34 443 Wijziging van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen in verband met het verstrekken van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 mei 2016

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Algemeen

1

 

1. Aanleidingen en redenen voor de wetswijziging

2

 

2. Inhoud van het wetsvoorstel

3

     

II.

Artikelsgewijze toelichting

5

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen in verband met het verstrekken van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens). Graag willen deze leden enkele opmerkingen maken en een aantal vragen aan de regering stellen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat vooraf aan een veiling alle geïnteresseerde partijen over dezelfde informatie moeten kunnen beschikken die relevant is voor het bepalen van de hoogte van een bod. Daarbij horen wat betreft deze leden ook de in het voorliggende wetsvoorstel genoemde gegevens ten aanzien van het aantal verkochte liters motorbrandstof op die locatie (de doorzet), het aantal liters dat met een merkgebonden kaart is verkocht (de kaartliters) en de omzet uit de verkoop van andere producten dan brandstof (de shopomzet). Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden vinden het belangrijk dat potentiële bieders inzicht krijgen in alle relevante informatie bij de veiling van een benzinestation. Deze leden verwachten dat dit wetsvoorstel hieraan zal bijdragen. Niettemin hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen.

Het lid Van Vliet heeft met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het lid Van Vliet onderkent het doel van het wetsvoorstel maar heeft naar aanleiding van de uitwerking wel enkele vragen.

1. Aanleidingen en redenen voor de wetswijziging

De leden van de VVD-fractie merken op dat het voorliggende wetsvoorstel een lange voorgeschiedenis heeft. In 2011 is reeds door de leden van de VVD-fractie gesteld dat zij verheugd waren over het voornemen van het kabinet om door aanpassing van de informatie in het biedboek de informatieachterstand van nieuwkomers weg te werken en zo hun kans op de veiling te vergroten en daar ook een sanctiemechanisme aan te koppelen. Over de aard van de te verstrekken informatie hebben deze leden echter hieronder nog een aantal opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Raad van State in 2012 heeft aangegeven een regeling in een afzonderlijke wet niet nodig te vinden. Zij adviseert dan ook de regeling in de Benzinewet op te nemen. Bovendien geeft zij aan dat het convenant Veiling en Gebruiksvergoeding aangeeft dat het biedboek essentiële informatie voor de veiling moet bevatten. De door de regering bij voorliggend wetsvoorstel voorgestelde wijziging van het biedboek had volgens de Raad van State gewoon zonder wet kunnen worden doorgevoerd, zo merken deze leden op. De regering heeft aangegeven dat de Benzinewet een privaatrechtelijke regeling is waarin geen bestuursrechtelijk sanctiemechanisme past. Bovendien blijkt dat een wettelijke regeling nodig is, gezien het feit dat het niet mogelijk is gebleken om met de sector binnen het convenant tot nadere afspraken te komen. Graag horen de leden van de VVD-fractie van de regering welke belemmeringen er voor de sector waren om tot afspraken te komen. Uit de memorie van toelichting blijkt namelijk niet dat de consultatie van marktpartijen tot grote bezwaren van de sector tegen het verstrekken van aanvullende gegevens voor het biedboek heeft geleid.

Ook vragen deze leden zich af of de te verstrekken extra informatie niet zonder wetsvoorstel in het biedboek voor de veiling van verkooppunten van motorbrandstoffen kan worden verwerkt.

Verder neemt de regering het advies voor een elektronische veiling van concessies niet direct over. De regering geeft aan dit pas in 2019 te kunnen realiseren. Er zijn elektronische veilingsystemen die dit zonder veel moeite op korte termijn kunnen realiseren. Het nadeel van het huidige systeem is dat bij een geringe opkomst op een veiling een bieder met een absurd lage prijs een concessie kan verkrijgen. Puur en alleen vanwege de lage opkomst. Een elektronisch systeem ondervangt dit. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om snellere invoering van elektronische veilingen.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de wetsbehandeling sinds 2012 heeft stilgelegen en of het advies van de Raad van State wellicht verouderd zou kunnen zijn.

De leden van de D66-fractie constateren dat de consultatie van het voorliggende wetsvoorstel in oktober 2011 heeft plaatsgevonden. Het advies van de Raad van State dateert van 13 juli 2012. Deze leden vragen waarom het wetsvoorstel dan pas op 1 april 2016 aan de Kamer is gestuurd, terwijl de wet op 1 januari 2017 moet ingaan omdat in dat jaar voor het eerst tweede veilingen plaatsvinden. Door dit late tijdstip van indiening, moet ook een beroep worden gedaan op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum. Had de regering er, om zich te verzekeren van tijdige inwerkingtreding, niet beter aan gedaan om het wetsvoorstel bijvoorbeeld in 2012 of 2013 in te dienen? Of waren er zwaarwegende redenen om bewust lang te wachten met het indienen van het wetsvoorstel, zo vragen deze leden.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

De gegevens

De leden van de VVD-fractie merken op dat de extra aan te leveren gegevens voor het biedboek het resultaat zijn van twee evaluatierondes (2008 en 2014). Deze evaluaties waren zoveel mogelijk gelijk qua opzet, om een vergelijking tussen beide evaluaties mogelijk te maken. In hoeverre zal bij een volgende evaluatie ook specifiek worden gekeken naar de effecten van de maatregelen uit het voorliggende wetsvoorstel, zo vragen de leden van de VVD-fractie zich af. De eerste veilingen uit 2002 op basis van het convenant uit 2001 zouden inmiddels immers voldoende informatie moeten kunnen opleveren over deze effecten.

Over de te verstrekken informatie merken de leden van de VVD-fractie het volgende op. De doorzetgegevens van het benzinestation en het aantal verkochte kaartliters per brandstofsoort geven tevens een goede indicatie van de gemiddelde shopomzet. Een betere omzet dan het gemiddelde wordt behaald door de inzet van de stationshouder (service, schone toiletten, goede koffie, presentatie van de winkel, acties, etc.). Het verplicht verstrekken van informatie over de bruto shopomzet kan prijsopdrijvend werken, waardoor de concessiehouder wordt gestraft voor zijn/haar extra inzet en goed ondernemerschap. Bovendien zegt een dergelijke omzet niets over de te behalen omzet van een volgende concessiehouder, omdat die omzet zo afhankelijk is van goed ondernemerschap. De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom de shopomzet opgenomen is in het rijtje extra gegevens voor het biedboek.

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie de regering of met het opgeven van de shopomzet wel voldoende rekening wordt gehouden met politieke besluitvorming die keer op keer dreigt de verkoop van diverse producten aan banden te leggen.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het delen van de verplichte informatie in het biedboek er voor kan zorgen dat de opbrengst van een veiling per locatie hoger uitvalt omdat de dan meer gelijkwaardige partijen meer tegen elkaar gaan opbieden. In hoeverre komt de voorgestelde wettelijke verplichting de staatskas ten goede?

De leden van de CDA-fractie vernemen graag of en wanneer het systeem van veilen geëvalueerd gaat worden.

De leden van de D66-fractie vragen waarom alleen het aantal liters dat via een merkgebonden kaart is verkocht moet worden opgegeven. Waarom hoeft niet het aantal liters dat verkocht wordt via kaarten die niet merkgebonden zijn, afzonderlijk te worden opgegeven?

Het lid Van Vliet vraagt zich af of in de wet een evaluatiebepaling kan worden opgenomen, bijvoorbeeld na vijf jaar. Op deze manier kan worden bezien hoeveel bestuurlijke boetes er dan inmiddels zijn uitgedeeld en kan worden bekeken of de wet toereikend is of eventueel aangepast of aangevuld dient te worden.

Het lid Van Vliet vraagt zich af wat de gevolgen zijn van het in onvoldoende mate verstrekken van de genoemde gegevens of het verstrekken van onjuiste gegevens voor de nieuwe huurovereenkomst. Is deze huurovereenkomst, na veiling op basis van onjuiste of onvolledige gegevens, onherroepelijk of kan deze dan worden herzien? Het lid Van Vliet vraagt zich af of dit in het laatste geval expliciet in het voorliggende wetsvoorstel kan worden geregeld, zodat nieuwe huurders weten waar zij aan toe zijn.

