34 550 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2016

Met deze brief informeer ik u conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg diplomatieke immuniteit van 14 december jongstleden over het instrument van het instellen van cassatie in het belang der wet, in relatie tot de uitspraak van het gerechtshof Arnhem–Leeuwarden van 26 september 2014.1

Cassatie

De zaak die aan het gerechtshof Arnhem–Leeuwarden werd voorgelegd betreft een beschikking op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Op grond van artikel 78, derde lid van de Wet op de Rechterlijke organisatie (Wet RO) staat in dergelijke zaken noch voor het Openbaar Ministerie noch voor de betrokkene cassatie open.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft altijd de mogelijkheid een cassatieberoep in het belang der wet in te stellen (artikel 78, eerste lid, van de Wet RO). Cassatie in het belang der wet wordt ingesteld indien de procureur-generaal het noodzakelijk acht dat de Hoge Raad zich over een bepaalde kwestie uitlaat. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat de procureur-generaal een beslissing onjuist acht of omdat hem is gebleken van tegenstrijdige opvattingen over een rechtskwestie. Het algemeen belang dient hierbij voorop te staan. In het algemeen zal de procureur-generaal het instellen van een vordering tot cassatie in het belang der wet slechts overwegen wanneer het gaat om een duidelijke, overzichtelijke rechtsvraag waarover zich uiteenlopende rechtspraak ontwikkelt.

Een ieder kan een verzoek indienen bij de procureur-generaal van de Hoge Raad om in een bepaald geval cassatie in het belang der wet in te stellen. Daarnaast is in artikel 23 van het Besluit orde van dienst gerechten aan ambtenaren van het Openbaar Ministerie expliciet de mogelijkheid geboden een zaak onder de aandacht van de procureur-generaal te brengen. Indien zij kennisnemen van een uitspraak die zich hiervoor leent, kunnen zij deze aan de procureur-generaal voorleggen vanwege het algemeen belang of een andere reden. De beslissing al dan niet cassatie in te stellen zal ook in deze gevallen door de procureur-generaal worden genomen.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad is een onafhankelijke adviseur van de Hoge Raad en maakt als zodanig geen onderdeel uit van het Openbaar Ministerie.

Of cassatie in het belang der wet in een bepaalde zaak opportuun is, is ter beoordeling van de procureur-generaal.

Uitspraak gerechtshof Arnhem–Leeuwarden d.d. 26 september 2014

Het gerechtshof Arnhem–Leeuwarden heeft op 26 september 2014 in hoger beroep geoordeeld dat aan personen die diplomatieke immuniteit genieten geen administratieve sancties kunnen worden opgelegd. Het gerechtshof baseert zich hierbij op het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer, dat stelt dat de immuniteit van rechtsmacht van diplomaten geldt ten aanzien van zowel strafzaken als civielrechtelijke en administratiefrechtelijke zaken.

Het Openbaar Ministerie heeft de uitspraak van het gerechtshof bestudeerd en is tot het oordeel gekomen dat de uitleg van het gerechtshof moet worden gevolgd. Het Openbaar Ministerie heeft deze uitspraak aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad voorgelegd met het verzoek te onderzoeken of er reden is bij de Hoge Raad een vordering tot cassatie in het belang der wet in te stellen tegen deze beslissing. Dit gaf de procureur-generaal geen aanleiding cassatie in het belang der wet in te stellen.

Tijdens het AO diplomatieke immuniteit van 14 december jongstleden hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en ik toegezegd zo snel mogelijk een nieuw systeem in te richten voor het aanspreken van personen met immuniteit die een verkeersovertreding hebben begaan. Op dit moment werk ik daarom met de Minister van Buitenlandse Zaken aan een wetsvoorstel waarmee wordt geregeld dat het CJIB de gegevens van diplomaten die verkeersovertredingen hebben begaan kan verstrekken aan de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het versturen van de notificatiebrieven. Dit wetsvoorstel zal ik u in de eerste helft van 2017 doen toekomen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Het betreft zaaknummer 200.125.585, te vinden op www.rechtspraak.nl via ECLI: NL: GHARL:2014:7398.

Naar boven