34 525 Wijziging van de Tracéwet, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder in verband met de verruiming van de mogelijkheid om fouten in het geluidregister te herstellen en enkele technische verduidelijkingen

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 7 december 2016

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Hierna ga ik achtereenvolgens op de volgende onderwerpen in.

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

1

Algemeen

1

Correctie van het geluidregister

3

Geen bescherming van geluidsgevoelige objecten met een tijdelijke bestemming

6

Administratieve lasten en bestuurslasten, voorbereiding van dit wetsvoorstel

8

Inleiding

Het wetsvoorstel heeft in hoge mate een technisch-inhoudelijk karakter en is beperkt qua opzet. Het wetsvoorstel wijzigt in een aantal opzichten het systeem van geluidproductieplafonds. De mogelijkheden om het geluidregister op eenvoudige wijze te kunnen herstellen, worden verruimd. Ook wordt de wijze waarop de hoogte van nieuwe geluidproductieplafonds wordt vastgesteld en de wijze van inwerkingtreding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond aangepast. Het wetsvoorstel regelt voorts dat de in de Wet milieubeheer opgenomen geluidwaarden niet van toepassing zijn op geluidsgevoelige objecten die van de gemeente een tijdelijke bestemming hebben gekregen. Met de beantwoording van de vragen verwacht ik het wetsvoorstel verder te kunnen verduidelijken.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dit wetsvoorstel ziet op de gevolgen van cumulatie van geluid.

De beoordeling van cumulatie van geluid is een onderdeel van het systeem van geluidproductieplafonds. Cumulatie moet in een akoestisch onderzoek worden beoordeeld voor geluidsgevoelige objecten waarop de geluidsbelasting ten gevolge van aanleg of wijziging van een rijksweg of hoofdspoorweg zou toenemen en er op deze objecten bovendien sprake is van een geluidsbelasting boven de voorkeurswaarde vanwege een of meer andere geluidsbronnen. In het Besluit geluid milieubeheer is geregeld dat een verzoek tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond mede een verslag van afstemming met beheerders van andere geluidbronnen – wegen, spoorwegen, industrieterreinen of luchthavens – bevat over maatregelen die zouden kunnen worden getroffen teneinde de effecten van de samenloop van de geluidsbelastingen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Het wetsvoorstel beoogt geen wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop met cumulatie van geluid wordt omgegaan. De regels met betrekking tot cumulatie zullen in het kader van de Omgevingswet wel worden herzien.

De leden van de PvdA-fractie vragen of dit wetsvoorstel op enige wijze kan leiden tot een hoger geluidsniveau of meer overlast en zo ja, wat daar de gevolgen van zijn voor omwonenden. De leden van de SP-fractie merken op zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat de voorgestelde wijzigingen tot doel hebben het vooral voor de uitvoerders te vergemakkelijken en dat de overlast die omwonenden ervaren van ondergeschikt belang lijkt te zijn. Deze leden vragen in hoeverre ook is gekeken naar geluidshinder die men daadwerkelijk ervaart.

Zoals gezegd, beoogt dit wetsvoorstel een aantal in de praktijk ontstane knelpunten weg te nemen met betrekking tot het systeem van geluidproductieplafonds, hetgeen de uitvoerbaarheid ten goede komt. De wijzigingen die hierop betrekking hebben, leiden niet tot een hoger geluidsniveau of meer overlast. De bescherming van omwonenden blijft op hetzelfde niveau. Verder verwijs ik de leden van de genoemde fracties graag naar de hieronder gegeven antwoorden onder het kopje «Geen bescherming van geluidsgevoelige objecten met een tijdelijke bestemming».

De leden van de SP-fractie vragen voorts of het klopt dat de voorgenomen wijzigingen niet van toepassing zijn op de geluidsplafonds met betrekking tot windturbines. Wanneer geluidshinder veroorzaakt door windturbines niet onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel valt, vragen deze leden in welke wet dan wel een normering ten aanzien van geluidshinder van windturbines komt te liggen.

Artikel 11.17 van de Wet milieubeheer bepaalt dat de systematiek van geluidproductieplafonds van toepassing is op rijkswegen en hoofdspoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn geplaatst. Dit artikel wordt met dit wetsvoorstel niet gewijzigd en titel 11.3 van de Wet milieubeheer blijft dan ook slechts van toepassing op de rijksinfrastructuur. Uit artikel 11.17 van de Wet milieubeheer blijkt ook dat de systematiek van geluidproductieplafonds niet van toepassing is op windturbines. Het in werking hebben van windturbines en de geluidemissie van windturbines wordt gereguleerd met § 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De leden van de SP-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de Omgevingswet en of de Wet geluidhinder in de Omgevingswet op zal gaan.

