1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij hebben nog enkele vervolgvragen
aan de regering.
2. Over het toevoegen van een algemene bepaling
In het voorlopig verslag hebben de leden van de CDA-fractie aangegeven dat zij niet principieel tegen het opnemen van een algemene bepaling
in de Grondwet zijn. Onze Grondwet dient immers bij uitstek de democratische rechtsstaat,
inclusief grondrechten, te waarborgen. De interpretatieve uitleg die de regering tot
op heden aan de voorgestelde bepaling heeft gegeven, is naar het oordeel van deze
leden echter te summier.
De regering stelt in de memorie van antwoord dat de algemene bepaling een interpretatief
kader vormt waarin de Grondwet moet worden begrepen en daarnaast een waarborgende functie heeft. Kan de regering verduidelijken op
welke wijze de algemene bepaling, alsmede de interpretatie die de regering daar tot
op heden aan heeft gegeven, nu daadwerkelijk concrete handvatten biedt aan de (Grond)wetgever
voor door hem te maken afwegingen? Welke waarborg biedt de algemene bepaling bij toekomstige
wijzigingen van de Grondwet, anders dan de waarborgen die de Grondwet ook op dit moment
al biedt? Is geen verdergaande interpretatie noodzakelijk van hetgeen in onze constitutie
wordt verstaan onder de «democratische rechtsstaat», om tot aanvullende bescherming
te komen? Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een reactie van de regering.
3. Democratie, rechtsstaat en grondrechten
Verder vinden de leden van de CDA-fractie het een gemiste kans dat de regering de gelegenheid tot constitutionele verankering
van het legaliteitsbeginsel niet heeft benut. Dit beginsel vormt immers wél een wezenlijke
en concrete norm, voor zowel de (Grond)wetgever als de rechter. In de memorie van
antwoord schrijft de regering dat in ieder geval aan een viertal kenmerkende vereisten
moet zijn voldaan om van een rechtsstaat te kunnen spreken. Zij noemt het legaliteitsbeginsel,
de machtenscheiding, de onafhankelijke rechtspraak en de grond- en mensenrechten.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Grondwet op dit moment reeds concrete
regels geeft ten aanzien van machtenscheiding, onafhankelijke rechtspraak en grond-
en mensenrechten. Alleen het legaliteitsbeginsel is niet constitutioneel verankerd.
Voornoemde leden vragen de regering daarom te onderbouwen waarom nu juist opname van de
algemene bepaling tot een versterking van de democratische rechtsstaat zou leiden,
en niet de codificatie van het legaliteitsbeginsel.
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken
en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en
ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Engels
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman