Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel VII wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voorts wordt voor vergoedingen
die opeisbaar zijn geworden in het jaar 2015 voor de toepassing van artikel 29, zevende
lid, tweede volzin, van laatstgenoemde wet het tijdstip van opeisbaarheid geacht gelegen
te zijn op 1 januari 2016.
TOELICHTING
I. Algemeen
Het voorstel van wet bevat enkele bepalingen met betrekking tot de teruggaaf van btw
ter zake van oninbare vorderingen. Daarbij is tevens voorzien in overgangsrecht. In
een overleg over het voorstel heeft de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)
erop gewezen dat dit overgangsrecht op een onderdeel aanvulling behoeft. Deze nota
van wijziging voorziet in deze aanvulling.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
Het voorstel in deze nota van wijziging is beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe
stijl. Voor het voorstel uit deze nota van wijziging geldt dat de Belastingdienst
deze uitvoerbaar en handhaafbaar acht per de voorgestelde inwerkingtredingsdatum.
De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets die als bijlage
is bijgevoegd1.
II. Onderdeelsgewijs
Artikel VII (overgangsbepaling)
De in artikel VII van het voorstel van wet opgenomen overgangsbepaling wordt uitgebreid
met een bepaling die ertoe strekt de in artikel 29, zevende lid, van de Wet op de
omzetbelasting 1968 voorziene correctie van voorbelasting bij de afnemer ook in de
overgangsfase steeds te kunnen realiseren. Tot 1 januari 2017 vindt een dergelijke
correctie plaats op het tijdstip waarop duidelijk wordt dat de vergoeding waarop de
afgetrokken voorbelasting betrekking heeft, door de afnemer niet of niet geheel zal
worden betaald dan wel is terugontvangen. De correctie moet echter in ieder geval
plaatsvinden twee jaren nadat de vergoeding opeisbaar is geworden voor zover deze
dan nog niet is betaald. Bedoelde termijn wordt in het wetsvoorstel met ingang van
1 januari 2017 verkort tot één jaar. Om te voorkomen dat er voor vergoedingen die
opeisbaar zijn geworden in het jaar 2015 en die nog niet zijn betaald op 1 januari
2017 een heffingslek zou ontstaan, voorziet deze nota van wijziging erin dat in artikel
VII van het onderhavige voorstel van wet wordt bepaald dat voor die vergoedingen het
tijdstip van opeisbaarheid geacht wordt te zijn gelegen op 1 januari 2016.
De Staatssecretaris van Financiën,
E.D. Wiebes