34 558 Voorstel van wet van de leden Koopmans en Van Helvert houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (Wet ter Bescherming Koopvaardij)

G NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 27 februari 2019

Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag inzake het voorstel van wet van de leden Koopmans en Van Helvert houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (34 558) aan.

In het verslag zijn eveneens vragen gesteld aan de regering. De regering heeft een separate brief aan uw Kamer verstuurd waarin deze vragen zijn beantwoord.

Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,

Koopmans

Van Helvert

Inleiding

De initiatiefnemers danken de leden PvdA-fractie voor de gestelde vragen. Zij stemmen met genoegen in met de door de regering gegeven antwoorden op de vragen die zowel aan de regering als aan de initiatiefnemers zijn gesteld. In aanvulling op het antwoord op de vraag over het vermeende risico van «twee kapiteins op een schip» verwijzen de initiatiefnemers, wellicht ten overvloede, naar het schrijven van de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij (NVKK) d.d. 18 februari 20191, waarin de betreffende vraag ook door de kapiteins zelf wordt beantwoord en de uitgangspunten van de initiatiefwet worden onderschreven.

Omwille van de overzichtelijkheid worden de vragen die reeds door de regering zijn beantwoord niet in deze nota naar aanleiding het verslag herhaald. De initiatiefnemers gaan in deze nota in op de vragen die uitsluitend aan de initiatiefnemers zijn gesteld.

Inzet Vessel Protection Detachments

Volgens gegevens van het Ministerie van Defensie zijn er in de periode 2011–2018 443 aanvragen voor een VPD ingediend. 65 (15%) daarvan zijn afgewezen.2 Sinds 2015 is geen enkele aanvraag afgewezen en vinden jaarlijks zo’n 40 transporten plaats door VPD’s beveiligd.3 Echter, volgens de indieners doen veel reders geen aanvraag voor een VPD. Kunnen zij aangeven om hoeveel transporten dit ging, wat de redenen waren om geen VPD aan te vragen en hoe in die gevallen de beveiliging was geregeld, zo vragen de PvdA-fractieleden.

Nadat in de eerste jaren veel aanvragen voor een VPD werden afgewezen dan wel ingetrokken omdat niet aan de voorwaarden kon worden voldaan, zijn de reders gestopt met het indienen van aanvragen die geen kans maken. De redenen waarom de reders geen aanvragen meer indienen zijn dezelfde redenen waarom de initiatiefnemers dit wetsvoorstel noodzakelijk achten: de overheid kan niet altijd bescherming bieden omdat de omvang van een VPD te groot is voor het schip dan wel omdat een VPD niet tijdig aan boord kan zijn omdat Defensie lang moet wachten op diplomatic clearances. Ook speelt mee dat de kosten van de inzet van een VPD relatief hoog kunnen zijn vergeleken met de inzet van private beveiliging, die wel is toegestaan in alle andere Europese maritieme vlaggenstaten. Hierdoor zijn reders in het nadeel bij het bieden op transporten en laten zij veel (risico)transporten lopen.

Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid schrijft in zijn brief aan de Eerste Kamer d.d. 26 februari 2019, is het mogelijk dat sommige reders zich genoodzaakt voelen om onbeveiligd door de High Risk Area te varen, dan wel, buiten de Nederlandse wet om, buitenlandse gewapende beveiligers in te huren. Jaarlijks varen circa 300 tot 350 schepen onder de vlag van het Koninkrijk door de High Risk Area. Aangezien er jaarlijks ongeveer 40 transporten door VPD’s worden beveiligd, kan niet worden uitgesloten dat reders van onder Nederlandse vlag varende koopvaardijschepen hun toevlucht nemen tot één van bovenstaande scenario’s. Met de regering zien de initiatiefnemers dit als een onwenselijke situatie.

Uitgangspunt van het initiatiefvoorstel is «VPD-tenzij». De indieners geven aan dat voor een belangrijk deel van de aanvragen niets verandert. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een onderbouwing van dit standpunt in het licht van de verwachting van de indieners dat per jaar zo’n 125 aanvragen zullen worden ingediend (ten opzichte van gemiddeld 40 in de afgelopen jaren) en in relatie tot het gegeven dat 75% van de reders zaken doen in de zogenaamde spotmarkt.

De verwachting is dat de reders die thans VPD’s aanvragen dit zullen blijven doen. Een goed deel van de transporten waarvoor VPD’s worden ingezet betreft aanvragen van reders die zeer gespecialiseerd transport verzorgen, zoals het heavy marine transport. De reisschema’s van deze schepen liggen lang van tevoren vast. Kosten spelen een minder belangrijke rol, omdat deze reders weinig concurrentie hebben te duchten vanwege het zeer gespecialiseerde transport. Daarnaast maken de beveiligingskosten een relatief klein deel uit van de kosten van een dergelijk transport.

Het initiatiefwetsvoorstel beoogt vooral de reders bij te staan die met kleinere schepen varen en die actief zijn in de spotmarkt. In deze markt liggen reisschema’s niet lang van tevoren vast en is sprake van een grote concurrentie. Deze schepen kunnen nu niet of onvoldoende rekenen op de bescherming door de overheid. Het initiatiefwetsvoorstel maakt mogelijk dat deze reders, onder duidelijke voorwaarden en in speciale omstandigheden, particuliere beveiligers kunnen inschakelen. De schatting van het extra aantal aanvragen dat na inwerkingtreding van het initiatiefwetsvoorstel zal worden ingediend is gebaseerd op gegevens betreffende afwijzingen van aanvragen in de beginperiode na 2012, met het dreigingsbeeld van toen, en is daarmee minder richtinggevend voor de situatie in 2019. Het is riskant om schattingen te doen over extra transporten op basis van de relatieve omvang van de spotmarkt omdat een deel van de schepen nimmer transporten verzorgt door de huidige risicogebieden. Hoe groot dat aandeel is, is niet bekend.

De initiatiefnemers danken de leden van de PvdA-fractie voor de gestelde vragen en hopen dat deze naar voldoening zijn beantwoord.

Koopmans

Van Helvert


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 164394.04.

X Noot
2

Kamerstukken I 2018/19, 34 558, C, p. 24.

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/19, 34 558, C, p. 7.

Naar boven