34 531 Wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van een nieuwe organisatiestructuur

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

30 september 2016

Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt gegeven mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Wonen en Rijksdienst en de Minister van Economische Zaken.

Graag dank ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun bijdrage aan het voorliggende wetsvoorstel. Hieronder ga ik in op de gestelde vragen.

1. Algemeen

1.1 Aanleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat het wezenlijke is dat de nieuwe wet toevoegt of verandert waardoor de nieuwe organisatie inderdaad slagvaardiger en eenduidiger en tevens flexibeler en efficiënter zal worden bestuurd.

Met het wetsvoorstel wordt een ander bestuursmodel geïntroduceerd waarmee de centrale leiding wordt versterkt. Er komt een raad van bestuur onder gelijktijdig terugdringen van de zelfstandigheid van onderdelen van NWO. Het aantal gebieden wordt teruggebracht van negen naar vier domeinen, waarvan de voorzitters tevens lid zijn van de collegiale raad van bestuur. Dit bevordert een samenhangende programmering, interdisciplinariteit en valorisatie van wetenschappelijk onderzoek. Er ontstaat bovendien één bureauorganisatie die een goede balans kent tussen aansluiting op domeinen en disciplines en ruimte voor doorsnijdende invalshoeken. Daarmee worden efficiency en aanpassingsvermogen van de organisatie blijvend vergroot.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts wat het verschil is tussen de integratie van STW en ZON binnen NWO en waarom verschillend wordt gehandeld.

Met de integratie van ZON in NWO zou het zelfstandig bestuursorgaan ZON worden opgeheven. Dit betekent dat ook de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland (Zon-wet) moet worden ingetrokken voordat ZON kan integreren in NWO. Deze integratie zal in een afzonderlijk wetsvoorstel worden geregeld. De integratie zal in ieder geval plaatsvinden binnen de contouren van de bestuurlijke organisatie zoals die met dit wetsvoorstel wordt ingericht. Het zorgonderzoek zal daarbij een plek krijgen binnen één van de vier domeinen. STW is geen zelfstandig bestuursorgaan, heeft geen wettelijke basis en wordt daarom direct geïntegreerd.

Ook vragen deze leden hoe de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken precies is geregeld onder de nieuwe wet.

Bij de wijzigingen rond NWO en onderhavig wetsvoorstel zijn tevens de departementen van Economische Zaken (EZ) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) betrokken. De bewindspersonen van OCW zijn verantwoordelijk voor het wetenschapsbeleid en de Minister van EZ is verantwoordelijk voor technologie- en innovatiebeleid. Vanwege de raakvlakken zijn de bewindspersonen van OCW en EZ samen verantwoordelijk voor het coördineren van de publieke kennisinfrastructuur. NWO vervult een belangrijke rol binnen de publieke kennisinfrastructuur. Daarom draagt de Minister van EZ een lid van de raad van toezicht voor en tekent hij tevens mee met deze wijziging van de NWO-wet. De bewindspersonen van OCW blijven verantwoordelijk voor NWO als zelfstandig bestuursorgaan, de rol van NWO in het wetenschapsbeleid en de middelen die over de begroting van OCW lopen (met inachtneming van de afspraken rond de topsectoren).

Genoemde leden vragen tevens of de regering ook vindt dat modernisering van artikel 3 past bij de integratie van ZON en STW binnen NWO. Zou bovendien een naamswijziging voor de organisatie, bijvoorbeeld Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek en innovatie (NWOI), de lading niet beter dekken, zo vragen deze leden.

Het innovatief vermogen van de wetenschap komt voldoende aan de orde in de huidige taakomschrijving van NWO. De NWO organisatie heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek en daarnaast tevens het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek en de toepassing daarvan naar de maatschappij (inclusief het bedrijfsleven). Voorts bevordert de organisatie de overdracht van kennis van de resultaten van het door haar geïnitieerde, verrichte en gestimuleerde onderzoek ten behoeve van die maatschappij (valorisatie). De organisatie richt zich bij het uitvoeren van haar taak in hoofdzaak op het universitaire onderzoek in den breedte, dus zowel fundamenteel als technisch wetenschappelijk onderzoek. Wij achten daarom een dergelijke modernisering op dit moment niet noodzakelijk.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat STW nu ook onder de organisatie van NWO valt en goed functioneert.

2. Wijziging bestuursstructuur

2.1 Inleiding

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er niet is gekozen om de negen domeinen te behouden.

De huidige structuur bij NWO van gebieden, stichtingen en regieorganen vormt een onoverzichtelijke lappendeken die niet transparant is. Hierdoor ontstaat onduidelijkheid waar nu daadwerkelijk beslissingen worden genomen, omdat dit in een aantal gevallen in verschillende gremia geschiedt. Als dat strategie en visie betreft, is dat voor belanghebbenden niet transparant. Tevens leidt dit in de huidige situatie tot versnippering. Zo zouden instrumenten uit het ene gebied waardevolle toepassing kunnen vinden in de andere gebieden. De huidige structuur ondersteunt dit niet, omdat op dit moment zowel de financiële als strategische koersbepaling de facto op twee niveaus ligt. Hierdoor lukt het NWO niet om één visie en één strategie uit te dragen. De gebrekkige centrale besluitvorming bemoeilijkt ook de afstemming van de NWO-agenda op de nationale beleidsontwikkelingen en de ontwikkelingen op Europees niveau.

Hoe worden de negen domeinen verdeeld over de vier resterende domeinen, zo vragen deze leden voorts.

De wetenschappelijke werkterreinen van de vier domeinen worden vastgesteld door de raad van bestuur. Naar verwachting zal de indeling er ongeveer zo uitzien:

  • 1. Exacte en Natuurwetenschappen: Aard en Levenswetenschappen, Exacte wetenschappen, Chemische wetenschappen en Natuurkunde;

  • 2. Sociale en Geesteswetenschappen: Maatschappij en Gedragswetenschappen, Geesteswetenschappen;

  • 3. Techniek en Toegepaste wetenschappen: STW (waarbij de rol ten opzichte van STW wordt verbreed); en

  • 4. ZonMW: Zorgonderzoek Nederland (zelfstandig bestuursorgaan van VWS) en Medische wetenschappen.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe wordt voorkomen dat dit alleen de slagkracht van de centrale leiding verstevigt, maar niet de interne tegenspraak.

De raad van toezicht bij NWO krijgt de algemene taak om de raad van bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over het beleid van de raad van bestuur. De raad van toezicht kan in die hoedanigheid de raad van bestuur bijstaan, maar ook juist tegenkracht geven. De leidraad daarbij wordt gevormd door de algemene doelstellingen van NWO. Om de rol van de raad van toezicht voldoende gewicht te geven om het beleid van NWO te bewaken, krijgt de raad van toezicht daarnaast een paar specifieke taken. Ten eerste zorgt de raad van toezicht voor het voordragen bij benoeming van de leden van de raad van bestuur. Ten tweede wordt de raad van toezicht bij verschillende belangrijke documenten door de raad van bestuur gehoord en wordt hij op die wijze in de gelegenheid gesteld een volwaardige rol bij het bewaken van het beleid van NWO te vervullen. Het gaat dan om de begroting, de jaarrekening, het jaarverslag en het meerjarig instellingsplan. Het is aan de raad van bestuur om de opmerkingen van de raad van toezicht te betrekken bij de uiteindelijke documenten. Daarnaast kunnen de opmerkingen van de raad van toezicht ook een rol spelen bij de beoordeling van de genoemde stukken door de Minister van OCW, voor zover hier geen gevolg aan is gegeven.

2.2 Versterking centrale leiding

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze zal worden gewaarborgd dat centrale leiding niet leidt tot het uniformeren van verschillen in aanpak, die nodig zijn om recht te doen aan de pluriformiteit van wetenschap(-financiering).

Door middel van de reglementen die per domein kunnen verschillen zal rekening worden gehouden met de pluriformiteit. De reglementen worden door de domeinen in samenspraak met de raad van bestuur en derde-belanghebbenden opgesteld.

Op welke wijze zal worden gewaarborgd dat de gewenste cultuurverandering ook plaatsvindt en zich blijft door ontwikkelen, zo vragen deze leden.

De gewenste cultuurveranderingen zullen worden gemonitord via de reguliere ambtelijke en bestuurlijke overleggen. De raad van bestuur is geworven op verandermanagement. Medewerkers worden zowel op domein als domeinoverstijgend ingezet.

