34 550 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2017

Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2017

Op 23 februari jl. stuurde u mij het verzoek een afschrift te sturen van mijn antwoord op de brief van het Interprovinciaal Overleg met een reactie op de vierde periodieke beschouwing van de Raad van State (Kamerstuk 34 550 VII, nr. 12).

In goed overleg met VNG, IPO en UvW is er voor gekozen om af te zien van een gebruikelijke kabinetsreactie op de beschouwing. In plaats daarvan wensen betrokken partijen een bredere discussie over de beschouwing en de aanbevelingen te starten en op basis daarvan te bezien welk vervolg aan de aanbevelingen kan worden gegeven. Gebleken is dat de Afdeling deze werkwijze kan onderschrijven. Om bovenstaande redenen is er ook afgesproken om geen schriftelijke reactie op de brief van het IPO te geven. Derhalve kan ik u geen afschrift sturen.

De genoemde bredere discussie is inmiddels zowel hoogambtelijk als bestuurlijk gestart en zal ook de komende periode nog voortgezet worden. Zo is er tijdens de aanbieding door de Raad van State van de vierde beschouwing interbestuurlijke verhoudingen op 6 maart jl. van gedachten over gewisseld en staat de vierde beschouwing geagendeerd op verschillende interbestuurlijke ambtelijke overleggen. Bovendien werken het Rijk, IPO en VNG nauw samen aan een voorstel voor een interbestuurlijk programma, waarmee de wederzijdse afhankelijkheid en gelijkwaardigheid van deze partijen in een krachtig partnerschap kunnen worden neergezet en grote gezamenlijke maatschappelijke opgaven kunnen worden uitgewerkt. Het is aan een nieuw kabinet om verdere consequenties te verbinden aan de uitkomsten van de nu nog lopende discussie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven