34 512 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool)

C BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de vicevoorzitter van de Raad van State

Den Haag, 31 januari 2017

Bij de Eerste Kamer is momenteel het op 22 december 2016 door de Tweede Kamer aangenomen voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (34 512) in behandeling.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), waaraan het voorbereidend onderzoek is toevertrouwd, constateert dat de Afdeling advisering van de Raad van State in haar advies1 opmerkt dat het wetsvoorstel het continuïteitscriterium zodanig versoepelt dat de samenwerkingsschool in strijd met de Grondwet een reguliere variant wordt. Wegens strijd met de Grondwet wijst de Afdeling ook de overheidsstichting als bevoegd gezag van de samenwerkingsschool af. De Afdeling adviseerde het voorstel niet aldus aan de Tweede Kamer te zenden.

In reactie op dit zware dictum merkt de regering in het nader rapport2 op dat gegeven het feit dat de normen zijn aangepast ten opzichte van het wetsvoorstel zoals dat aan de Afdeling was voorgelegd en gegeven het feit dat niet elke potentiële deelnemer aan een samenwerkingsschool ook daadwerkelijk als samenwerkingsschool verder zal gaan, zij van mening is dat het continuïteitscriterium binnen de normen van de Grondwet is ingevuld. Naar aanleiding van de bezwaren van de Afdeling ten aanzien van overheidsstichting is in het wetsvoorstel de verplichting opgenomen om in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, te voorzien in een geschillenregeling.3

Gelet op de aangebrachte wijzigingen acht de commissie het gewenst de Afdeling advisering van de Raad van State om voorlichting te verzoeken over de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet4, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.

Naar aanleiding hiervan verzoekt de Kamer om voorlichting in de zin van artikel 21a van de Wet op de Raad van State.

De Eerste Kamer hecht aan een zorgvuldige behandeling, maar wenst tevens rekening te houden met de door de regering5 beoogde inwerkingtredingsdatum van dit voorstel; 1 augustus 2017. Zij stelt er daarom prijs op de voorlichting zo spoedig mogelijk te ontvangen.

De Eerste Kamer ziet de voorlichting met belangstelling tegemoet.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstukken II, 2015/16, 34 512, 4, blz. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2015/16, 34 512, 4, blz. 12.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2015/16, 34 512, 4, blz. 18.

X Noot
4

Kamerstukkken I, 2016/17, 34 512, A.

X Noot
5

Bijlage bij brief van de Minister van V&J van 14 juni 2016 (Kamerstukken I, 2015/16, 34 300 VI, T).

Naar boven