34 448 Wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik ter implementatie van richtlijn nr. 2014/28/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (herschikking) (PbEU 2014, L 96)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 mei 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Inleiding

1

Algemeen

2

Beschrijving van richtlijn 2014/28/EU

2

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2

Uitvoering en handhaving

2

Gevolgen

2

Advisering en consultatie

3

Evaluatie

3

Inwerkingtreding en overgangsrecht

3

Overig

3

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg) ter implementatie van richtlijn nr. 2014/28/EU. Zij hebben de volgende vragen ten aanzien van bovengenoemd wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wecg. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over en verzoeken de regering hier op in te gaan.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wecg. Hierover hebben deze leden enkele vragen.

Algemeen

Beschrijving van richtlijn 2014/28/EU

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat risico’s niet compleet uit te sluiten zijn, maar hebben vragen over de volgende zinsnede: «Indien een lidstaat vaststelt dat een explosief voldoet aan de eisen van de richtlijn maar desondanks een risico vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen, of voor eigendommen of het milieu, zijn regels gegeven.» Om wat voor risico’s gaat het dan als een explosief wel voldoet aan de eisen van de richtlijn?

De leden van de VVD-fractie merken op dat er in Nederland op dit moment geen instelling is aangewezen die bevoegd is om te beoordelen of explosieven voldoen aan veiligheidseisen. Verloopt het proces van de beoordeling van explosieven door derde landen volgens de regering naar behoren? Als Nederland hier niet tevreden mee zou zijn, waar kunnen dan de zorgen en/of klachten van de regering kenbaar gemaakt worden?

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat een marktdeelnemer zich «[i]n veel gevallen» ervan kan verzekeren dat zijn werknemers voldoen aan de eisen met betrekking tot zedelijk gedrag door een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te eisen. In welke gevallen hoeft dit niet en op welke wijze kan de marktdeelnemer zich hier dan wel vergewissen van het voldoen aan bovengenoemde eisen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe een «erkenning» zich verhoudt tot een VOG. Biedt een VOG hetzelfde niveau van zekerheid en veiligheid als een «erkenning»? Zo nee, op welke vlakken biedt een VOG minder zekerheid en veiligheid dan een «erkenning» en waarom is hiervoor gekozen? Deze leden willen benadrukken dat zij zekerheid en veiligheid van het grootste belang achten bij het omgaan met en gebruik van explosieven.

Uitvoering en handhaving

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) wijst op een mogelijke toename van fraude met explosieven als gevolg van de beperking van de verplichting van een erkenning tot de leidinggevende. Hoewel deze leden de beperking van de lasten als gevolg van deze wijziging toejuichen, vinden deze leden het ook van belang dat de veiligheid niet in het geding komt en fraude zo veel mogelijk wordt voorkomen. Een VOG biedt natuurlijk niet de zekerheid dat werknemers, na het overleggen van deze verklaring, geen onzedelijk gedrag vertonen. Welke andere manieren zijn er om te voorkomen dat er een toename van fraude – met mogelijke gevaarlijke situaties tot gevolg – plaatsvindt?

Gevolgen

Het gaat bij het bewaren van gegevens om een «zeer bescheiden aantal gegevens», zo lezen de leden van de VVD-fractie. Waarom is de bewaartermijn van de veiligheidsinformatie en benodigde documentatie verlengd van drie naar tien jaar? De gevolgen hiervan zijn volgens de regering verwaarloosbaar, maar wat zijn precies de gevolgen voor Nederlandse bedrijven van de uitbreiding van deze bewaartermijn?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het onwaarschijnlijk wordt geacht dat er in de toekomst een Nederlandse keurinstelling zal komen. Draagt een beperkte aanwezigheid van de benodigde expertise hieraan bij? Zo ja, hoe wordt er in Nederland dan zicht op gehouden of de andere stappen in de keten (via importeurs en distributeurs) volgens de eisen en veilig worden doorlopen?

Advisering en consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat bedrijven en organisaties voorstander blijven van aanpassing van de Wecg op enkele los van de implementatie staande punten van richtlijn nr. 2014/28/EU. Welke punten betreft dit en hoe verloopt het project van de verdere modernisering van de wet die dit jaar wordt ingezet?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting gesproken wordt over explosieven bij recreatieve activiteiten. Specifiek worden jacht en sportschutterij benoemd. Deze leden hechten eraan om te benadrukken dat de jacht in Nederland altijd is gerelateerd aan benutting, beheer en schadebestrijding. Recreatieve jacht, of in de volksmond zogenoemde plezierjacht bestaat dus niet. Deze leden verzoeken de woordkeuze in de memorie van toelichting bijvoorbeeld aan te laten sluiten bij de Wet Natuurbescherming.

Evaluatie

De leden van de PvdA-fractie kijken uit naar de modernisering van de Wecg en vragen de regering op welke termijn deze modernisering aan de Kamer aangeboden zal worden.

De leden van de CDA-fractie vragen welke aanpassingen het bedrijfsleven heeft gevraagd bij de consultatie. Daarnaast vragen deze leden hoe het project tot modernisatie van de Wecg er uit zal zien en waarom daar niet reeds voorafgaand aan implementatie mee kan worden gestart. Welke problemen en vragen zijn er in de afgelopen jaren gerezen die te maken hebben met de nationale uitvoering en vergunningverlening voor overbrenging van explosieven en de verlening van erkenningen aan degene die met explosieven werken? Hoe zal naar oplossingen hiervoor worden gezocht in dit project ter modernisatie van de Wecg?

Inwerkingtreding en overgangsrecht

De leden van de VVD-fractie merken op dat het onder richtlijn 2014/28/EU toegestaan blijft om explosieven die voor 20 april 2016 onder het regime van de oude richtlijn (93/15/EEG) in de handel zijn gebracht na die datum op de markt aan te bieden. De wet is nog niet in werking getreden. Hoe zit het met explosieven die sinds 20 april 2016 in de handel zijn gebracht?

Overig

De leden van de VVD-fractie vragen uit welke landen de explosieven komen die in Nederland worden gebruikt voornamelijk. Zijn dit alleen EU-lidstaten of ook niet EU-lidstaten? Als het ook niet EU-lidstaten betreft, welke Europese landen verzorgen dan de conformiteitsbeoordeling van explosieven die buiten de EU worden vervaardigd om ervoor te zorgen dat deze explosieven aan dezelfde veiligheidseisen voldoen?

De leden van de VVD-fractie vragen in verband met artikel I van het wetsvoorstel of er importeurs of distributeurs zijn in Nederland die explosieven onder hun eigen naam of merknaam in de handel brengen. Zo ja, hoeveel zijn dit er? En wie treedt in dat geval op als goedkeuringsinstantie?

Voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Naar boven