34 553 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 12 oktober 2016

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Inleiding

2

Inkomstenbelasting algemeen

2

Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust

2

Codificatie beleidsbesluit vruchtgebruik

2

Heffing beloningen bestuurders en commissarissen

3

Heffing beloningen bestuurders en commissarissen

3

Intrekking spaarrenterichtlijn

3

Codificatie beleidsbesluit tijdklemmen

3

Loonbelasting

4

Verduidelijking quasi-inbestedingsvrijstelling overheidslichamen

4

Vennootschapsbelastingplicht SNS-vennootschappen

5

Reparatie arrest over bedrijfsopvolgingsregeling bij indirecte aandelenbelangen van minder dan 5%

5

Termijn vaststelling aanslag na schenking eigen woning

9

Aanpassing wijnaccijnstarieven

11

Verruiming teruggaafregeling biobrandstoffen

12

Inzet apparatuur of dieren bij accijnscontroles

13

Fatale termijn voor herziening voorschot en vaststelling toeslag

13

Aanpassing Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit

14

Creëren grondslag voor informatie-uitwisseling

14

Nota van wijziging (34 553, nr. 5)

15

Overig

17

Inleiding

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Overige Fiscale Maatregelen 2017.

Deze leden verzoeken de regering tevens in te gaan op de vragen en opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, het Register Belastingadviseurs en de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat in hun commentaren op onderhavig wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Overige Fiscale Maatregelen.

De leden van de fractie van de SGP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Inkomstenbelasting algemeen

Zijn hier nog constructies te verwachten die nadelig uitvallen voor de belastingopbrengst, vragen de leden van de fractie van de PVV.

Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust

Geldt de defiscalisering vanaf het moment dat het vruchtgebruik juridisch is gevestigd door de afgifte van het legaat, of is er terugwerkende kracht tot het overlijdenstijdstip?

Hoe moet in het kader van artikel 5.4 Wet IB worden omgegaan met schulden/vorderingen die ontstaan uit de verdeling van een huwelijkse goederengemeenschap («turboverdeling»), zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke gevolgen deze maatregelen heeft voor de box 3 heffing. Wat is de bloot eigendomwaarde van een schuld, en hoe wordt deze bepaald? Hoe worden schulden behandeld die bij de vruchtgebruiker in box 1 vallen wegens eigen woningsschuld, maar niet zo worden behandeld bij de bloot eigendombezitter in de bestaande regeling?

Codificatie beleidsbesluit vruchtgebruik

Voor de aftrekbaarheid van rente en kosten is het van belang dat de belastingplichtige draagplichtig is voor de rente of kosten, aldus de leden van de fractie van de VVD. Voldoet de vruchtgebruiker aan deze voorwaarde als het testament hierover geen expliciete bepaling bevat?

Het Register Belastingadviseurs vraagt naar hoe moet worden omgegaan met een turboverdeling. Kan de regering hierop reageren, vragen de leden van de VVD-fractie.

Heffing beloningen bestuurders en commissarissen

De leden van de fractie van de VVD hebben over dit onderdeel van het wetsvoorstel enkele vragen.

Waarom is deze aanpassing volgens de regering noodzakelijk c.q. wenselijk? Wat zijn de gevolgen voor buitenlandse bestuurders en commissarissen bij in Nederland gevestigde vennootschappen? In hoeverre bestaat het risico dat deze bestuurders en commissarissen straks dubbel belasting gaan betalen? Hoe wordt dit voorkomen? In hoeverre wordt het hierdoor onaantrekkelijker voor Nederlandse bedrijven om buitenlandse bestuurders en commissarissen aan te trekken, terwijl die soms wel gewenst of noodzakelijk kunnen zijn?

Heeft over het voorstel overleg plaatsgevonden met bijvoorbeeld de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren (NCD) en/of VNO-NCW? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Zo nee, waarom niet?

Hoe verhoudt deze bepaling zich tot de verschillende belastingverdragen? Hoe verhoudt deze bepaling zich tot onder andere artikel 16 lid 4 van het belastingverdrag met België en artikel 16 lid 2 van het belastingverdrag met Italië, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van deze maatregel. Hoeveel bestuurders en commissarissen zijn op dit moment niet belastbaar omdat zij in het buitenland wonen?

Heffing beloningen bestuurders en commissarissen

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat de verwachte opbrengsten zijn van het kunnen effectueren van het heffingsrecht op beloningen van bestuurders en commissarissen door middel van deze maatregel? Worden beloningen van bestuurders en commissarissen van vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd op dit moment helemaal niet belast door Nederland of door het land waar de bestuurder of commissaris belastingplichtig is?

Intrekking spaarrenterichtlijn

Voor welke andere landen buiten de Europese Unie geldt dat de spaarrenterichtlijn nog geldig is tot 31 december 2016, vragen de leden van de fractie van D66? Geldt voor deze landen ook dat zij geen inlichtingen uitwisselen met Nederland? En de leden vragen de regering of Nederland wel gegevens levert aan deze landen en Oostenrijk?

Klopt het dat voor Oostenrijk en deze andere landen vanaf 1 januari 2017 ook de CRS-richtlijn geldt en dus ook inlichtingen zullen uitwisselen met Nederland?

Codificatie beleidsbesluit tijdklemmen

Het betreft een codificatie, maar er is ook nog een aantal andere aanpassingen gedaan. In hoeverre betreft het hier verruimingen die wenselijk en gunstig zijn voor burgers, vragen de leden van de fractie van de VVD.

Op welke punten gaat de codificatie van het beleidsbesluit verder dan dat besluit, vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De leden van de CDA-fractie steunen de codificatie en verruiming van het laten vervallen van de tijdsklemmen bij spaar- en beleggingshypotheken. Deze leden vragen zich af waarom deze tijdsklemmen überhaupt nog nodig zijn voor mensen met een spaar- of beleggingshypotheek die onder het overgangsrecht valt. Dit is namelijk een beperkte groep, waar geen nieuwe gevallen meer bij kunnen komen. Misbruik lijkt dus onmogelijk. En dan is het heel zuur dat je je hypotheek vervroegd wil aflossen en vele duizenden euro’s extra inkomstenbelasting moet betalen. De leden van de CDA-fractie achten deze fiscale boete op aflossen zeer onwenselijk. Waarom kunnen de tijdklemmen voor deze oude gevallen niet geheel vervallen? Biedt het niet voldoende waarborg dat de fiscale vrijstelling van het gespaarde of belegde vermogen niet meer kan bedragen dan de hypotheekschuld? Deelt de regering de mening dat extra aflossen juist wenselijk is en nooit belemmerd zou mogen worden door fiscale (overgangs)regels?

In welke andere gevallen is het gewenst om eerder dan de termijn van 15 of 20 jaar met behoud van vrijstelling tot afkoop over te kunnen gaan? Waar wijkt de codificatie af van het beleidsbesluit, vragen de leden van de D66-fractie aan de regering?

Loonbelasting

Klopt het dat er met deze wijziging puur een in de praktijk gehanteerd begrip wordt vastgelegd. De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten of er daadwerkelijk geen verschillen in de praktijk kunnen ontstaan nu de eindheffingsloon wordt vastgelegd dat de eindheffingsloon wordt uitgesloten van het loonbegrip in het kader van de S&O-afdrachtvermindering.

De leden van de D66-fractie vragen wat de verschillen zijn tussen de lichte en de zware procedure? Wat betekenen deze verschillen voor de rechtszekerheid van de belastingplichtige? En hoe garandeert de regering dat de juiste procedure voor het juiste vergrijp wordt gebruikt?

Verduidelijking quasi-inbestedingsvrijstelling overheidslichamen

De leden van de PvdA-fractie achten de voorgestelde maatregelen nuttige anti-misbruikmaatregelen. Zij vragen of er in de praktijk gebruik werd gemaakt van deze ontwijkingsmogelijkheden. Tevens constateren zij dat deze maatregelen bij de vrijstelling voor interne diensten niet van toepassing zijn indien het vermogensbestanddeel niet onderdeel is van ondernemingsvermogen. Klopt het dat er in dat geval nog altijd de mogelijkheid bestaat dat bijvoorbeeld huurinkomsten onbelast blijven bij de publiekrechtelijke rechtspersoon, terwijl wel een aftrek wordt gegund bij de huurder? Zo ja, op welke manier kan dit alsnog voorkomen worden?

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van de beschreven gekunstelde situaties die opgezet zijn door blijkbaar lagere overheden om te besparen op vennootschapsbelasting. Deze leden willen weten hoe vaak deze gekunstelde situaties zich voor hebben gedaan? Ook willen deze leden weten om welke lagere overheden het hier gaat. Zij willen graag de namen van deze overheden.

Ook vragen deze leden zich af of er al zicht is op hoeveel fiscalisten, juristen en advocaten werk hebben gevonden dankzij de Wet Vpb-plicht overheidsondernemingen waar deze leden tegenstemden. Hoeveel rechtszaken lopen er rondom zaken die in dit wetsvoorstel geregeld zijn? Hoeveel belastinggeld hebben deze fiscalisten, juristen en advocaten de overheid al gekost?

Ook vragen deze leden naar de opbrengst van deze genoemde wet: hoeveel geld is er al rondgepompt?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering refereert dat het zo min mogelijk moet uitmaken of activiteiten door een publiekrechtelijke rechtspersoon zelf of een volledig door die rechtspersoon beheerst privaatrechtelijke overheidslichaam wordt verricht. Kan de regering toelichten in welke gevallen er toch verschil ontstaat in beide situaties?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering toe te lichten hoe de omstandigheden tot ongewenste gevolgen kunnen leiden? Hoe vaak komen de ongewenste gevolgen waar de regering naar refereert voor per jaar?

Vennootschapsbelastingplicht SNS-vennootschappen

De in deze maatregel vervatte formele terugwerkende kracht bij de betrokken belastingplichtigen stuit naar verwachting van de regering niet op bezwaren, lezen de leden van de fractie van de VVD. In hoeverre is dat relevant? Is dat niet een rare figuur en zinsnede, omdat de Nederlandse Staat alle aandelen van SNS nog in bezit heeft?

Kan de regering een overzicht geven van de betrokken vennootschappen, vragen de leden van de PvdA-fractie. Is van al deze vennootschappen medewerking nodig om de terugwerkende kracht te effectueren? Wat is de status in dezen van reeds verkochte onderdelen van SNS die afgelopen jaar nog wel (deels) in staatshanden waren?

De leden van de fractie van de SP willen graag een heldere toelichting over welke maatregel er genomen wordt aangezien de toelichting ontbreekt.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de regering geen heffingsvacuüm wil laten ontstaan bij SNS, maar zij achten het toch zeer wonderlijk dat voor een individuele belastingplichtige een eigen wetswijziging moet worden gemaakt. Op welke wijze heeft SNS eind najaar 2015 geherstructureerd dat zij niet meer onder de vennootschapsbelastingplicht vielen?

Kan de regering toelichten of er contact is geweest met de betrokken partij om te verifiëren of zij bezwaren hebben op de terugwerkende kracht van de maatregel die wordt voorgesteld, vragen de leden van de D66-fractie? Wat zijn de budgettaire consequenties van de voorgestelde maatregel?

Reparatie arrest over bedrijfsopvolgingsregeling bij indirecte aandelenbelangen van minder dan 5%

De leden van de fractie van de VVD hebben over dit onderdeel van het wetsvoorstel een aantal vragen en opmerkingen.

Door het wetsvoorstel worden in beginsel alle indirect gehouden aandelenbelangen die kleiner zijn dan 5% uitgesloten van de BOR. Zelfs als deze binnen de organisatie, op grond van de gangbare regels van vermogensetikettering, deel uitmaken van het ondernemingsvermogen. In hoeverre leidt het wetvoorstel bij invoering met name voor familiebedrijven tot een rigoureuze verslechtering van hun bedrijfsopvolgingsmogelijkheden, ten opzichte van de situatie van voor 1 juli 2016? En in hoeverre kan het in zijn uitwerking tevens invloed hebben op strategische ondernemersbeslissingen?

Hoe worden of kunnen familiebedrijven nadelig worden geraakt door de reparatie van het arrest over bedrijfsopvolging? In hoeverre belemmert de aanpassing het voorliggende voorstel het op een verantwoorde manier overdragen van familiebedrijven (ook in een holdingstructuur)?

Heeft er overleg plaatsgevonden over de voorstellen met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsregeling, zoals bijvoorbeeld met FB-Ned (familiebedrijven)? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Zo nee, waarom niet? Waarom vindt de wijziging met terugwerkende kracht plaats?

De tekst in de memorie van toelichting wekt de indruk dat alleen het arrest wordt gerepareerd. De leden van de fractie van de VVD krijgen echter signalen dat er nieuwe beperkingen voor de toepassing van de BOR zijn opgenomen in het voorstel. Kan de regering aangeven om welke beperkingen het gaat? Waarom gaat de reparatiewetgeving veel verder dan nodig is?

