34 468 Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen)

Nr. 10 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 november 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van overtreding van de artikelen 3, eerste lid, en 7, derde lid. De gemeenteraad stelt bij verordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. De eigenaar die onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 15, tweede lid, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste en tweede lid.

B

In artikel IX, onderdeel BB, wordt onder vernummering van het eerste en tweede onderdeel tot tweede en derde onderdeel voor onderdeel twee (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. In het eerste lid wordt «tweede volzin» vervangen door: derde volzin.

C

Aan artikel XI wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel VI kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Met deze derde nota van wijziging wordt een drietal wijzigingen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen) (hierna: het wetsvoorstel) doorgevoerd.

Onderdeel A

Met onderdeel A wordt het wetsvoorstel technisch gewijzigd om de leesbaarheid van artikel 18 van de Leegstandwet te vergroten en de consistentie binnen het artikel te verbeteren door zowel voor overtredingen als bedoeld in het eerste als in het tweede lid hetzelfde boetemaximum te stellen. Hierbij wordt aangesloten bij het bedrag dat is vastgesteld voor de derde boetecategorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Onderdeel B

Met dit onderdeel wordt in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet een foutieve verwijzing hersteld die het gevolg is van de inwerkingtreding van de Wet doorstroming huurmarkt 2015.

Onderdeel C

Met het voorgestelde onderdeel C van deze nota van wijziging wordt voorgesteld de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel aan te vullen om mogelijk te maken dat artikel VI met terugwerkende kracht in werking treedt.

De inwerkingtreding van deze wijziging is vanwege het begin van het nieuwe toeslagenjaar voorzien op 1 januari 2017. Mede gelet op de Wet raadgevend referendum wordt thans echter verwacht dat het wetsvoorstel later in werking zal treden. Om deze wijzigingen reeds ten behoeve van het nieuwe toeslagenjaar door te voeren, is het aangewezen de inwerkingtredingsbepaling in die zin aan te passen dat aan de inwerkingtreding van artikel VI terugwerkende kracht kan worden verleend. Het betreft een wijziging die voor meerpersoonsouderenhuishoudens begunstigend is.

Het voorgestelde artikel VI wijzigt in de Wet op de huurtoeslag de wijze van vaststelling of sprake is van een meerpersoonshuishouden of van een meerpersoonsouderenhuishouden. Tot dusver is bij de vaststelling niet uitsluitend de leeftijd van de leden van het huishouden van belang, maar gaat het om de leeftijd van degene(n) die binnen het huishouden meer dan de helft bijdragen aan het gezamenlijke huishoudinkomen, zoals dat wordt gehanteerd bij het vaststellen van het recht op huurtoeslag. Dientengevolge is de categorie waaronder een huishouden valt vatbaar voor fluctuatie gedurende het toeslagjaar. Nadelig gevolg hiervan is de noodzaak tot tussentijdse herziening van het voorschot huurtoeslag of van nabetaling of terugvordering van huurtoeslag na de definitieve vaststelling achteraf.

Met het voorgestelde artikel VI van het wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat sprake is van een meepersoonsouderenhuishouden zodra één van de leden van het huishouden op 1 januari de pensioensgerechtigde leeftijd heeft bereikt. Zo is al aan het begin van het toeslagjaar duidelijk tot welke categorie het huishouden hoort.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven