34 462 Uitvoering van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 189) (Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 10 maart 2016 en het nader rapport d.d. 21 april 2016, aangeboden aan de Koning door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2016, no. 2016000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 189) (Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan de Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (de verordening).

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een toereikende motivering aangewezen. De Afdeling merkt op dat uit de toelichting bij het voorstel voor verschillende voorwaardelijk toepasselijke of facultatieve bepalingen van de verordening niet blijkt of en zo ja op welke wijze daaraan uitvoering wordt gegeven in het voorstel.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 februari 2016, nr. 2016000176, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 maart 2016, nr. W03.16.0019/II, bied ik U hierbij aan.

1. Voorwaardelijk toepasselijke of facultatieve bepalingen verordening

Op verschillende plaatsen bevat de verordening bepalingen die (deels) voorwaardelijke toepassing hebben. Zo moet de bank na ontvangst van het bevel tot conservatoir beslag of, indien het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging daarin voorziet, van een overeenkomstige daartoe strekkende opdrachtuitvoering, onverwijld aan dat bevel uitvoering geven.2 Ook zijn volgens de verordening tegoeden op gezamenlijke rekeningen en rekeningen van derden alleen voor conservatoir beslag vatbaar voor zover het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging dat toestaat.3 Verder biedt de verordening, naast hetgeen daarin is geregeld over de aansprakelijkheid van de schuldeiser, lidstaten de mogelijkheid om in hun nationale recht andere gronden of vormen van aansprakelijkheid of regels over de bewijslast te handhaven of op te nemen.4

De Afdeling merkt op dat voor een aantal van deze voorwaardelijk toepasselijke of facultatieve bepalingen van de verordening niet is toegelicht of en zo ja op welke wijze daaraan uitvoering wordt gegeven in het voorstel. In de toelichting is bijvoorbeeld wel vermeld dat en waarom het in artikel 35, tweede lid, van de verordening genoemde rechtsmiddel niet in het voorstel is opgenomen,5 maar voor een aantal andere bepalingen ontbreekt een dergelijke uitleg. Ook zou een transponeringstabel voor de verordening een deel van een dergelijke uitleg kunnen bevatten.6

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.

1. Voorwaardelijk toepasselijke of facultatieve bepalingen verordening

De Afdeling merkt op dat Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 189) (hierna: de verordening) bepalingen bevat die voorwaardelijk toepasselijk of facultatief zijn. De Afdeling adviseert in de toelichting op te nemen of en zo ja op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan deze bepalingen. Een voorbeeld van een dergelijke bepaling is artikel 24, lid 1, van de verordening. In artikel 24, lid 1, is bepaald dat aan het bevel tot conservatoir beslag door de bank onverwijld uitvoering moet worden gegeven na ontvangst van het bevel, of indien het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging daarin voorziet, van een overeenkomstige daartoe strekkende opdracht. De bepaling geeft de lidstaten twee opties: uitvoering van het bevel na ontvangst door de bank of uitvoering na ontvangst van een opdracht. Door beide opties te geven, sluit de bepaling aan bij de verschillende nationale stelsels van de lidstaten. Sommige lidstaten kennen in hun nationale recht een systeem voor conservatoir beslag waarbij het beslag wordt gelegd doordat de rechter een beslagbevel rechtstreeks aan de bank zendt. Andere lidstaten, waaronder Nederland, kennen een beslagsysteem waarbij het beslag wordt gelegd door de betekening van het verkregen beslagverlof aan de bank door de deurwaarder. De in de verordening gekozen formulering zorgt ervoor dat lidstaten ter uitvoering van de verordening op dit punt niets hoeven te regelen om de verordening in hun land te laten functioneren. Voor Nederland betekent dit dat de bank het beslagbevel ten uitvoer moet leggen als dit aan de bank betekend is (zie artikel 702 juncto 475 Rv) en dat hiervoor dus geen nadere regeling nodig is. Een ander voorbeeld dat de Afdeling geeft, is artikel 2, lid 3, van de verordening. Dit artikel bepaalt onder meer dat de verordening niet van toepassing is op bankrekeningen die niet vatbaar zijn voor beslag krachtens het recht van de lidstaat waar de rekening is aangehouden. Ook voor deze bepaling geldt dat de lidstaten elk een eigen regeling kennen terzake de goederen waarop beslag mogelijk is. De nationale regeling wordt door de verordening in stand gelaten. In Nederland geldt dat er geen beslag kan worden gelegd op goederen bestemd voor de openbare dienst (zie artikel 703 Rv). Andere landen kennen andere uitzonderingen, zoals bepaalde banken die worden uitgesloten van beslaglegging.

Het is niet nodig om in het wetsvoorstel uitvoering te geven aan dergelijke voorwaardelijk toepasselijke of facultatieve bepalingen. Het wetsvoorstel geeft slechts uitvoering aan de artikelen in de verordening die uitvoering behoeven. In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt daarom niet stilgestaan bij alle thans al geldende regels inzake beslaglegging. Indien in de verordening naar het nationale recht wordt verwezen, geldt de thans geldende nationale regeling. Wel is, om te verduidelijken welke Nederlands regels van toepassing kunnen zijn, een bijlage toegevoegd aan de memorie van toelichting. Deze bijlage is slechts bedoeld ter verduidelijking van de Nederlandse bepalingen die van toepassing (kunnen) zijn indien de verordening naar het nationale recht verwijst. Daarnaast is in de bijlage aangegeven welke artikelen van de verordening zijn uitgevoerd in het wetsvoorstel.

2. Redactionele kanttekeningen

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

2. Redactionele kanttekeningen

De redactionele kanttekeningen zijn overgenomen. Ten aanzien van de vraag van de Afdeling om te verduidelijken waaruit volgt dat hoger beroep bij het gerechtshof mogelijk is tegen een afwijzing van een nationaal beslagverlof, wil ik het volgende opmerken. Artikel 700, lid 2, Rv bepaalt uitsluitend dat er geen hogere voorziening is toegelaten tegen een gegeven verlof, oftewel een toewijzing van het verlof. Nu een bijzondere regeling ontbreekt, geldt dat tegen een afwijzing van een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag wel hoger beroep en cassatie mogelijk is (zie ook Kamerstukken II 1980/81, 16 593, nr. 3 (MvT Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW)). Dit is in de memorie van toelichting verduidelijkt.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

J.G.C. Wiebenga

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W03.16.0019/II

  • In de tweede volzin van artikel 3, tweede lid, van het voorstel, voor «de rechtbank» invoegen: de voorzieningenrechter van.

  • In artikel 5, eerste lid, van het voorstel, in plaats van naar artikel 14 van de verordening, verwijzen naar artikel 4, dertiende lid, daarvan en de zinsnede «die bevoegd is tot het inwinnen van de rekeninginformatie» schrappen.

  • In verband daarmee artikel 5, tweede lid, van het voorstel «een informatieverzoek als bedoeld in het eerste lid» wijzigen in: een verzoek om rekeninginformatie.

  • In de tweede volzin van dat artikellid, in overeenstemming met de laatste volzin van artikel 14, vijfde lid, van de verordening, «onverwijld» vervangen door: met bekwame spoed (aanwijzing 56 vaan de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

  • In artikel 8, eerste lid, van het voorstel, «onder wie» wijzigen in: waaronder.

  • In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6 nader toelichten waaruit volgt dat tegen een afwijzing van het nationaal beslagverlof hoger beroep bij het gerechtshof mogelijk is, aangezien dit niet met zoveel woorden volgt uit artikel 700, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (dat bepaalt dat tegen een beslissing van de voorzieningenrechter geen hogere voorziening openstaat).

  • In de toelichting een transponeringstabel opnemen (aanwijzing 338 Ar).


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Artikel 24, eerste lid, van de verordening. Zie ook leden 2 en 3.

X Noot
3

Andere voorbeelden zijn onder meer te vinden in de artikelen 9, 34 tot en met 35 en 43.

X Noot
4

Zie artikel 13, derde lid, van de verordening.

X Noot
5

Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.

X Noot
6

Zie ook de redactionele bijlage bij dit advies.

Naar boven