34 550 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017

Nr. 67 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2017

Met deze brief informeer ik u conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg diplomatieke immuniteit van 14 december jongstleden (Kamerstuk 34 550 V, nr. 60) over de praktijk van de volgende Europese overheden ten aanzien van huishoudelijk personeel in persoonlijke dienst van diplomaten werkzaam in deze landen: België, Denemarken, Duitsland, Italië, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland.

Voor een overzicht per land verwijs ik u naar de bijlage.

Naar aanleiding van het overzicht in de bijlage, en vergelijking daarvan met het Nederlandse beleid ten aanzien van huishoudelijk werkers van buitenlandse diplomaten, deel ik de volgende observaties met uw Kamer:

  • De meeste van bovengenoemde landen hanteren als minimumvereiste voor het inhuren van een huishoudelijk werker in persoonlijke dienst:

    • Een arbeidscontract naar lokaal recht, met daarin bepalingen over onder andere werktijden, minimumloon, vakantie, arbeids/woonomstandigheden en betaling van overwerk;

    • Een jaarlijks persoonlijk gesprek tussen huishoudelijk werker en een vertegenwoordiger van de Protocoldirectie van het betreffende Ministerie van Buitenlandse Zaken over arbeidsomstandigheden (bij gelegenheid waarvan, indien er geen onregelmatigheden worden geconstateerd, een nieuwe identiteitskaart wordt uitgereikt).

  • Het Nederlandse beleid is in twee opzichten strenger dan het gemiddelde van deze landen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken controleert regelmatig of het contractueel overeengekomen loon (minimaal het Nederlandse minimumloon) ook daadwerkelijk gestort wordt op de verplichte Nederlandse bankrekening van de huishoudelijk werker. Daarnaast voert de Protocoldirectie in principe iedere zes maanden in plaats van ieder jaar een persoonlijk gesprek met elke huishoudelijke werker.

  • In twee van de acht landen is sprake van een zelfstandig bemiddelingsorgaan: Het Kanton Genève (niet het Zwitserse Ministerie van Buitenlandse Zaken) heeft een commissie van goede diensten ingesteld in relatie tot de diplomatieke missies bij multilaterale organisaties in Genève. Daarnaast heeft ook België een dergelijke commissie. Bemiddeling door deze beide commissies is vrijwillig, en kan met andere woorden niet worden afgedwongen. In beide gevallen geldt dat één van de partijen in een arbeidsgeschil kan vragen om bemiddeling. Daarbij is het van belang dat, net als bij gerechtelijke uitspraken, een eventuele uitspraak van het bemiddelingsorgaan op grond van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer op geen enkele wijze bindend is voor werkgevers met diplomatieke immuniteit.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Bijlage:

België

België stelt ten aanzien van de inhoud van het arbeidscontract, salariëring, werktijden en arbeids- en woonomstandigheden vergelijkbare eisen als Nederland aan het door diplomaten in persoonlijke dienst nemen van huishoudelijk personeel. België heeft enkele jaren geleden het privilege van het in dienst mogen nemen van een particulier bediende sterk ingeperkt door het nog uitsluitend toe te staan voor hoofden van diplomatieke missies. Hierdoor is in vergelijking met Nederland het aantal huishoudelijk werkers in dienst van diplomaten in België relatief laag. Eventuele geschillen tussen diplomatieke werkgever en werknemer kunnen door minimaal één van de betrokken partijen ter behandeling worden voorgedragen bij een Commissie van Goede Diensten. De bevindingen van deze commissie zijn, net als gerechtelijke uitspraken, niet bindend voor diplomatieke werkgevers waardoor er geen enkele garantie bestaat dat adviezen worden geïmplementeerd.

Denemarken

Tot voor kort werd huishoudelijk personeel niet geregistreerd bij de Protocoldirectie van het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar bij de Deense immigratiedienst. Dit systeem is onlangs gewijzigd, en sindsdien zijn er 15 bij het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerde huishoudelijke werkers. Het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken vereist een contract naar lokaal recht waarin bepalingen staan over werktijden, salaris, verblijfsomstandigheden bij de werkgever, beschikbaarheid van een bankrekening, verzekeringen, vakantie, regeling bij ziekte en over het retourticket naar het land van herkomst. De Protocoldirectie voert jaarlijks een gesprek met huishoudelijk werkers om zicht te houden op arbeidsomstandigheden. Er is geen zelfstandig bemiddelingsorgaan; in geval van klachten of conflicten bemiddelt de Deense Protocoldirectie.

Duitsland

Bij het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn momenteel ongeveer 150 huishoudelijk werkers in persoonlijke dienst van diplomaten geregistreerd. Ambassadeurs mogen er maximaal drie hebben, consuls-generaal twee en andere diplomaten één. De vereisten van Duitsland voor het in dienst mogen nemen van een huishoudelijk werker zijn vergelijkbaar met die in Nederland, met uitzondering van de Nederlandse eis van een lokale bankrekening voor het salaris en de Nederlandse kortere periode (6 maanden) die geldt voor persoonlijke gesprekken tussen bediende en Buitenlandse Zaken. In geval van klachten of conflicten bemiddelt de Duitse Protocoldirectie.

Italië

In Italië heeft het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken volgens recente eigen opgave 163 huishoudelijk werkers in persoonlijke dienst van diplomaten geregistreerd. Ambassadeurs mogen maximaal drie huishoudelijk werkers in dienst nemen, andere diplomaten één. Huishoudelijk werkers dienen de ID-kaart elk jaar zelf op te halen bij het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken; bij die gelegenheid wordt in een kort persoonlijk gesprek gevraagd naar de werkomstandigheden. Iedere huishoudelijk werker krijgt een vademecum met daarin informatie over rechten en plichten. In geval van klachten of conflicten bemiddelt de Italiaanse Protocoldirectie, en is naar eigen zeggen tevreden over het effect daarvan.

Noorwegen

Het Noorse Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt melding van 25 huishoudelijk werkers in persoonlijke dienst van diplomaten. Er is geen zelfstandig bemiddelingsorgaan voor het oplossen van eventuele problemen in de werkomstandigheden. De protocoldirectie van het Noorse Ministerie van Buitenlandse Zaken treedt in individuele gevallen informeel op als bemiddelaar tussen werkgever en werknemer.

Oostenrijk

Het Oostenrijkse Ministerie van Buitenlandse Zaken meldde dat per eind 2016 in totaal 157 huishoudelijk werkers in persoonlijke dienst van diplomaten waren aangemeld, een aantal dat afgelopen jaren stabiel bleef. Bij problemen tussen huishoudelijk werkers en hun diplomatieke werkgevers functioneert de Protocoldirectie van het Oostenrijkse Ministerie van Buitenlandse Zaken als bemiddelaar. Indien een werkgever verdacht wordt van ernstige overtredingen, dan kan een klacht worden ingediend bij de Protocoldirectie. Een klacht kan ook aanhangig gemaakt worden bij het Oostenrijkse Openbaar Ministerie; in dat geval blijft de Protocoldirectie van het Oostenrijkse Ministerie van Buitenlandse Zaken nauw betrokken. Gezien de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer kan alleen worden overgegaan tot onderzoek en vervolging indien de zendstaat van de diplomaat de immuniteit van betrokkene opheft.

Zweden

Het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken had in 2016 in totaal 50 huishoudelijk werkers van diplomaten geregistreerd. Het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken vereist een getekend modelcontract waarin bepalingen staan over het minimumloon, werktijden, uitbetaling van overwerk, beschikbaarheid van een bankrekening voor ontvangst van het loon alsmede bepalingen over leefomstandigheden. Huishoudelijk werkers mogen maximaal acht jaar verblijven in Zweden en dienen daarna terug te keren naar het land van herkomst. Huishoudelijk werkers worden ontvangen bij de Protocoldirectie, en krijgen bij die gelegenheid informatie over rechten en plichten en over hulpverlenende instanties waar zij terecht kunnen mochten zich onverhoopt problemen voordoen. In geval van geschillen bemiddelt de Protocoldirectie van het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wanneer dit niet succesvol is kan een zaak worden voorgelegd aan een rechtbank, waarvan de uitspraak zoals bekend niet afdwingbaar is in het geval van een werkgever met diplomatieke immuniteit.

Zwitserland

Zwitserland heeft twee steden met een grote buitenlandse diplomatieke gemeenschap: Bern en Genève. Deze hanteren elk een eigen aanpak voor huishoudelijk personeel. In Bern functioneert de Protocoldirectie van het Zwitserse Ministerie van Buitenlandse Zaken als eerste aanspreekpunt. De voorwaarden waaronder personen met een diplomatieke status huishoudelijk personeel in dienst mogen nemen staan beschreven in een regeling (de Private Household Employees Ordinance uit 2011). Geschillen, wanneer deze zich voordoen in Bern en omgeving, kunnen aanhangig worden gemaakt bij een regionale bemiddelingsautoriteit (standaard bemiddelingsmechanisme van het kanton voor geschillen tussen werkgevers en werknemers).

Voor het Kanton Genève en de daar aanwezige multilaterale organisaties bestaat er het Bureau de l’amiable compositeur, een bemiddelingsorgaan bestaande uit drie personen die op persoonlijke titel zijn aangesteld. Bemiddeling is vrijwillig en kan worden aangevraagd door allebei of één van de partijen in een arbeidsgeschil. Vanuit dit orgaan kunnen zaken ook naar een rechtbank worden doorverwezen, waarna de taken van het Bureau ophouden. Ook bij behandeling door het Bureau de l’amiable compositeur blijft de diplomatieke immuniteit intact, waardoor diplomatieke werkgevers niet verplicht zijn mee te werken aan bemiddeling. Indien het vervolgens tot een gerechtelijke uitspraak komt kan de naleving hiervan evenmin worden afgedwongen.

Naar boven