Wat vindt de regering van de kritiek op de voorgestelde aanpassing: prof. Mr. N.C.G. Gubbels, «Met een kanon op een mug schieten», prof. Mr. J. P. Boer, «BOR-reparatie, een idee fixe, WFR 2016/145» en Mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst & mr W.J. Vermeer, «Wetsvoorstel Financiën versobert bedrijfsopvolgingsregeling en leidt tot overkill»?

Klopt het dat indirect gehouden belangen van minder dan 5% in het wetsvoorstel in beginsel worden uitgesloten van de toepassing van de BOR, zelfs als deze belangen evident geen beleggingsvermogen zijn? Waarom is dit het geval? Klopt het dat het principe van vermogensetikettering aan de kant wordt geschoven? Waarom is dit het geval? Waarom wordt er niet voor gekozen dat als de vermogensetikettering ervoor zorgt dat een dergelijk klein indirect belang in een materiële onderneming wel kan kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsregeling, mits het indirect gehouden belang in het verlengde van de materiële onderneming van de holding lig

In hoeverre wordt hiermee het uitgangspunt van de BOR (onbelemmerde continuïteit van de onderneming door een faciliteit voor het ondernemingsvermogen) ondergraven? Hoe worden familiebedrijven, die hun ondernemingsvermogen via een houdstermaatschappij hebben gebundeld (extra) getroffen? Hoe zouden deze problemen opgelost kunnen worden?

Klopt het dat een belang in een passieve holding die uitsluitend een belang heeft in een actieve vennootschap van minder dan 5%, ook na het arrest van de Hoge Raad niet zal kwalificeren voor de faciliteiten, de holding drijft immers zelf geen onderneming, en daarmee dus een wetswijziging niet echt nodig is? Klopt het dat het arrest van de Hoge Raad alleen gevolgen heeft als de holding reeds een materiële onderneming drijft?

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs spreekt van een «volstrekt niet onderbouwd budgettair schrikbeeld».

Kan een onderbouwing worden gegeven geven van de tientallen miljoenen die volgens de regering door toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016 gemist worden? Kan de regering aangeven in hoeveel gevallen niet-kwalificerende preferente aandelen op grond van het arrest van de Hoge Raad wel voor de BOR in aanmerking zouden kunnen komen? Kan de regering aangeven op welke wijze «heel gemakkelijk» kwalificerende situaties worden gecreëerd die tot een budgettaire derving zouden leiden, zoals wordt aangegeven in de memorie van toelichting?

In hoeverre wordt door dit wetsvoorstel de rechtsvormneutraliteit tussen de IB-ondernemer en de ab-ondernemer (die zijn onderneming via een BV drijft) doorbroken? Zo ja, wat is daarvan de rechtvaardiging?

Waarom kunnen liquide middelen wel fungeren als ondernemingsvermogen en een (indirect) belang kleiner dan 5% nooit?

In hoeverre worden ab-ondernemers door dit wetsvoorstel als het ware gedwongen om tijdelijk overtollige liquiditeiten op een bankrekening aan te houden en zij deze middelen niet tijdelijk kunnen stallen in aandelenbeleggingen vanwege het risico dat bij een onverhoopt overlijden de BOR alsdan niet van toepassing zal zijn op dit vermogen? Is het in overeenstemming met de doelstelling van de Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten dat door het wetsvoorstel ondernemingsvermogen (in een klein belang) geheel uitgesloten wordt van de toepassing van de BOR? In hoeverre kan de vrees dat beleggingsvermogen onterecht onder de BOR valt, weggenomen worden door de toerekeningsregel ook op deze kleine belangen toe te passen?

Is de regering bereid dit probleem via een nota van wijziging op te lossen, vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe groot de budgettaire derving zou zijn geweest indien niet tot reparatie van de BOR zou zijn overgegaan.

Klopt het dat zuiver beleggingsvermogen ook na het arrest niet onder de BOR valt, omdat dat ook via de vermogensetikettering niet onder het ondernemingsvermogen valt? Kunt u voorbeelden geven van vermogen dat door de regels van vermogensetikettering na het arrest wel onder de BOR valt? Kunnen in dit soort lichamen zuiver belegginsvermogen worden bijgemengd om zo ook de BOR van toepassing te laten zijn op dit vermogen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de opmerkingen van de Raad van State op de voorgestelde reparatie van de BOR. In het bijzonder vragen zij op nader commentaar op de stelling dat de BOR onevenwichtig is en dat ook verdere aanscherping van de BOR gewenst zou zijn. Is de regering alsnog bereid, ondanks dat het voorliggende voorstel slechts strekt tot snelle reparatie van een ongewenst arrest, de BOR ten principale te herzien? Kan de Kamer een nadere heroverweging van de BOR tegemoet zien?

De leden van de SP lezen op bladzijde 13 van de memorie van toelichting dat de regering het niet volledig eens is met de literatuur. In welke gevallen moet wél worden voldaan aan de bezits- en voortzettingseis volgens de regering?

Verder lezen deze leden dat de uitspraak van de Hoge Raad niet in lijn is met de doelstelling van de BOR, namelijk het uitsluitend faciliteren van reële bedrijfsopvolging. Komt deze doelstelling met de uitspraak van de Hoge Raad hiermee te vervallen of denkt de regering deze doelstelling alsnog te kunnen waarborgen? Zo ja, op welke manier denkt zij dit te gaan doen?

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd dat de regering besloten heeft per direct het arrest van de Hoge Raad over de bedrijfsopvolgingsregeling van indirecte aandelenbelangen van minder dan 5% te overrulen. Deze leden menen dat het toch te verwachten was dat de Hoge Raad de vermogensetikettering zou toepassen. Deze leden delen de mening dat het onwenselijk is dat voor kleine indirecte belangen van 4% een ander regime geldt dan voor kleine indirecte belangen van 6%, maar de wijziging heeft ook voor veel negatieve reacties gezorgd in de fiscale literatuur, omdat de regering het hele systeem van de bedrijfsopvolging overhoop gooit. De leden van de CDA-fractie verwijzen in dit kader, naast het NOB-commentaar, en zonder uitsluitend te willen zijn naar de volgende artikelen:

  • N.C.G. Gubbels, «Met een kanon op een mug schieten», Weekblad Fiscaal Recht 2016/142;

  • J.P. Boer, «BOR-reparatie, een idee fixe», Weekblad Fiscaal Recht 2016/145;

  • S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst en W.J. Vermeer, «Wetsvoorstel Financiën versobert bedrijfsopvolgingsregeling en leidt tot overkill», EY blog en Taxlive;

