34 532 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten

Nr. 62 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2016

De leden van de fractie van GroenLinks hebben in het nader verslag (Kamerstuk 34 532, nr. 23) gevraagd om een overzicht van het gemiddeld aantal koeien in Nederland op biologische melkveehouderijen in de jaren 2010 tot en met 2015 en dit ook te geven voor koeien op grondgebonden melkveehouderijen en niet-grondgebonden melkveehouderijen over dezelfde jaren. Op het moment van verzending van de nota naar aanleiding van het nader verslag aan uw Kamer (Kamerstuk 34 532, nr. 27) waren de benodigde gegevens nog niet beschikbaar. Bij deze ontvangt uw Kamer deze alsnog, met dien verstande dat de gegevens over 2010 niet beschikbaar zijn. Pas met de Gecombineerde Data Inwinning (GDI) van 2011 is aan ondernemers de vraag gesteld of op het betreffende bedrijf rundvee op biologische wijze wordt gehouden. De hier gepresenteerde gegevens zien om die reden uitsluitend op de jaren 2011–2015.

Tabel 1: Gemiddeld aantal melkkoeien op gangbare en biologische melkveebedrijven in de jaren 2011–2015, uitgesplitst naar grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven

Type melkveebedrijf

Jaar

2011

2012

2013

2014

2015

Gangbaar

grondgebonden

69

66

65

68

68

 

niet-grondgebonden

90

93

98

98

103

Biologisch

grondgebonden

62

63

64

63

71

 

niet-grondgebonden

78

82

94

90

85

In 2015 waren 431 van de in totaal 477 biologische melkveebedrijven grondgebonden. De overige 46 bedrijven waren niet-grondgebonden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven