De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ook kinderen rechten hebben in onze rechtsstaat, en dat alle beslissingen
die betrekking hebben op jeugdbescherming door een rechter genomen dienen te worden;
constaterende dat de Minister momenteel een plan uitwerkt dat juist voorstaat dat
voortaan de Raad voor de Kinderbescherming – dus zónder tussenkomst van een rechter
– een dergelijk besluit mag nemen;
constaterende dat het argument hiervoor – dat namelijk momenteel in 90% tot 95% van
de gevallen de adviezen van de raad door de rechter worden overgenomen – onzinnig
is omdat een onafhankelijke rechterlijke toets een fundamenteel recht is voor iedereen,
en dus ook voor alle kinderen;
overwegende dat het absoluut onwenselijk is dat een dergelijke maatregel kan betekenen
dat voortaan de overige gevallen – de overige 5% tot 10% – als gevolg van het ontbreken
van een onafhankelijke rechterlijke toets in een mogelijk onterechte veroordeling
eindigen;
overwegende dat een dergelijk plan helemaal niet strookt met het uitgangspunt dat
de Minister voor zichzelf schetst, te weten «het belang van het kind staat voorop»;
verzoekt de regering, met onmiddellijke ingang te stoppen met de verdere uitwerking
van dit plan zodat de besluitneming over jeugdbeschermingsmaatregelen blijft liggen
waar hij hoort, te weten bij de rechterlijke macht,
en gaat over tot de orde van de dag.
Klein