Het is juist dat de Wet geluidhinder, evenals hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en de Tracéwet, in de Omgevingswet zal opgaan. Het onderhavige wetsvoorstel bevat een aantal verbeteringen van de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Tracéwet, en ook die verbeteringen zullen in het stelsel van de Omgevingswet worden opgenomen.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de resultaten van het nieuwe geluidbeleid bekend zullen zijn en hoe deze verankerd zullen worden in de Omgevingswet. Ook vragen deze leden nader in te gaan op het proces, het tijdspad daarnaar toe en de daarbij gemaakte inhoudelijke afwegingen en op de periode die is gelegen tussen nu en het moment dat het nieuwe geluidsbeleid in de Omgevingswet is opgenomen.

In 2002 is besloten tot een fasegewijze herziening van de geluidregelgeving. Per 1 juli 2012 is de eerste fase afgerond met de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en de invoering van een systeem van geluidproductieplafonds voor rijkswegen en hoofdspoorwegen. In de brieven van 28 maart 20131 en 7 oktober 20152 aan uw Kamer is de voorgenomen beleidsvernieuwing op het gebied van geluid beschreven. De stand van zaken op dit moment is dat het ontwerp van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet voor consultatie is voorgelegd en dat het ontwerp een dezer dagen voor advies zal worden voorgelegd aan de Raad van State. Het is de bedoeling het wetsvoorstel voor de zomer van 2017 aan uw Kamer aan te bieden. Ook de onderliggende regelgeving, vervat in het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet, wordt medio 2017 aangeboden voor internetconsultatie en zal naar verwachting medio 2018 voor advies voorgelegd kunnen worden aan de Raad van State.

Correctie van het geluidregister

De leden van de VVD-fractie vragen naar de consequenties die het verruimen en verbreden van de mogelijkheid om onjuistheden in het geluidregister te corrigeren heeft voor de doelstellingen inzake geluidbesparende maatregelen. De leden van de VVD-fractie vragen tevens wie er voor de kosten opdraait in het geval de Minister besluit dat moet worden onderzocht of extra maatregelen voor geluidsgevoelige objecten nodig zijn en hoe hoog die kosten zullen zijn.

Herstel van de onjuiste waarden van geluidproductieplafonds, dan wel van onjuiste (bron)gegevens zal plaatsvinden door alsnog de juiste waarden of juiste (bron)gegevens – zo nodig in combinatie met de daaruit te berekenen hoogte van het geluidproductieplafond – in het geluidregister op te nemen. De onderliggende gegevens, zoals deze zijn opgenomen in de aan de geluidproductieplafonds ten grondslag liggende akoestische onderzoeken, wijzigen niet. Desondanks kunnen er gevallen zijn waarbij mogelijk alsnog geluidwerende of geluidbeperkende maatregelen moeten worden getroffen. Op basis van de omstandigheden van het geval kan worden bepaald naar welk type maatregelen de beheerder nader onderzoek moet verrichten: geluidbeperkende maatregelen of geluidwerende voorzieningen, of beide. Gedacht moet worden aan de situatie dat een gemeente op basis van de – naar achteraf blijkt – onjuiste gegevens uit het geluidregister is overgegaan tot de projectie van nieuwe geluidsgevoelige objecten, waardoor deze een toekomstige geluidsbelasting (bij een geheel benut, gecorrigeerd, geluidproductieplafond) kunnen ondervinden die aanmerkelijk hoger ligt dan waarvan de gemeente uitgegaan is op grond van de nog niet gecorrigeerde gegevens uit het geluidregister. In zo’n geval kan de Minister besluiten dat de beheerder moet onderzoeken of extra maatregelen voor deze geluidsgevoelige objecten nodig zijn. Uit de ervaringen met de toepassing van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en de daarin opgenomen bestaande herstelprocedure tot dusver blijkt dat er zich doorgaans geen substantiële effecten op geluidsgevoelige objecten voordoen. De verwachting is dat dit met de in dit wetsvoorstel voorgestelde verruiming en verbreding van de herstelprocedure niet zal veranderen. De kosten van maatregelen die toch nodig zijn, zullen sterk afhangen van de specifieke situatie. In de regel zal de maatregel bestaan uit extra gevelisolatie en hiervoor wordt vaak uitgegaan van een kengetal van € 5.000 per woning. Deze kosten komen voor rekening van de Minister van Infrastructuur & Milieu.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts in hoeverre dit wetsvoorstel helpt om tracébesluiten sneller te kunnen nemen dan wel te kunnen aanpassen. Zo dit niet het geval is, willen deze leden graag weten waarom hiervoor niet gekozen is en of hierbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen rijksinfrastructuur en de infrastructuur die door overige overheden wordt beheerd.

