34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017)

Nr. 89 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2019

Op 13 november 2018 heeft uw Kamer de motie van het lid Van der Lee c.s. over het voorkomen van dubbele energiebelasting aangenomen.1 In deze motie wordt geconstateerd dat ondanks bepalingen om dubbele heffing te voorkomen, tweemaal energiebelasting wordt geheven over dezelfde stroom, namelijk eenmaal op het moment dat de stroom opgeslagen wordt in een batterij en eenmaal op het moment dat de stroom gebruikt wordt. Uw Kamer heeft verzocht om mogelijke oplossingen voor deze situatie in kaart te brengen. In deze brief ga ik hier nader op in.

Achtergrond

De energiebelasting wordt geheven op aardgas en elektriciteit en valt onder de werking van de Richtlijn Energiebelastingen2. In deze richtlijn is bepaald dat de belasting verschuldigd wordt op het tijdstip van levering door de (her)distributeur, en dat een entiteit die voor eigen gebruik produceert wordt beschouwd als distributeur. In de Nederlandse wetgeving is conform de richtlijn het primaire belastbaar feit de levering van elektriciteit via een aansluiting aan de verbruiker3. Enkele marktpartijen, waaronder FME en Energie Nederland, hebben aangekaart dat binnen deze systematiek dubbele heffing van energiebelasting kan optreden. Het gaat dan om de levering van elektriciteit via een aansluiting4 aan de verbruiker die wordt opgeslagen in een batterij, met het oogmerk om op een later tijdstip vanuit die batterij weer elektriciteit op het net in te voeden. In overleg met deze marktpartijen zijn concrete casussen opgesteld en geanalyseerd. Bij een deel van deze casussen kan dubbele heffing van energiebelasting worden ondervangen via een bestaande bepaling in de energiebelasting ter voorkoming van dubbele heffing.

In het geval van dubbele heffing van energiebelasting, is het overigens meestal niet zo dat één en dezelfde belastingplichtige tweemaal energiebelasting verschuldigd is (juridische dubbele heffing). Dubbele belasting treedt in de energiebelasting doorgaans op doordat in de keten twee keer een activiteit heeft plaatsgevonden waarover belasting is verschuldigd (economische dubbele heffing).

Casussen

Zoals gezegd is het primaire belastbaar feit de levering van elektriciteit via een aansluiting aan de verbruiker. In beginsel is dus ook de levering aan een verbruiker met een batterij belast. Een levering wordt echter niet als belaste levering aangemerkt als de afnemer zelf een energieleverancier is of als de afnemer een verbruiker is die de elektriciteit zelf weer – eventueel deels – doorlevert aan een andere verbruiker, bijvoorbeeld aan de eigenaar van een achterliggend perceel zonder aansluiting op het net. De belasting is in dat geval pas verschuldigd bij de doorlevering aan de (eind)verbruiker. Deze uitzonderingsbepaling is gericht op het voorkomen van dubbele heffing. Als de exploitant van een batterij aan de vereisten voor deze bepaling voldoet, is er geen sprake van dubbele heffing. De exploitant van de batterij moet dan een verklaring aan zijn energieleverancier overleggen, waarin is opgenomen dat hij zelf elektriciteit doorlevert aan een verbruiker.

Schematisch ziet dit er als volgt uit in de situatie van doorlevering:

Als de exploitant van de batterij echter niet voldoet aan de genoemde voorwaarden, kan economische dubbele heffing optreden. Dat is het geval wanneer de exploitant van de batterij niet zelf elektriciteit levert aan een of meer verbruikers, maar de elektriciteit teruglevert aan een energieleverancier. Dat kan dezelfde zijn als de eerste energieleverancier, maar kan ook een andere energieleverancier zijn.

Schematisch ziet dit er als volgt uit:

In dit geval is de levering aan de batterijopslag belast. De exploitant van de batterijopslag levert immers zelf geen elektriciteit aan een verbruiker, maar levert vanuit de batterij elektriciteit terug aan een energieleverancier. De levering vanuit de batterijopslag aan een energieleverancier is niet belast, maar de levering van die energieleverancier aan de verbruiker is weer wel belast. In deze keten treedt dus tweemaal een belastbaar feit op. Deze situatie komt bijvoorbeeld voor bij een batterijopslag die zijn diensten aanbiedt op de zogenoemde primaire reserve markt, waar de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet vermogen inkoopt om vraag en aanbod van elektriciteit te balanceren. Hier is op dit moment slechts in een enkel geval sprake van. Met de groei van het aandeel hernieuwbare elektriciteit zal opslag van elektriciteit in een batterij mogelijk vaker voorkomen. Dit aangezien hernieuwbare elektriciteitsopwekking vanwege haar weersafhankelijkheid volatieler zal zijn dan conventionele elektriciteitsopwekking.

De hierboven beschreven situatie treedt alleen op voor batterijopslag die plaatsvindt achter een grootverbruikersaansluiting5. Voor afnemers met een kleinverbruikersaansluiting6 die elektriciteit invoeden op het elektriciteitsnet geldt dat de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning bepaalt door de van het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit.

Vervolg

De beschreven dubbele heffing is in beginsel niet in lijn met het uitgangspunt van de energiebelasting, namelijk dat de levering aan het einde van de keten belast is. Daarom onderzoek ik of een oplossingsrichting denkbaar is waarbij deze situatie kan worden verholpen op een manier die uitvoerbaar is voor alle betrokkenen en tevens handhaafbaar is voor de Belastingdienst. De focus ligt daarbij op batterijopslag die beschikt over een zelfstandige grootverbruikersaansluiting, waarbij de geleverde elektriciteit uitsluitend wordt gebruikt voor het laden en functioneren van de batterijopslag. Ook zal ik in kaart brengen wat de budgettaire derving van een eventuele oplossing zou zijn. Het onderzoek zal meelopen in de evaluatie van de energiebelasting die in 2020 zal plaatsvinden.

De energiebelasting wordt in 2020 integraal geëvalueerd. De energiemarkt is de laatste jaren sterk in beweging, met een toename op het gebied van weersafhankelijk vermogen, toename van het aantal partijen dat energie opwekt en bijbehorende ontwikkelingen op het gebied van flexibilisering. Bij de evaluatie van de energiebelasting zal ook aandacht zijn voor al deze ontwikkelingen in breder perspectief, en kan -binnen de kaders van de Richtlijn Energiebelastingen- worden bekeken in hoeverre de energiebelasting in zijn huidige vorm aansluit op de energiemarkt van de toekomst. Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren over de uitkomsten van deze evaluatie.

Mijn streven is om een eventuele wijziging van de energiebelasting als oplossing voor de genoemde situatie bij batterijopslag, met ingang van 2021 in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 27.

X Noot
2

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.

X Noot
3

Onder levering van elektriciteit wordt voor de toepassing van Hoofdstuk VI. Energiebelasting van de Wet belastingen op milieugrondslag en de daarop berustende bepalingen verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge de Wet op de omzetbelasting 1968.

X Noot
4

Een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met, e, van de Wet waardering onroerende zaken op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd.

X Noot
5

Een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3x80A.

X Noot
6

Een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80A.

Naar boven