34 550 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2017

Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2017

In maart jl. vond een werkbezoek in het kader van de Koninkrijksrelaties plaats van een ambtelijke BZK-delegatie aan New York en Washington D.C. onder leiding van de Secretaris-generaal van mijn ministerie. Doel van het bezoek was de contacten aan te halen met diverse internationale organisaties, tevens werkzaam in de Caribische regio, en in het bijzonder in de Caribische landen van het Koninkrijk. Met het oog op verdere economische en sociale ontwikkeling van de Caribische landen heeft de delegatie zich nader laten informeren over mogelijkheden tot nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk en deze organisaties. Van dit werkbezoek is gebruik gemaakt om op technisch niveau te spreken met de Verenigde Naties, naar aanleiding van uw vragen inzake de vervulling van het zelfbeschikkingsrecht van de landen van het Koninkrijk tijdens de begrotingsbehandeling van Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties op 13 oktober jl. Ik heb uw Kamer toegezegd u op de hoogte te houden over het overleg met de landen betreffende uw verzoek met de Verenigde Naties te spreken.

De gesprekken met onder andere het UN Department for Political Affairs hebben bevestigd wat reeds bekend is: indien de bevolking van één van de eilanden de wens te kennen heeft gegeven het Koninkrijk te willen verlaten, dan is dat mogelijk. De bevolking kan zich over deze wens uitspreken door middel van een referendum. Nederland kan de onafhankelijkheid van de Caribische eilanden niet eenzijdig afdwingen. In de gesprekken werd bevestigd dat de verhoudingen binnen het Koninkrijk een interne aangelegenheid zijn. Discussie hierover kan onderling gevoerd worden zonder tussenkomst van de Verenigde Naties. Gelet op de demissionaire status van het huidige Nederlandse kabinet, de vorming van een nieuwe regering op Curaçao en verkiezingen op Aruba in september 2017, zal ik mijn opvolger vragen om het gesprek te hebben met de Caribische Landen van het Koninkrijk, waar uw Kamer op 13 oktober jl. om vroeg, op basis van de terugkoppeling van de ontmoeting met de Verenigde Naties.

Het lijkt mij goed u ook beknopt te informeren over de bredere thematiek van het werkbezoek. Zowel in New York als in Washington D.C. hebben de Caribische landen van het Koninkrijk op diverse thema’s, veelal in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse zaken en zijn postennetwerk in de genoemde steden, contacten met diverse internationale organisaties. Zo heeft Curaçao in september 2016 een Memorandum of Understanding gesloten met de Wereldbank. Met dit Memorandum wordt beoogd nadrukkelijker van beschikbare kennis en expertise gebruik te maken, die de Wereldbank bijvoorbeeld heeft over het versterken van de financiële sector en over de mogelijkheden die publiek-private samenwerking te bieden heeft. Het werkbezoek stond in het teken van het thema capaciteitsontwikkeling en hoe internationale organisaties als de Wereldbank, het IMF, de Inter-American Development Bank, diverse onderdelen van de Verenigde Naties (UN DESA, UNDP, UNODC, UN-OHRLLS1) en de Organization of American States daaraan kunnen bijdragen. Ook is stilgestaan bij de voorbereidingen van de UN Public Service Day op 22-23 juni 2017 in Den Haag.

De verschillende gesprekspartners wezen op de vele overeenkomsten tussen de eilanden in de Caribische regio, zowel demografisch, cultureel, sociaal als economisch. Het is een regio met veel gemeenschappelijke uitdagingen die, door kleinschaligheid en het insulaire karakter, vaak de capaciteit en de grenzen van de eilandgemeenschappen overstijgen. De gesprekspartners deelden de visie dat meer regionale samenwerking een oplossing kan zijn om uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaatverandering en duurzaamheid het hoofd te bieden. Zo fungeert het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken medegefinancierde UNDP Centre of Excellence in Aruba als kenniscentrum voor de uitdagingen waar SIDS (small island developing states) zich voor gesteld zien. De gesprekspartners wezen ook op de verschillende instrumenten die zij tot hun beschikking hebben om de landen te ondersteunen in hun verdere capaciteitsontwikkeling. Er is door wereldwijde ervaring veel kennis en expertise beschikbaar hoe concrete technische assistentie kan bijdragen aan de versterking van de instituties in de Caribische landen. Veel van de internationale organisaties zijn ook regionaal georganiseerd, waardoor ze deze technische assistentie gericht met kennis van de lokale praktijk kunnen inzetten. Dit kan door regionale trainingen en workshops, maar vaker nog wordt gebruik gemaakt van korte of lange termijn gedetacheerde experts, die in de dagelijkse praktijk ondersteunend kunnen zijn op het gebied van wetgeving, implementatie en uitvoering.

Het benutten van internationale en regionale organisaties ten gunste van capaciteitsontwikkeling kan op mijn steun rekenen. Deze organisaties hebben een bewezen trackrecord op diverse terreinen, waardoor op nagenoeg iedere vraag technische assistentie kan worden verleend: van duurzaamheid en good governance tot rechtshandhaving en overheidsfinanciën. Verdere capaciteitsontwikkeling is noodzakelijk om te komen tot een doorontwikkeling van de checks & balances in de landen en om hun autonomie waar te maken. Het werkbezoek heeft uitgewezen dat de verschillende internationale organisaties zeer bereid zijn hun medewerking te verlenen aan deze versterking van de capaciteit in de Caribische landen van het Koninkrijk. Ik ben verheugd te zien dat die kansen door de landen reeds worden gegrepen, mede doordat zij effectief gebruik maken van het netwerk en de kennis en expertise van de Koninkrijksambassades in de regio en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Graag ben ik bereid met de Caribische landen van het Koninkrijk, die uiteraard reeds op ambtelijk niveau terugkoppeling hebben gehad, nader van gedachten te wisselen over de opbrengsten van dit werkbezoek en te bezien welke samenwerkingsmogelijkheden verder uitgezocht en geconcretiseerd kunnen worden, die de economische en sociale ontwikkeling van de Caribische landen ten goede komen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

UN Department of Economic and Social Affairs; UN Development Programme; UN Office on Drugs and Crime; UN Office of the High Representative for the Least developed countries (LDCs), Landlocked Developing Countries (LLDCs) en Small Island Developing States (SIDS).

Naar boven