Het onderhavige wetsvoorstel beoogt niet dat tracébesluiten sneller kunnen worden genomen. De reikwijdte van het wetsvoorstel beperkt zich tot het aanbrengen van een aantal verbeteringen en verduidelijkingen in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en daarmee samenhangend ook de Wet geluidhinder en de Tracéwet. De wijziging van de Tracéwet strekt er niet toe wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop tracébesluiten worden genomen, maar heeft enkel tot doel de werking van het systeem van de geluidproductieplafonds in het geval een tracébesluit wordt genomen, te verduidelijken. Daarbij merk ik op dat ook de Tracéwet zal opgaan in het stelsel van de Omgevingswet.

De leden van de VVD-fractie vragen tenslotte of kan worden toegelicht welke gevolgen de in de memorie van toelichting opgenomen zinsnede «Indien er bij de vaststelling van een nieuw geluidproductieplafond sprake is van in de buurt liggende (delen van) infrastructuur die bij dezelfde beheerder in beheer is, en die op de omliggende geluidsgevoelige objecten reeds een geluidsbelasting bij volledige benutting van de geldende geluidproductieplafonds veroorzaakt die boven die voorkeurswaarde ligt, zal deze waarde van de geluidsbelasting leidend zijn.» heeft in de praktijk.

De door de leden van de VVD-fractie aangehaalde zinsnede heeft betrekking op de wijziging van artikel 11.30 van de Wet milieubeheer. Dit artikel bepaalt nu dat een (nieuw) geluidproductieplafond op een zodanige waarde wordt vastgesteld dat de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is 50 dB bij wegen en 55 dB bij spoorwegen (zie artikel 11.2 van de Wet milieubeheer). De situatie kan zich echter voordoen dat een geluidsgevoelig object reeds een geluidsbelasting ondervindt van in de buurt liggende infrastructuur (voor zover in beheer bij dezelfde beheerder) en dat die geluidsbelasting de voorkeurswaarde al overschrijdt. Als het nieuwe geluidproductieplafond dan toch op de voorkeurswaarde wordt vastgesteld, zouden maatregelen getroffen moeten worden die leiden tot een vermindering van de geluidbelasting ten opzichte van de bestaande situatie terwijl er – gelet op de in hoofdstuk 11 opgenomen normering – geen sprake is van een te hoge geluidbelasting. Deze situatie is onwenselijk en daarom wijzigt het wetsvoorstel artikel 11.30 van de Wet milieubeheer zodanig dat bij de vaststelling van een (nieuw) geluidproductieplafond wordt uitgegaan van de hoogste van twee waarden: de voorkeurswaarde of de waarde van de geluidsbelasting die reeds wordt ondervonden van bestaande infrastructuur (uitgaande van een volledige benutting van de daarvoor geldende geluidproductieplafonds). Voor bewoners en gebruikers van de desbetreffende geluidsgevoelige objecten zijn de gevolgen van deze wijziging neutraal: zij ondervinden al een bepaalde geluidsbelasting en de nieuwe geluidproductieplafonds worden op die geluidsbelasting afgestemd.

De leden van de SP-fractie vragen of de regel die bepaalt dat de geluidproductieplafonds uitgaan van vastgestelde geluidsproducties en het vermeerderen daarvan ongewijzigd blijft en kan worden toegelicht. Het is deze leden daarbij niet duidelijk of wordt gewerkt met echte normering of met bandbreedtes.

Voor de vaststelling van de geluidproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur is bij de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer uitgegaan van de heersende waarde van de geluidproductie van de rijksinfrastructuur in een bepaalde referentieperiode, vermeerderd met een werkruimte van 1,5 dB. Als een geluidproductieplafond dreigt te worden overschreden, worden maatregelen overwogen om te zorgen dat de geluidproductie onder het plafond blijft. Wanneer er geen doelmatige maatregelen beschikbaar zijn waarmee dit kan worden bereikt, kunnen de geluidproductieplafonds worden verhoogd. Daarbij moeten de wel doelmatige maatregelen wel getroffen worden, zodat de toename van de geluidproductie zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt. Ook moeten woningen bij overschrijding van de binnenwaarde worden voorzien van gevelisolatie. Deze regels veranderen niet. De geluidproductieplafonds zijn getallen, uitgedrukt in dB, en zijn geen bandbreedtes. De geluidproductieplafonds zijn te raadplegen in het openbare geluidregister.