2.3 Interne tegenkracht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze sprake is van een raad van toezicht «met tanden». In dit licht vragen zij ook of personen van voldoende bestuurlijke zwaarte geworven kunnen worden voor een dergelijke adviesrol. Voorts vragen deze leden of de regering het met hen eens is dat een raad van toezicht een steviger mandaat nodig heeft dan nu wettelijk wordt vastgelegd.

Het mandaat van de raad van toezicht (voor dit zelfstandig bestuursorgaan) is maximaal. Deze rol mag echter niet conflicterend zijn met de ministeriële verantwoordelijkheid. Het toezicht van de Minister van OCW mag niet worden vervangen of beperkt. Vanwege de nieuwe koers van NWO waarbij de strategische besluitvorming centraal komt te liggen, is er wel behoefte aan een sterke sparringpartner voor de raad van bestuur en een orgaan dat daarnaast specifieke bevoegdheden heeft als het voordragen van leden voor de raad van bestuur. Daarnaast heeft de raad van toezicht de mogelijkheid de Minister van OCW gevraagd en ongevraagd van informatie te voorzien. De verwachting is dat de rol die de raad van toezicht heeft voldoende is om bestuurlijke zwaarte aan te trekken.

Zou het bij een dergelijke adviesrol niet logischer zijn een grotere raad samen te stellen, met meer wetenschapsinhoudelijke dekking, zo vragen deze leden?

De leden van de raad van toezicht kunnen zowel een maatschappelijke als wetenschappelijke achtergrond hebben, al naar gelang de behoefte. Een raad van zes leden acht de regering voldoende.

2.4 Implementatie

Is de regering bereid om de wet eerder dan 1 juli in te laten gaan, zoals te doen gebruikelijk is, indien de termijn van 1 januari niet gehaald kan worden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Als het lukt om de wet eerder dan 1 juli 2017 in werking te laten treden, heeft de regering daar geen bezwaar tegen.

3. Relatie met andere wetten

De leden van de CDA-fractie vragen waarom in het geval van de NWO is gekozen voor een raad van toezicht in plaats van een raad van advies, zoals gebruikelijk is bij de Kaderwet zbo’s.

De belangrijkste reden dat is gekozen voor een raad van toezicht is dat zij de leden van de raad van bestuur voordragen (iets wat een raad van advies niet kan). In de huidige situatie draagt het algemeen bestuur haar eigen leden voor. Daarnaast fungeert de raad van toezicht als sterke sparringpartner en interne tegenkracht voor de raad van bestuur.

Genoemde leden vragen de regering toe te lichten of het niet zo is dat juist doordat een raad van advies nog onafhankelijker kan opereren, er meer sprake is van tegenkracht dan bij een raad van toezicht. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering erkent dat er nu meer sprake is van een raad van advies.

Een raad van advies kan niet de bevoegdheden krijgen die een raad van toezicht heeft, zoals het voordragen van de leden van bestuur. Er is dus geen sprake van een raad van advies. Voor het overige verwijs ik de leden naar mijn eerdere antwoord onder 2.3 (Interne tegenkracht).

4. Consultatie en advies

De leden van de CDA-fractie lezen dat allerlei instanties betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Betekent dit ook dat zij het op alle onderdelen steunen? Zo nee, op welke onderdelen niet en waaruit bestaat hun bezwaar, zo vragen de leden.

In een vroeg stadium zijn onder andere NWO, de departementen van OCW, VWS en EZ, ZON, VSNU en KNAW en andere belanghebbenden betrokken bij het nadenken over de benodigde veranderingen bij NWO, zoals bij de Wetenschapsvisie en het rapport Van der Steenhoven. Ook in het daarna gevolgde proces zijn deze partijen regelmatig geconsulteerd. Onderhavig wetsvoorstel is in overleg met de belangrijkste partijen tot stand gekomen. Bij NWO is een werkgroep gestart met de transitie en de implementatie van de veranderingen van de organisatie NWO.

In april 2016 heeft een openbare internetconsultatie over het wetsvoorstel plaatsgevonden. Daarop is één reactie binnengekomen. In deze reactie wordt aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van maatschappelijke inbreng zoals dat nu bij ZonMW ook gebeurt. NWO heeft in het verleden, indien dat noodzakelijk was, gebruik gemaakt van de inbreng en expertise van maatschappelijke organisaties. Dat zal in de toekomst niet anders zijn.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven