aan een van de uitgangspunten van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (memorie van toelichting, blz. 4). De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de vraag, hoe juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal zich precies verhoudt tot de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit het VN-Verdrag.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beschrijving van alle informatie aangaande de NGT. De NGT is blijkens de MvT van grote waarde voor alle mensen binnen de dovengemeenschap, waaronder mensen die doof geboren zijn of doof geworden zijn voordat zij de gesproken Nederlandse taal verworven hebben, mensen die horend geboren zijn en dove ouders hebben, plotsdoven en laatdoven. De NGT wordt door vele horenden als «hulpmiddel» gezien, maar zij is een volwaardige zelfstandige taal die van groot belang is voor de dovengemeenschap. De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het niet erkennen van de NGT als zelfstandige taal onvoldoende erkenning en ruimte geeft aan de dovengemeenschap, voor wie de NGT van groot belang is. Zij onderschrijven dan ook de meerwaarde van juridische erkenning van de NGT, aangezien deze erkenning de positie van de NGT minder kwetsbaar maakt. Zij lezen ook dat indieners stellen dat zonder juridische erkenning de positie van de NGT kwetsbaar blijft. Zij vragen de indieners nader toe te lichten waar deze kwetsbaarheid uit blijkt.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemers verwijzen in de onderbouwing van het voorliggende wetsvoorstel naar het rapport van de Commissie Nederlandse Gebarentaal, Meer dan een gebaar (1997). In 2001 heeft het Platform Erkenning Nederlandse Gebarentaal de Actualisatie 1997–2001 van Meer dan een gebaar uitgebracht. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke aanbevelingen nog actueel zijn en welke knelpunten urgent? De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat technologische vooruitgang de ontwikkeling van tal van hulpmiddelen mogelijk maakt, waarvan doven en horenden in hun communicatie gebruik kunnen maken. Op welke wijze kan het voorliggende wetsvoorstel die ontwikkeling stimuleren, zo vragen deze leden. In de memorie van toelichting verwijzen de initiatiefnemers naar een initiatiefnota van de ChristenUnie uit 2010. Waarom is de bedoelde initiatiefnota niet bij de Kamer ingediend, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen dat de ChristenUnie, reeds in de initiatiefnota «Positie doven versterken; Nederlandse Gebarentaal erkennen!» uit 2010, heeft opgeroepen tot formele erkenning door de Nederlandse gebarentaal als zelfstandige taal vast te leggen in de Grondwet. Echter constateren deze leden dat het voorliggende wetsvoorstel, geen grondwetswijziging is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom hier niet voor is gekozen, welke landen er wel voor hebben gekozen om hun gebarentaal op te nemen in hun Grondwet en of de erkenning van de Nederlandse gebarentaal door middel van het voorliggende wetsvoorstel minder sterk zou zijn dan erkenning door middel van een grondwetswijziging? Klopt het dat ook de Nederlandse taal niet vastgelegd is in de Grondwet?
Over deze paragraaf zijn geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt.
De initiatiefnemers geven aan, dat de meeste Europese landen hun nationale gebarentaal juridisch erkend hebben, zij het op verschillende manieren. De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers in dit verband nader in te gaan op de vraag, bij welke juridische vormgeving het voorliggende wetsvoorstel aansluit en op welke gronden.