  • G. de Jong, «Forse wetswijziging Bedrijfsopvolgingsregeling», GT Opinie en Taxlive;

  • E.J.W. Heithuis, «Spoedreparatie BOR – overtrokken reactie», Fiscalistenblog.nl.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich geen onderwerp herinneren met een dergelijke gelijkgestemdheid onder fiscalisten. Kan de regering op bovenstaande artikelen reageren? De regering verwacht dat het arrest van de Hoge Raad zonder onderhavige reparatie «zeker tientallen miljoenen op jaarbasis» gaat kosten. Hoe is dit bedrag geraamd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welk misbruik denkt de regering dat gaat plaatsvinden zonder deze reparatie en waarom zou dat misbruik dan standhouden voor de rechter? De regering meent dat heel makkelijk kwalificerende situaties kunnen worden gecreëerd en in alle genoemde artikelen in de fiscale vakliteratuur wordt dat bestreden. Aan welke te creëren kwalificerende situaties denkt de regering dan? De leden van de CDA-fractie denken dan aan het aanwenden van beleggingsvermogen voor het aankopen van aandelenbelangen die een link hebben met de onderneming. Is dit ook de kwalificerende situatie die de regering voor ogen heeft? Of zijn er nog meer «creaties» mogelijk die de regering met onderhavige wijziging wil bestrijden?

De leden van de CDA-fractie begrijpen ook niet waarom de regering de bedrijfsopvolgingsregeling geheel uitsluit voor kleine indirecte belangen van minder dan 5%. Deelt de regering de mening van de leden van de CDA-fractie dat de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zou moeten zijn op een klein indirect belang dat als ondernemingsvermogen of keuzevermogen geldt voor de vermogensetikettering, voor zover het indirecte belang bestaat uit ondernemingsvermogen. Waarom zou je immers voor belangen van meer dan 5% wel onderscheid maken tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen op de balans van de BV en voor belangen van minder dan 5% niet, zo vragen deze leden.

Door de bedrijfsopvolgingsregeling in het geheel niet van toepassing te verklaren op indirecte belangen van kleiner dan 5%, valt de overnamekas in de vorm van een tijdelijk aandelenbelang niet onder de BOR en de overnamekas is de vorm van geld wel. Acht de regering dit rechtvaardig? Is het niet onhandig als ondernemers door onderhavige wijziging gedwongen worden tijdelijk overtollige middelen als giraal geld aan te houden, omdat de ondernemer immers nooit weet of hij onverhoopt plots komt te overlijden?

Een andere vorm van overkill zijn aandelenpakketten die overduidelijk tot het ondernemingsvermogen behoren, zoals aardappelboeren met een belang in Aviko. Waarom is het volgens de regering rechtvaardig als de bedrijfsopvolgingsregeling daar niet op van toepassing is?

Wat zijn de gevolgen voor effectenregelingen bij een bank, bedoeld als liquide middelen voor de operationele werkzaamheden van de onderneming? Wat zijn de gevolgen van de voorgestelde wijziging als een onderneming geen aandelenbelang koopt, maar obligaties? Heeft het arrest volgens de regering ook effect op de toepasbaarheid van de bedrijfsopvolgingsregeling op niet-kwalificerende preferente aandelen?

Door de voorgestelde wijziging ontstaat er een verschil tussen de IB-ondernemer en de VPB-ondernemer. Een aandelenbelang van minder dan 5% gehouden door een IB-ondernemer komt wel voor de bedrijfsopvolgingsregeling in aanmerking, maar hetzelfde belang gehouden door een VPB-ondernemer niet. Acht de regering dit rechtvaardig, vragen de leden van de CDA-fractie. Of komt het nooit voor dat een aandelenbelang van minder dan 5% behoort tot de IB-onderneming?

Wat is de effectiviteit van de BOR, vragen de leden van de fractie van de PVV. Wat kost deze faciliteit ons jaarlijks?

De leden van de D66-fractie vragen op welke cijfers de regering zich baseert dat het arrest van de Hoge Raad budgettaire derving met zich meebrengt? Kan de regering deze cijfers openbaren en toelichten? Kan de regering toelichten wat de consequenties van de reparatie zijn voor de fiscale praktijk, daarbij in ogenschouw nemende de terugwerkende kracht van de reparatie?

In hoeverre is de regering van mening dat indirecte belangen onderdeel kunnen zijn van de bedrijfsvoering van niet-beleggingsmaatschappijen, vragen de leden van de fractie van D66. Ontvangt de regering signalen dat dit het geval is? In hoeverre zal de reparatiewetgeving een ongelijkheid tussen ondernemers voor de inkomstenbelasting en houders van een aanmerkelijk belang in een vennootschap creëren? Is het bevorderen dan wel neutraliseren van een dergelijke ongelijkheid de bedoeling van de regering?

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen dat de voorgestelde reparatiewetgeving omtrent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) veel te rigoureus is. Klopt het dat door dit wetsvoorstel de rechtsvormneutraliteit tussen de IB-ondernemer en de ab-ondernemer (die zijn onderneming via een BV drijft) doorbroken wordt? Kan een verdere onderbouwing worden gegeven van het genoemde bedrag van tientallen miljoenen die de uitspraak van de Hoge Raad zou kosten aan gederfde inkomsten? Klopt het dat door de reparatiewetgeving ondernemingsvermogen (in een klein belang) geheel uitgesloten wordt van de toepassing van de BOR? Zo ja, is dat in overeenstemming met de doelstelling van de BOR? Hoe beoordeelt de regering de stelling dat ab-ondernemers haast gedwongen worden om tijdelijk overtollige liquiditeiten op een bankrekening aan te houden in plaats van deze middelen tijdelijk te stallen in aandelenbeleggingen vanwege het risico dat bij een onverhoopt overlijden de BOR alsdan niet van toepassing zal zijn op dit vermogen?

Termijn vaststelling aanslag na schenking eigen woning

De leden van de fractie van de VVD krijgen van verschillende kanten signalen dat de overgangsregeling voor de schenkingsvrijstelling onnodig complex is gemaakt. Het Register Belastingadviseurs stelt een aantal vereenvoudigingen voor. Ook de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs stelt voor de overgangsregeling te vereenvoudigen. Kan de regering op de door RB en NOB voorgestelde vereenvoudigingen te reageren?

Wat zijn de gevolgen, en voor- en nadelen, als er één eenvoudige regel gaat gelden, namelijk dat iedereen die in het verleden een schenking heeft gedaan van minder van € 100.000, die met ingang van 1 januari 2017 kan aanvullen tot € 100.000, natuurlijk onder de vastgestelde voorwaarden, vragen de leden van de fractie van de VVD.

Is de regering bereid om op korte termijn nog eens met experts uit de praktijk om de tafel te gaan om te kijken of de complexiteit kan worden beperkt, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, waarom niet?

Een ander punt waar de leden van de fractie van de SP een vraag over hebben is het verlengen van de termijn voor het opleggen van de aanslag naar vijf jaar. Hoe en wanneer wordt getoetst of deze verlenging het gewenste effect heeft?

De leden van de CDA-fractie zien grote problemen bij het overgangsrecht van de verhoogde vrijstelling voor de schenkbelasting van een schenking die wordt aangewend voor de eigen woning. Dit overgangsrecht is weliswaar niet in dit belastingplanpakket opgenomen, de wijziging komt uit het Belastingplan van vorig jaar, maar nu de ingangsdatum van 1 januari 2017 dichterbij komt, worden ook de onrechtvaardige aspecten van het overgangsrecht pijnlijk zichtbaar.

De leden van de CDA-fractie benoemen enkele van deze onrechtvaardige aspecten.

  • Kinderen die voor 2010 een schenking hebben gekregen waarop de algemene verhoogde vrijstelling is toegepast, en tussen 2010 en 2016 geen schenking hebben ontvangen, hebben slechts recht op een verhoogde vrijstelling van € 27.567. De maximaal onbelast ontvangen schenking bedraagt € 50.327.

  • Kinderen die voor 2010 een schenking hebben gekregen waarop de algemene verhoogde vrijstelling is toegepast, en die in 2016 nog snel een onbelaste schenking krijgen van tussen € 1 en € 27.750, hebben in 2017 of 2018 recht op een verhoogde vrijstelling van € 46.984. De maximaal onbelast ontvangen schenking bedraagt € 97.314.

  • Kinderen die tussen 2010 en 2014 een schenking hebben gekregen die onder de algemene verhoogde vrijstelling viel, niet zijnde een schenking voor de eigen woning, kunnen vanaf 2017 niet de schenking aanvullen tot € 100.000. De maximaal onbelast te ontvangen schenking bedraagt € 25.096.

  • Kinderen die in 2013 of 2014 een schenking hebben gekregen die wel een schenking was voor de eigen woning, hadden in die jaren recht op een vrijstelling van € 100.000. Als deze vrijstelling niet geheel benut is, kan geen onbelaste aanvullende schenking gedaan worden.

  • Kinderen die in 2015 of 2016 een schenking hebben gekregen die onder de algemene verhoogde vrijstelling viel, kunnen in de jaren 2017 en 2018 een aanvullende schenking krijgen van € 46.984. De maximaal onbelast ontvangen schenking bedraagt € 72.483.

  • Kinderen die nog geen schenking gekregen hebben die onder de verhoogde vrijstelling viel, hebben een vrijstelling van € 100.000.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of dit overzicht klopt, en zo nee of de regering dan een tabel kan geven van alle mogelijke vrijstellingen bij schenkingen in de bovengenoemde situaties. Verder vragen deze leden de regering of zij dit overgangsrecht eenvoudig en rechtvaardig acht. En zo ja, dan vragen deze leden om een toelichting op deze mening.

De regering heeft eerder aangegeven dat mensen die in eerdere jaren (2013 of 2014) de mogelijkheid gehad hebben om tot € 100.000 te schenken voor de eigen woning en die mogelijkheid niet benut hebben, de mogelijkheid niet nog een keer krijgen. De regering gaat daarbij dus uit van het adagium «kans gemist, pech gehad». De leden van de CDA-fractie zijn het daar niet mee eens. Zij wijzen erop dat het maar de vraag is of ouders in 2013 of 2014 wel voldoende vrije liquiditeiten hadden, vooral als ze meerdere kinderen hebben, en of de kinderen in die jaren wel een eigen woning hadden. Zij verzoeken de regering hierop te reageren. Bovendien wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat, in tegenstelling tot de meeste andere belastingen, de belastingplichtige bij de schenkbelasting praktisch gezien geen invloed heeft op het belastbare feit.

De regering lijkt bij de verhoogde vrijstelling voor de eigenwoning steeds het voorbeeld voor ogen te hebben van twee ouders met één kind die een schenking krijgt van € 100.000 voor zijn of haar eigen woning. De praktijk is echter weerbarstiger. Ouders met meerdere kinderen van verschillende leeftijden hebben met een wirwar aan regels te maken. Voor veel ouders is een schenking niet iets wat fiscaal gedreven is; het helpen van hun kind met de aankoop van een eigen woning staat voorop. De leden van de CDA-fractie geven het voorbeeld van ouders met vier kinderen, die elk kind op hun 25e verjaardag € 60.000 schenken voor de aankoop van een eigen woning. Het laat zich raden dat afhankelijk van de leeftijden van de kinderen de vier kinderen alle vier met andere fiscale regels te maken krijgen en dus een andere netto schenking. Naast de strijd die dit op kan leveren tijdens het leven van de ouders, moet bij het verdelen van de nalatenschap de exacte cijfers van al deze schenkingen weer naar boven gehaald worden. Dit geldt ook voor kleine schenkingen in 2015 en 2016 die gedaan zijn om de vrijstelling in 2017 te behouden. Dit gedrocht van overgangsrecht kan daarom over 25 jaar nog problemen opleveren. De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie op dit voorbeeld.

De leden van de D66-fractie vragen de regering de gevolgen van het verlengen tot vijf jaar zijn voor de belastingplichtige toe te lichten. Wat zijn de gevolgen als een belastingplichtige de schenking verkeerd heeft benut waardoor deze (gedeeltelijk) geen vrijstelling kennen en de belastingplichtige dus een belastingschuld heeft? Hoe wordt dan met deze schuld om gegaan? Wat is de reden dat de regering ervoor kiest om specifiek voor een termijn van vijf jaar te kiezen als er na drie kalenderjaren nagegaan kan worden hoe de schenking feitelijke benut is?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering toe te lichten hoe deze wijziging zich verhoudt tot het voorstel dat er structureel 100.000 euro vrijgesteld kan worden voor schenkbelasting indien de schenking voor een eigen woning gebruikt wordt? Geldt de vijf jaar ook als er gekozen wordt de schenking over meerdere jaren te spreiden? Hoe verhoudt zich dit tot het doel om tot fiscale vereenvoudiging te komen?

Aanpassing wijnaccijnstarieven

De leden van de VVD-fractie hebben bij dit onderdeel van het wetsvoorstel de volgende vragen en opmerkingen.

Het wetsvoorstel voor overige fiscale maatregelen bevat geen maatregelen met materiële budgettaire effecten wordt gesteld in de memorie van toelichting. Waarom is een verhoging van de accijnstarieven van wijn en tussenproducten nodig per 1 januari 2017? Wat zijn de financiële gevolgen als deze aanpassing niet wordt doorgevoerd?

Klopt het dat na verhogingen in 2008 en 2010, in 2013 de accijns op stille wijn al extra is verhoogd om de harmonisering van de tarieven te betalen, te weten met 18,5% in plaats van de eerder voorgestelde 15%? Zo ja, in hoeverre is een nieuwe verhoging per 1 januari 2017 dan nog redelijk en billijk? Zo nee, wat is dan wel de situatie? Waarom bleef, toen de afschaffing van de bubbeltax werd uitgesteld tot 2017 (amendement Schouten c.s.), deze extra verhoging in 2013 wel in stand? In hoeverre is in 2013 toegezegd aan de wijnsector dat na de extra accijnsverhoging in 2013 er niet nog weer een keer een accijnsverhoging zou komen ter compensatie van het amendement?

Welke gevolgen heeft een verdere verhoging van de tarieven voor het importvolume? En wat is de toename in administratieve lasten (bepaalde zaken moeten opnieuw berekend worden) voor het bedrijfsleven nu dit zo laat in het jaar bekend wordt?

Is de regering bereid, indien de wijziging eerder al is gecompenseerd door een verhoging, de nu voorgestelde wijziging terug te draaien, vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de SP ontvangen graag een reactie op de constatering dat de tarieven die voorgesteld worden veel hoger zijn dan in het aanvankelijke amendement staat.

De leden van de CDA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het verdwijnen van de champagnetaks. Deze leden begrijpen ook niet waarom deze wijziging in de Overige Fiscale Maatregelen is opgenomen terwijl een aanpassing van wijn- en champagneaccijnzen overduidelijk budgettaire consequenties heeft. Het is niet zo dat twee maatregelen met een tegenovergesteld budgettair effect uit het Belastingplan gehaald kunnen worden. Deze leden vragen dan ook een uitgebreide toelichting waarom deze maatregel in OFM zit en niet in het Belastingplan.

De leden van de fractie van de PVV vinden dit een leuke correctie maar vragen zich af of het hele accijnsgebouw niet eens aan een dergelijke herziening toe zou zijn en dat er alleen nog wordt geheven naar volume alcohol per eenheid?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering of het klopt dat de vereenvoudiging budgetneutraal wordt vormgegeven ten opzichte van de accijns die vanaf 1 januari 2014 geldt? Kan de regering toelichten of er door het vereenvoudigen van de wijnaccijns een wijziging in consumptiegedrag wordt verwacht? Kan de regering dit per huidige accijnscategorie toelichten?

Verruiming teruggaafregeling biobrandstoffen

Welke hernieuwbare brandstoffen gaan onder de verruiming van de teruggaafregeling biobrandstoffen vallen, vragen de leden van de fractie van de VVD.

Ook vragen deze leden hoe het kan dat dit voorstel geen budgettaire gevolgen heeft.

De leden van de SP hebben met interesse kennisgenomen van de verruiming van de teruggaafregeling biobrandstoffen. Zijn er nog andere hernieuwbare brandstoffen die ook voor een teruggaafregeling in aanmerking kunnen komen? Kan er een lijst met alle brandstoffen worden gegeven met daarbij de beslissing of er een teruggaafregeling is toegekend en de uitleg waarom wel of geen teruggaafregeling is toegekend? De leden van de SP-fractie vragen verder of met de verruiming van de teruggaafregeling biobrandstoffen geen verdringing in de voedselketen wordt veroorzaakt. Is er wel een teruggaafregeling nodig? Zijn er andere overheidsmaatregelen die biobrandstoffen stimuleren?

De leden van de SP-fractie vragen wat het doel van de teruggaafregelingen is. Hoeveel uitvoeringskosten zijn er gepaard met de teruggaafregelingen? Kan een overzicht worden gegeven van de teruggaveregelingen met bijbehorend budgettair belang, gebruikers van de teruggaveregelingen en de uitvoeringskosten per teruggaveregeling? Wat levert het op aan vereenvoudiging en budget wanneer teruggaveregelingen op bijvoorbeeld de energiebelasting worden afgeschaft? Welke gebruikers zijn de dupe bij het afschaffen van de teruggaveregelingen?

De leden van de CDA-fractie zijn zeer verheugd dat de teruggaafregeling voor brandstofaccijnzen wordt uitgebreid met biomethanol. Geldt deze wijziging ook voor pure plantaardige olie (koolzaadolie)?

Kan de regering nog eens duiden waarom er hier sprake moet zijn van een teruggaaf, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de D66-fractie zien de verruiming van de teruggaaf regeling positief om zo brandstoffen met minder energie-inhoud een vergelijkbare positie te geven met biobrandstoffen.

Kan de regering toelichten of er naast hernieuwbare methanol nog brandstofsoorten zijn die van de verruiming gebruik kunnen maken? Kan de regering toelichten of er in de term hernieuwbare brandstoffen niet opnieuw een probleem ontstaat wanneer er een innovatieve brandstof op de markt komt die niet onder de definities biobrandstof of hernieuwbare brandstof valt maar toch een lage energie-inhoud heeft? Zou voor deze innovatieve brandstof de teruggaafregeling dan ook moeten gelden? Kan de regering dat toelichten?

Inzet apparatuur of dieren bij accijnscontroles

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inzet apparatuur of dieren bij accijnscontroles. Hoeveel tijdwinst levert de inzet apparatuur of dieren op bij de accijnscontroles? Kan er een overzicht worden gegeven van de tijdwinst bij de verschillende inzet van apparatuur of dieren indien de tijdwinst verschilt? Hoeveel meer dieren zullen door deze wijziging ingezet kunnen worden?

De leden van de CDA-fractie zijn tevens zeer verheugd met de extra bevoegdheid voor de Douane om zonder toestemming van de belanghebbende tabakshonden en scanapparatuur in te mogen zetten.

Kan de verwachtte tijdswinst en opbrengsten als gevolg van deze beoogde maatregel worden gekwantificeerd, vragen de leden van de fractie van D66 de regering?

Fatale termijn voor herziening voorschot en vaststelling toeslag

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het arrest van de ABRvS. Deze leden vragen aan de regering wel of vijf jaar niet een te lange periode is om mensen in twijfel te laten over of zij wel of geen terugvordering kunnen verwachten. Zou een kortere periode van onzekerheid niet wenselijker zijn? En is de regering bereid te kijken naar mogelijkheden om ver voor het verlopen van de 5 jaarstermijn aan de burger duidelijkheid te verschaffen of hij wel of geen terugvordering kan verwachten?

Hoeveel mensen hebben op dit moment een voorschot voor een toeslag over 2011 gekregen zonder dat zij een definitieve berekening hebben? En hoeveel mensen hebben een voorschot uit 2012 en 2013 zonder dat zij een definitieve berekening hebben? Kan de regering deze aantallen uitsplitsen naar verschillende soorten toeslagen?

Kan de regering aangeven hoe vaak het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen is, dat de Belastingdienst na vijf jaar nog een verrekening met het voorschot doet, vragen de leden van de fractie van D66. Wat is de reden dat het bepalen van de definitieve hoogte soms meer dan vijf jaar duurt? Kan de regering toelichten of de aanpassing van de Awir ervoor zorgt dat de definitieve toeslaghoogte binnen deze vijf jaar bekend wordt? Of verwacht de regering budgettaire gevolgen van deze aanpassing doordat terugvorderingen niet meer geïnd kunnen worden?

Aanpassing Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit

De leden van de fractie van de SP vragen zich af hoe de Belastingdienst om zal gaan met het al dan niet toekennen van een toeslag bij mensen die in beroep gaan tegen een bestuurlijke boete of een strafrechtelijke sanctie. Krijgen deze mensen, hangende de uitspraak in beroep, wel of geen toeslagen en is hier ruimte voor maatwerk?

Verder lezen deze leden dat een vergelijkbare regeling zoals voorgesteld in de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit, reeds in werking is getreden in de AWR. Wat zijn de ervaringen met deze regeling in de AWR en in hoeverre kunnen deze ervaringen als bruikbaar worden geacht voor een vergelijking met de voorgestelde regeling in de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit?

Ten slotte vragen deze leden aan de regering of er een verjaringstermijn kleeft aan het vergrijp of misdrijf waarvoor een bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opgelegd kan worden? Met andere woorden: is het mogelijk dat een strafrechtelijke sanctie wordt opgelegd voor een vergrijp dat zich 20 jaar geleden heeft voorgedaan, waardoor de uitkering van toekomstige toeslagen alsnog wordt gestopt?

Kan de regering toelichten of, en zo ja hoe, een partner of medebewoner van een persoon die eerder een vergrijp heeft begaan waarvoor de Belastingdienst/Toeslagen of de inspecteur hem een bestuurlijke boete heeft opgelegd, bezwaar kan maken op het moment dat deze persoon geen voorschot ontvangt? In welke gevallen kan het voorschot of de voorlopige aanslag toch gegeven worden, vragen de leden van de D66-fractie.

Creëren grondslag voor informatie-uitwisseling

De leden van de fractie van de VVD zijn van mening dat de Belastingdienst/Toeslagen informatie moet kunnen uitwisselen als het gaat om het aanpakken van georganiseerde en zware criminaliteit en het tegengaan van terrorismefinanciering. De voorbeelden die worden genoemd in de memorie van toelichting (FEC en LIEC) sluiten daarbij aan. De wet bevat echter een vrij algemene bepaling in de Awir die een grondslag biedt voor gegevensverstrekking aan andere bestuursorganen waarmee op basis van een convenant wordt samengewerkt. Wat wordt precies bedoeld met bestuursorganen? Waarom worden de hiervoor genoemde doelen, ook gelet op de bezwaren van de Autoriteit Persoonsgegevens, niet gewoon specifiek in de wet opgenomen, dan wel de bestuursorganen niet gewoon in de wet opgenomen? Wat is precies wel en niet mogelijk met de huidige algemene bepaling in de Awir?

In het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regeling zal worden opgenomen aan welke bestuursorganen welke informatie wordt verstrekt met het oog op welke taak, lezen de leden van de fractie van de VVD. Wat is de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij dit uitvoeringsbesluit? Hoe wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd? Wordt dat uitvoeringsbesluit altijd voorgehangen bij de Tweede Kamer? Wat is de betrokkenheid van de Autoriteit Persoonsgegevens bij het uitvoeringsbesluit op dit punt?

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voornemen om een grondslag te creëren voor informatie-uitwisseling tussen overheden over toeslagen. Zij steunen het doel om onder andere terrorismefinanciering beter aan te kunnen pakken. Wel hebben zij zorgen bij de reikwijdte van het voorstel. Essentieel daarbij is aan welke overheden en instanties informatie over toeslagen verstrekt kan worden. Zij zouden daarom graag van tevoren inzage krijgen in het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Zij vragen de regering daarvoor zorg te dragen. Voorts vragen zij met welke organisaties er reeds convenanten zijn afgesloten, en welke convenanten momenteel al worden voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er concrete aanwijzingen zijn geweest dat toeslagen werden gebruikt ter financiering van terroristische activiteiten. Indien dit daadwerkelijk gebeurd is vragen de leden van de PvdA-fractie of die toeslagen rechtmatig waren toegekend en in hoeverre bestaande regelgeving al genoeg mogelijkheden bood om deze toewijzing te voorkomen of stop te zetten. Voorts vragen zij of onderhavig wetsvoorstel verder bijdraagt aan een effectieve aanpak van deze vorm van terrorismefinanciering.

De leden van de SP hebben met interesse kennisgenomen van het idee om een grondslag te creëren voor informatie-uitwisseling. Echter vragen deze leden zich af wat hiervan direct de noodzaak is. Kan de regering met cijfers onderbouwen hoeveel meer terrorisme en fraude gerelateerde zaken zij denkt hiermee te kunnen opsporen? En hoe denkt de regering te kunnen waarborgen dat informatie straks niet in de handen van te veel partijen is, waardoor burgers niet meer weten welke instanties precies hun gegevens hebben en waar ze voor gebruikt worden?

Meer algemeen vragen deze leden of het de bedoeling van het creëren van deze grondslag is dat alle informatie van iedereen standaard met meerdere instanties gedeeld gaat worden of gaat het om specifieke gevallen? Als dit laatste het geval is, kan dan duidelijk worden aangegeven in welke gevallen, welke informatie precies met welke instanties gedeeld zou kunnen worden?

De leden van de fractie van de SP vragen de regering waarom de namen van de bestuursorganen waarmee informatie gedeeld gaat worden niet in de wet worden opgenomen? Deze leden vrezen dat straks, zonder een discussie in de Kamer, allemaal namen van willekeurige bestuursorganen in de AMVB worden opgenomen. Deze leden ontvangen graag een reactie op deze zorgen.

De leden van de D66-fractie lezen dat gegevens gedeeld kunnen worden met organisaties met als doel bestrijding van terrorisme of georganiseerde criminaliteit. Zijn er nog andere doeleinden waarvoor de Belastingdienst gegevens zal uitwisselen? Met welke organisaties zal de Belastingdienst gegevens uitwisselen? En welke eisen zal de regering stellen aan de wijze van verwerking van de persoonsgegevens die worden verstrekt?

Nota van wijziging (34 553, nr. 5)

Over de op 7 oktober jl. aan de Tweede Kamer toegestuurde nota van wijziging hebben de leden van de fractie van de VVD een aantal opmerkingen en vragen.

Grondslag belastingheffing

Kan worden aangegeven wat deze wetswijzing voor consequenties heeft voor bestaande leasecontracten en autorijders als het gaat om de BPM, MRB en fiscale bijtelling? Kan worden uitgesloten dat met terugwerkende kracht contracten en daarmee de lasten voor de rijders worden aangepast? En wat betekent het voor de belastinginkomsten voor de Staat? Kan de Nederlandse Staat met terugwerkende kracht gederfde belastinginkomsten claimen als blijkt dat de CO2-uitstoot boven de normen uitkomt?

Wat betekenen deze aanpassingen voor de BPM, MRB en fiscale bijtelling voor uit Europa en daarbuiten voor geïmporteerde auto’s? Gaan alle landen in de EU op dezelfde manier om met de omzetting of zitten er verschillen in waardoor import- en export van bepaalde auto’s aantrekkelijker worden?

Is onderzocht welke consequenties deze aanpassing kan hebben voor de inruilwaarde van auto’s?

Uitgangspunten kabinet voor de implementatie WLTP

Wat wordt verstaan onder goed uitvoerbaar? Voor de Belastingdienst én voor alle belastingplichtigen? Zijn alle partijen die nodig zijn voor een goede uitvoering voldoende voorbereid? In hoeverre is met de betrokken brancheorganisaties gesproken over de uitvoerbaarheid? En op welke wijze wordt er naar de eindconsument gecommuniceerd over deze wijzigingen?

Op welke onzekerheden en budgettaire risico’s heeft TNO gewezen en op welke wijze zijn deze afgedekt?

De leden van de VVD-fractie lezen: «het ligt niet voor de hand als gevolg van een op het niveau van de EU afgesproken nieuwe testprocedure de totale BPM-opbrengst te verhogen.» Wat gebeurt er als dat onverwachts wel gebeurt? Naar wie vloeien dan de meeropbrengsten terug? Welke beheersmechanismen gelden dan, aangezien deze alleen voor de mogelijke derving worden uitgewerkt?

Budgettaire aspecten

Hoe groot zijn de budgettaire risico’s?

Overig

Kan er een tabel per emissieklasse worden verstrekt met waar de BPM omhoog en omlaag gaat?

Heeft de nieuwe testprocedure een terugwerkende kracht voor reeds op de markt gebrachte modellen? Zo ja, welke?

Welke gevolgen heeft dit voor de MRB, bijtelling en BPM, vragen de leden van de VVD-fractie ten slotte.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen over de nota van wijziging op onderhavig wetsvoorstel. Deze leden vinden het lastig te begrijpen wat er gebeurt met de autobelastingen. Kan de regering dit aangeven met de volgende voorbeelden:

  • 1. Neem een Peugeot 3008. Wat is de huidige CO2-uitstoot, wat zal de uitstoot zijn onder de nieuwe regels en wat zal de modelmatige uitstoot zijn? Welke belasting wordt er dan betaald voor een auto die in 2016 op naam is gezet en een auto die in 2017 op naam is gezet? De leden van de CDA-fractie vragen daarbij naar een identiek model, bijvoorbeeld het meest geleasede model in de 14% bijtelling. Welke belastingen (BPM, MRB, bijtelling) worden er dan betaald voor die auto?

  • 2. Dezelfde vraag als onder 1, maar dan voor de Mitsubishi Outlander PHEV.

De leden van de CDA-fractie begrijpen niet goed waarom er weer een uitzondering gemaakt wordt voor semi-elektrische auto's in de overgang. Die auto’s mogen dus gewoon blijven rijden onder de fictie dat ze nauwelijks CO2 uitstoten. Deze leden achten dat vrij bizar. Mag dit onder de EU regels?

En zo ja, wat is de rechtvaardiging dat alle auto’s een beter label krijgen over hun CO2-uitstoot, behalve de auto’s waarvan we weten dat de afwijking met de gepresenteerde en de werkelijke CO2-uitstoot het grootst is?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering dan ook om de semi-elektrische auto's onder precies hetzelfde overgangsrecht te brengen als de gewone auto's.

Het feit dat er geen additionele uitvoeringskosten zijn, verbaast de leden van de CDA fractie ook. Immers voor de import en de export zal voor elke auto moeten worden bijgehouden hoeveel BPM er betaald is. Voor hetzelfde model kan er namelijk sprake zijn van twee verschillende belastingen. Kan de regering dit bevestigen? Leidt dit tot aanvullende problemen bij de import en export en tot nadere mogelijkheden om daarmee forse winsten te maken?

De leden van de CDA-fractie lijkt deze oplossing lijkt voor nu redelijk uitvoerbaar, maar zij vragen zich wel af wat er gaat gebeuren er in 2019? Worden dan alle auto's belast volgens de nieuwe regels?

Overig

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een vraag over een hele oude toezegging. Zij missen de toegezegde regeling per beleidsbesluit die artikel 10, negende lid, SW uitsluit in gevallen waarin samenwoners de vererving willen laten verlopen zoals bij de wettelijke vererving. Deze leden verwijzen hiervoor naar de nota naar aanleiding van het verslag van de Overige Fiscale Maatregelen 2012.

De leden van de CDA-fractie vragen tot slot naar de fiscale behandeling van de eigendom van garageboxen. Garageboxen in eigen gebruik en andere garages los van de woning zijn belast in box 3. Waarom is dat gerechtvaardigd als je er geen rendement uit haalt, zo vragen deze leden. Waarom is het gerechtvaardigd dat een garage aan huis onbelast is, want deze valt in box 1, en een garage los van het huis wel belast wordt? Hoe verhoudt dat zich tot kunst voor eigen gebruik en sieraden voor eigen gebruik, die wel een vrijstelling kennen? Is het niet logisch dat een aanvulling op de eigen woning in box 1 zou vallen?

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

Naar boven