De leden van de SP-fractie vragen of de ervaren geluidshinder meegewogen is of dit enkel een technische vaststelling is. Deze leden vragen ook hoe wordt omgegaan met klachten over geluidshinder en hoe problemen worden ondervangen en hoe de participatie bij nieuwe plannen wordt geregeld.

De ervaren geluidhinder ligt mede ten grondslag aan het normenkader dat wordt toegepast bij de vaststelling van geluidproductieplafonds. Met wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld bij welke geluidsbelasting hoeveel mensen hinder hebben. Deze gegevens hebben geleid tot een bepaalde normering in de regelgeving. De in de Wet milieubeheer opgenomen geluidnormen gelden bij geluidsgevoelige objecten, en de geluidproductieplafonds worden rekenkundig vastgesteld met inachtneming van deze normen. De rekenmethode is vastgelegd in het mede op de Wet milieubeheer gebaseerde Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu doet ieder jaar steekproefsgewijs metingen bij diverse referentiepunten ter controle van de rekenmethode. Het normenkader en de rekenregels veranderen met deze wetswijziging niet.

Participatie bij nieuwe ruimtelijke plannen is geregeld via de gebruikelijke regels voor inspraak en rechtsbescherming. Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van geluidproductieplafonds is in veel gevallen de uniforme voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Daarnaast kan een belanghebbende tegen zo’n besluit rechtsmiddelen aanwenden. Ook worden burgers betrokken bij de voorbereiding van besluiten die van invloed zijn op de geluidproductie van wegen en spoorwegen. De Inspectie Leefomgeving en Transport behandelt klachten over geluidhinder vanwege de rijksinfrastructuur.

De leden van de SP-fractie merken op dat onjuistheden als gevolg van verkeerde weergave of onjuiste overname van gegevens niet onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen en vragen op welke wijze die onjuistheden dan wel worden gecorrigeerd.

Het wetsvoorstel verruimt en verbreedt de mogelijkheid om onjuistheden in het geluidregister met betrekking tot van rechtswege vastgestelde geluidproductieplafonds te herstellen. Het betreft geluidproductieplafonds die tot stand zijn gekomen bij de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en deze plafonds zien op de ten tijde van die inwerkingtreding reeds bestaande, in aanbouw zijnde of geprojecteerde infrastructuur. De door de leden van de SP-fractie aangehaalde passage heeft betrekking op onjuistheden in het geluidregister met betrekking tot geluidproductieplafonds die met een besluit op grond van de artikelen 11.27 of 11.28 van de Wet milieubeheer zijn vastgesteld. Een dergelijk besluit heeft betrekking op infrastructuur die na de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer is gerealiseerd. Onjuistheden in het geluidregister als gevolg van een fout in een dergelijk besluit kunnen al worden hersteld met een normale wijzigingsprocedure voor geluidproductieplafond-besluiten op grond van artikel 11.28 van de Wet milieubeheer en opname van de daarmee gewijzigde gegevens in het register.

De leden van de SP-fractie vragen tenslotte of de keuze om een weg of spoorbaan wel of niet op de geluidplafondkaart te plaatsen kan worden toegelicht en of kan worden toegelicht hoe windturbines in de geluidplafondkaart passen.

Artikel 11.17 van de Wet milieubeheer bepaalt dat de systematiek van geluidproductieplafonds van toepassing is op rijkswegen en hoofdspoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn geplaatst. Dit artikel wordt met dit wetsvoorstel niet gewijzigd en titel 11.3 van de Wet milieubeheer blijft dan ook slechts van toepassing op de rijksinfrastructuur. In de praktijk zijn alle hoofdspoorwegen en nagenoeg alle rijkswegen op de geluidplafondkaart geplaatst. Slechts enkele delen van rijkswegen zijn uitgezonderd omdat het voornemen bestond om deze over te dragen aan een andere beheerder. Uit artikel 11.17 van de Wet milieubeheer blijkt ook dat de systematiek van geluidproductieplafonds niet van toepassing is op windturbines. Het in werking hebben van windturbines en de geluidemissie van windturbines wordt gereguleerd met § 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Geen bescherming van geluidsgevoelige objecten met een tijdelijke bestemming

De leden van de PvdA-fractie vragen of het niet in acht hoeven nemen van geluidgrenswaarden als maximaal 10 jaar van het bestemmingsplan wordt afgeweken betekent dat tijdelijke woningen, die voor maximaal 10 jaar worden gebouwd, niet beschermd zijn tegen geluidsoverlast. Deze leden vragen tevens of deze woningen in dat geval op een andere wijze worden beschermd.