De leden van de D66-fractie erkennen, net als de initiatiefnemers, dat ook omwille van internationale aanbevelingen juridische erkenning van de Nederlandse gebarentaal wenselijk is. Zij zijn dan ook verheugd dat Nederland, zich na een eventuele aanname van het voorliggende wetsvoorstel, zich kan voegen bij de opsomming van landen gegeven op pagina 7 van de memorie van toelichting. De leden constateren, kijkend naar de opsomming die gemaakt wordt op deze pagina, dat verschillende landen kiezen voor verschillende vormen van juridische erkenning van hun gebarentaal. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom zij gekozen hebben voor de juridische erkenning zoals in het voorliggende wetsvoorstel beschreven en dus niet voor een van de andere wijze waarop dit door andere landen is gedaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het VN-verdrag inmiddels is geratificeerd en dat tevens de NGT middels dit wetsvoorstel juridische erkenning zal krijgen. Wel vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de initiatiefnemers waarom is gekozen voor het opstellen van een aparte wet die de juridische erkenning van de NGT regelt. Blijkens de MvT hebben de Europese landen hun nationale gebarentaal op verschillende manieren juridisch erkend, waarbij gekozen is voor bijvoorbeeld het opnemen binnen de gehandicaptenwetgeving, een aparte taalregeling, een aparte wet of binnen de Grondwet. Terecht stellen de indieners dat er geen universele gebarentaal is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners inzicht hebben in de gebarentaal/gebarentalen die in Caribisch Nederland worden gebruikt en of en zo ja welke mogelijkheden zij zien de positie van de gebarentaal en de dovencultuur daar te versterken.
Het is, naar de mening van de leden van de VVD-fractie, belangrijk dat «gebarentaligen» deel kunnen nemen aan onze samenleving. Het VN-Verdrag inzake rechten van personen met een handicap stelt in artikel 21 lid e dat overheden gebarentalen dienen te erkennen en te bevorderen. Maar dat gaat niet over «wettelijke» erkenning. Welke belangrijkste toegevoegde waarde heeft het wettelijk verankeren van de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal en welke belangrijkste toegevoegde waarde heeft het wettelijk regelen van een Adviescollege Nederlandse Gebarentaal (NGT) ten opzichte van beleidsvorming van het Kabinet?
Daarnaast vragen de leden van de VVD zich af of de wettelijke verankering van erkenning en het adviescollege NGT als gevolg zal hebben dat NGT daadwerkelijk bevorderd wordt? Is het inschakelen van een tolk Nederlandse Gebarentaal door de overheid bij meer gelegenheden niet een kwestie van gewoon doen?
Tot slot willen de leden van de VVD van de indieners weten welke rechten de gebarentaligen aan deze wet kunnen ontlenen? In hoeverre kunnen gebaren-taligen aan deze wet bijvoorbeeld het recht ontlenen om via gebarentaal met de overheid en in het rechtsverkeer te communiceren? En zijn betrokken partijen, zoals gemeenten, geëquipeerd en gereed om deze wet gelijk te implementeren? Hebben de indieners daarnaast ook inzicht in de kosten en investeringsvereisten voor overheden en partijen in het rechtsverkeer voor de implementatie van deze wet en de gevolgen ervan?
De initiatiefnemers stellen dat tolkvoorzieningen doorgaans goed geregeld zijn. De leden van de CDA-fractie vragen wat de initiatiefnemers op dat gebied met het voorliggende wetsvoorstel nu precies willen bereiken.
Blijkens de MvT hebben de initiatiefnemers gekozen voor de optie van aparte wetgeving om op die wijze aan te sluiten bij de wijze van erkenning van de Friese taal wat ook middels aparte wetgeving is gebeurd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers of dit de enkele reden is dat de juridische erkenning van de NGT plaatsvindt middels een aparte wet. Zijn de initiatiefnemers niet van mening dat juridische erkenning in de Grondwet meer zou bijdragen aan een volwaardige erkenning van de NGT als zelfstandige taal? Hoe staan indieners in bredere zin tegenover het opnemen van officieel erkende talen in de Grondwet, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de juridische erkenning van de NGT voor de dovengemeenschap niet alleen de erkenning van hun moedertaal inhoudt, maar tevens de erkenning van hun cultuur en identiteit. Hierbij merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel en de bijbehorende MvT het adviesorgaan de naam Orgaan voor de Gebarentaal en Dovencultuur droeg. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om «de relevantie van het opnemen van de Dovencultuur als onderdeel van het takenpakket van het Orgaan te verduidelijken en wanneer dit niet mogelijk blijkt dit onderdeel te schrappen», hebben de initiatiefnemers deze passages niet meer opgenomen. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemers de passages niet meer hebben opgenomen omdat de erkenning van de NGT impliciet ook de erkenning van de Dovencultuur inhoudt, aangezien deze onlosmakelijk verbonden is met de taal. Zouden de initiatiefnemers verder kunnen verduidelijken waarom is gekozen voor het schrappen van de passages? Waarom is niet de keus gemaakt de relevantie van het opnemen van de Dovencultuur als onderdeel van het takenpakket van het Orgaan te verduidelijken om op die wijze niet enkel impliciet maar ook expliciet de erkenning van de Dovencultuur te realiseren?
De leden van de D66-fractie horen graag van de initiatiefnemers welke rol zij precies voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties willen geven? Daarnaast horen deze leden graag welke rol zij zien weggelegd voor de bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daar dit ministerie de eerste ondertekenaar was van de rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113)?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat het wetsvoorstel naast de juridische erkenning van de NGT, ook meer praktische zaken regelt. Zo wordt geregeld dat het gebruik van de NGT door de rijksoverheid wordt bevorderd, middels onder andere een jaarlijkse rapportage van de Staat van de NGT en de instelling van een adviescollege dat advies uitbrengt over het bevorderen van het gebruik van de NGT aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de taak krijgt om beleid te voeren dat is gericht op het bevorderen dat er vaker gebruik gemaakt wordt van de NGT bij openbare toespraken van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. Aangaande het vertalen van bepaalde Kamerdebatten, zoals het wekelijkse Vragenuur en de Algemene Politieke Beschouwingen, in de NGT, merken de initiatiefnemers op dat het aan de Tweede Kamer is om in samenspraak met de NPO dit op te pakken. De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven deze oproep. Aangaande het beleid tot het bevorderen van het gebruik van de NGT in het bestuurlijk verkeer, noemen de initiatiefnemers onder andere het zoveel mogelijk bevorderen dat dove gebarentaligen bij de afdeling Burgerzaken van hun gemeente de NGT kunnen gebruiken. Hoe denken de initiatiefnemers dat de Minister bevorderen van deze mogelijkheid praktisch vorm zou kunnen geven?
Over deze paragraaf zijn geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt.
De leden van de D66-fractie lezen dat met ingang van 2020 een beperkt budget nodig zou zijn voor de vervulling van de taken van het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal. Dit zou volgens de initiatiefnemers uitkomen op € 50.000. Kunnen de initiatiefnemers deze schatting beargumenteren, bijvoorbeeld ook kijkend naar de jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de Wet gebruik Friese taal?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het Adviescollege beperkte middelen nodig zal hebben om periodiek onderzoek te verrichten ten behoeve van het uitvoeren van zijn adviserende taken en dat er tevens beperkte kosten verbonden zullen zijn aan het vertolken van publieke optredens van leden van het kabinet en van de mogelijke crisiscommunicatie. Zouden de initiatiefnemers nader kunnen ingaan op de financiële impact van het voorstel.
Artikel 3
In artikel 3 wordt voorgesteld dat het Rijk een beleid voert dat is gericht op het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal bij openbare toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. De leden van de VVD willen graag van de indieners van het wetsvoorstel weten hoe de regering het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal bij openbare toespraken van de leden van het kabinet, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer gaat bevorderen? Hoe ver strekt de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als het gaat om het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal en is artikel 3 een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting? Ook vragen de leden van de VVD zich af in welke mate de wet ook gevolgen voor andere overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen? Is inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor andere overheden?
Artikel 5
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de gebaren in de Nederlandse gebarentaal die corresponderen met de woorden van de eed, belofte of bevestiging zijn vastgelegd.
Artikel 7
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de leden van het adviescollege uitsluitend worden voorgedragen door het Nederlands Gebarencentrum. Ligt het niet voor de hand het adviescollege breder samen te stellen, zodat ook betrokkenen zelf kunnen meespreken, zo vragen deze leden.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34562-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.