34 516 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 30 oktober 2017

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij hebben nog enkele vervolgvragen aan de regering.

2. Over het toevoegen van een algemene bepaling

In het voorlopig verslag hebben de leden van de CDA-fractie aangegeven dat zij niet principieel tegen het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet zijn. Onze Grondwet dient immers bij uitstek de democratische rechtsstaat, inclusief grondrechten, te waarborgen. De interpretatieve uitleg die de regering tot op heden aan de voorgestelde bepaling heeft gegeven, is naar het oordeel van deze leden echter te summier.

De regering stelt in de memorie van antwoord dat de algemene bepaling een interpretatief kader vormt waarin de Grondwet moet worden begrepen en daarnaast een waarborgende functie heeft. Kan de regering verduidelijken op welke wijze de algemene bepaling, alsmede de interpretatie die de regering daar tot op heden aan heeft gegeven, nu daadwerkelijk concrete handvatten biedt aan de (Grond)wetgever voor door hem te maken afwegingen? Welke waarborg biedt de algemene bepaling bij toekomstige wijzigingen van de Grondwet, anders dan de waarborgen die de Grondwet ook op dit moment al biedt? Is geen verdergaande interpretatie noodzakelijk van hetgeen in onze constitutie wordt verstaan onder de «democratische rechtsstaat», om tot aanvullende bescherming te komen? Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een reactie van de regering.

3. Democratie, rechtsstaat en grondrechten

Verder vinden de leden van de CDA-fractie het een gemiste kans dat de regering de gelegenheid tot constitutionele verankering van het legaliteitsbeginsel niet heeft benut. Dit beginsel vormt immers wél een wezenlijke en concrete norm, voor zowel de (Grond)wetgever als de rechter. In de memorie van antwoord schrijft de regering dat in ieder geval aan een viertal kenmerkende vereisten moet zijn voldaan om van een rechtsstaat te kunnen spreken. Zij noemt het legaliteitsbeginsel, de machtenscheiding, de onafhankelijke rechtspraak en de grond- en mensenrechten. De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Grondwet op dit moment reeds concrete regels geeft ten aanzien van machtenscheiding, onafhankelijke rechtspraak en grond- en mensenrechten. Alleen het legaliteitsbeginsel is niet constitutioneel verankerd. Voornoemde leden vragen de regering daarom te onderbouwen waarom nu juist opname van de algemene bepaling tot een versterking van de democratische rechtsstaat zou leiden, en niet de codificatie van het legaliteitsbeginsel.

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Engels

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Engels (D66), (voorzitter), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), (vicevoorzitter), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA) en Van der Sluijs (PVV).

Naar boven