Het wetsvoorstel strekt er toe dat de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen geen geluidbeperkende of geluidwerende maatregelen hoeven te treffen ten aanzien van een geluidsgevoelig object als de gemeente heeft besloten om dat object te realiseren op grond van een afwijking van het geldende bestemmingsplan gedurende een periode van maximaal 10 jaar waarbij de gemeente niet hoeft te toetsen aan geluidnormen. Omdat het meestal zo zal zijn dat er andere geluidsgevoelige objecten in de directe omgeving liggen, zal een dergelijk object toch kunnen profiteren van bron- en overdrachtsmaatregelen die worden getroffen in relatie tot die andere objecten.

De leden van de SP-fractie vragen of toegelicht kan worden waarom bij het begrip «tijdelijke bestemming» is gekozen voor maximaal 10 jaar en of hierbij alleen naar gezondheidseffecten is gekeken. Deze leden vragen of dit er in de praktijk toe kan leiden dat omwonenden 10 jaar lang geluidsoverlast kunnen ervaren zonder dat maatregelen hoeven worden en waarom 5 of 8 jaar geluidshinder wel acceptabel wordt geacht. Ook vragen deze leden hoe de regels ten aanzien van de «tijdelijke bestemming» zich verhouden tot de Crisis- en herstelwet.

Met het permanent maken van de Crisis- en Herstelwet per 1 november 2014 zijn de mogelijkheden om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan verruimd. Voorheen kon dat voor maximaal 5 jaar, nu kan het bevoegd gezag zelf bepalen voor welke termijn wordt afgeweken. Daarbij geldt dat bij afwijkingen vanaf 10 jaar wel moet worden getoetst aan de geluidnormen. Afwijkingen van het bestemmingsplan korter dan 10 jaar hoeven dus niet aan de geluidnormen te worden getoetst. Het wetsvoorstel sluit bij deze termijn van 10 jaar aan. Uit onderzoek blijkt dat ernstige gezondheidseffecten van geluid (hart- en vaatziekten) zich pas na verloop van tijd manifesteren. In het licht van die gezondheidseffecten is een maximale termijn van 10 jaar zonder toetsing aan geluidnormen nog acceptabel te achten. Uiteindelijk maakt de gemeente deze afweging in concrete gevallen. Het is immers de gemeente die de afwijking van het bestemmingsplan mogelijk maakt.

De leden van de CDA-fractie vragen voorbeelden te geven van bouwwerken die afwijken van het bestemmingsplan. Ook vragen deze leden welke functie deze tijdelijke bouwwerken hebben en of deze bouwwerken permanente bouwwerken kunnen worden.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Scholen kunnen bijvoorbeeld tijdelijk gehuisvest worden in een noodgebouw op een perceel met bijvoorbeeld een bestemming als bedrijfsterrein. Ook mantelzorgwoningen staan soms op een perceel dat niet voor wonen is bestemd. Deze bouwwerken kunnen permanent worden wanneer de bestemming en het feitelijk gebruik met elkaar in overeenstemming worden gebracht en het bouwwerk voldoet of gaat voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit worden gesteld aan permanente bouwwerken. Tevens moet dan worden voldaan aan de geluidnormen van de Wet geluidhinder. Als niet aan deze eisen kan worden voldaan, dan vervalt de status «tijdelijk» van het bouwwerk niet.

De leden van de D66-fractie vragen op welke studies de regering zich baseert wanneer zij stelt dat de meeste gezondheidseffecten van geluid – anders dan hinder – niet direct optreden, maar zich na verloop van tijd manifesteren. Deze leden vragen de regering te beargumenteren waarom deze studies nog altijd de juiste basis vormen voor het regeringsbeleid.

Geluidblootstelling kan leiden tot een heel scala van gezondheidseffecten, ieder met een verschillend tijdsverloop. Zo zijn er instantane effecten (bijvoorbeeld schrikeffecten, gehoorschade) die een direct meetbaar gezondheidseffect opleveren. Soms zijn instantane effecten op zichzelf niet als gezondheidseffecten te kwalificeren (bijvoorbeeld een slaapstadiumverschuiving of een lichaamsbeweging tijdens de slaap), maar kunnen vele van deze effecten over een lange tijd als gezondheidsprobleem geduid worden. In de Night Noise guidelines van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)3 wordt dit voor het gezondheidseffect slaapverstoring beschreven. Het effect gehoorschade kan optreden door een eenmalig (zeer) hard geluid, maar ook door langdurige blootstelling aan geluid dat op korte termijn nauwelijks effect heeft.4 Aangenomen wordt dat tijdelijke gehoordrempelverschuivingen uiteindelijk tot permanente schade leiden. Hart- en vaatziekten treden meestal op hogere leeftijd op ten gevolge van een veelheid van invloeden, zoals genetische aanleg, levensstijl en milieu-invloeden. Geluid draagt daar ook aan bij. Ook in dit geval ligt de oorzaak in blootstelling over langere tijd. Al in 1993 veronderstelde de Gezondheidsraad5 dat stress ten grondslag zou kunnen liggen aan gezondheidseffecten van geluid op lange termijn. Het Duitse Umweltbundesamt6 heeft hier veel onderzoek naar gedaan en geeft deze veronderstelling een goede onderbouwing op basis van theorieën over stress. Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat hart- en vaatziekten ten gevolge van geluid pas aantoonbaar worden na een blootstelling gedurende 10 tot 15 jaar.7

Overigens behoort ook geluidhinder tot de effecten die enigszins afhankelijk zijn van de duur van de blootstelling. Zo vindt men dat op korte termijn (enkele dagen) na blootstelling aan een nieuwe bron een snelle gewenning plaatsvindt, maar dat het daarna nog 1 à 2 jaar kan duren voordat de hinder op het niveau zit van een ongewijzigde situatie. Ook bij slaapverstoring vindt men dit soort gewenningsprocessen. Een voorbeeld is te vinden in het onderzoek naar slaapverstoring door schietgeluid.8 Wetenschappelijk gezien is er brede consensus over de werkingsmechanismen, en wordt er regelmatig ondersteunend bewijs gevonden. De WHO komt begin volgend jaar met herziening van de richtlijnen voor geluid uit 2000.9 Naar verwachting wordt de relatie tussen geluid en gezondheid daarin verder onderbouwd.

Administratieve en bestuurslasten, voorbereiding van dit wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om het wetsvoorstel voor te leggen in een internetconsultatie. Ook trekken de leden van deze fractie de stelling dat het wetsvoorstel geen noemenswaardige gevolgen zou hebben voor burgers, bedrijven en instellingen in twijfel. Deze leden vragen de regering hier nader op in te gaan.

Juist omdat het wetsvoorstel geen noemenswaardige gevolgen heeft voor burgers, bedrijven en instellingen heeft de regering kunnen afzien van het houden van een internetconsultatie. Burgers, bedrijven en instellingen worden niet of nauwelijks direct geraakt door de verbeteringen die met dit wetsvoorstel in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Tracéwet worden aangebracht daar het wetsvoorstel voornamelijk betrekking heeft op de systematiek van de geluidproductieplafonds en de wijze waarop fouten in het geluidregister kunnen worden gecorrigeerd. Deze wijzigingen raken het beschermingsniveau dat uitgaat van de geluidproductieplafonds niet. Bewoners en gebruikers van geluidsgevoelige objecten met een tijdelijke bestemming worden wel geraakt door dit wetsvoorstel maar slechts in zeer geringe mate. Dit is hiervoor reeds uiteengezet. Gemeenten worden verder slechts in positieve zin geraakt door de wijzigingen van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, immers het wetsvoorstel zorgt ervoor dat het geluidregister bij geconstateerde fouten sneller in overeenstemming wordt gebracht met de correcte situatie.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 32 252, nr. 52.

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 28 663, nr. 64.

X Noot
3

WHO, Night Noise Guidelines for Europe, Bonn, 2007.

X Noot
4

WHO, Guidelines for community noise, 2000.

X Noot
5

Gezondheidsraad, Achtergrondstudie Geluid en Gezondheid, 1993.

X Noot
6

W. Babisch, Transportation Noise and Cardiovascular Risk, Umweltbundesamt, 2006.

X Noot
7

W. Babisch, Road traffic noise and cardiovascular risk, Noise & Health 10:27-33, 2008.

X Noot
8

J. Vos, Sleep disturbance caused by impuls sounds, TNO, 2007.

X Noot
9

Zie voetnoot 4.

Naar boven