Bestuurlijke boete

De leden van de VVD-fractie merken op dat de voorgestelde bestuurlijke boete ten hoogste eenmaal de gebruiksvergoeding voor het jaar voorafgaand aan het jaar bedraagt waarin de veiling plaatsvindt voor de locatie waarover de gegevens niet of in onvoldoende mate zijn verstrekt. In hoeverre is onderzoek gedaan naar de mate waarin de hoogte voorgestelde bestuurlijke boete in verhouding staat tot het gewin dat bieders voorzien bij het mogelijk verstrekken van foutieve of onvoldoende informatie?

Regels zijn van toepassing bij de tweede veiling en opvolgende veilingen van een locatie

De leden van de CDA-fractie zien graag een overzicht van alle verkooppunten waar veilingen hebben plaatsgevonden en waar die nog de zogeheten «bestaande overeenkomsten» geldend zijn. Daarbij zien deze leden ook graag een tijdschema waarbij duidelijk wordt met welk tempo alle verkooppunten onder het regime van veiling komen te vallen.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de verplichting met betrekking tot de aanvullende gegevens niet van toepassing zijn op veilingen met betrekking tot locaties waar nog sprake is van een bestaande overeenkomst. Deze leden begrijpen dat hierdoor bij de eerste veiling van het huurrecht van een bepaalde locatie de regels voor alle betrokkenen gelijk blijven, maar deze leden vragen wat het belang daarvan is. Het voorliggende wetsvoorstel dient er immers toe om de regels te wijzigen en om te trachten om potentiële bieders van gelijke marktinformatie te voorzien als de zittende huurder. Waarom is dat bij bestaande overeenkomsten minder belangrijk, zo vragen deze leden. Ook vragen zij op hoeveel locaties er nog een zogeheten bestaande overeenkomst van toepassing is en wanneer deze voor het eerst geveild zullen worden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De leden van de D66-fractie vragen waarom het begrip «motorbrandstof» niet wordt gedefinieerd in het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden achten het mogelijk dat hierdoor onduidelijkheden ontstaan. Is bijvoorbeeld AdBlue die in bulk wordt getankt, een motorbrandstof?

Artikel 5a

De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 7 van de memorie van toelichting dat behalve de op grond van het voorliggende wetsvoorstel verplichte gegevens, de biedboeken ook informatie bevatten die op grond van convenanten door de branche vrijwillig wordt verstrekt. Wat is de aard van deze informatie? En waarom wordt het voorliggende wetsvoorstel niet meteen gebruikt om meteen alle informatie die in biedboeken zou moeten komen te staan wettelijk te verankeren? De leden van de PvdA-fractie begrijpen immers dat de regering er niet in kon slagen om met de branche tot afspraken te komen om vrijwillig de informatie te verschaffen die nu wettelijk verplicht wordt. Daarom vrezen deze leden dat de branche aangezien nu een deel van de informatie verplicht moet worden verstrekt en een ander deel slechts op basis van vrijwilligheid, dat er door het deel van de branche dat negatief stond ten opzichte van het voorliggende wetsvoorstel aan de vrijwillig verstrekte informatie getornd kan gaan worden. Wat verzet zich tegen een eenduidige en allesomvattende wettelijke regeling met betrekking tot de inhoud van het biedboek?

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de uitsplitsing naar verkochte soorten motorbrandstoffen dient plaats te vinden. Betreft het hier een uitsplitsing naar benzine, diesel en LPG? Of dient de uitsplitsing op een lager detailniveau plaats te vinden, zodat er bijvoorbeeld ook een onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende soorten benzines, zoals Euro95 en Superplus of «normale» benzine en «premium» benzine?

De leden van de D66-fractie lezen dat er op basis van convenanten meer gegevens dan de doorzet, kaartliters en shopomzet moeten worden aangeleverd, maar dat de regering hier geen wettelijke plicht van wil maken. Mogen de leden van de D66-fractie hieruit concluderen dat de overige gegevens wel goed worden aangeleverd door zittende huurders?

De leden van de D66-fractie vragen waarom er de mogelijkheid is opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden opgesteld. Aan welke concrete situaties denkt de regering waarin het opstellen van een algemene maatregel van bestuur wenselijk wordt geacht?

De leden van de D66-fractie lezen dat omwille van de bedrijfsvertrouwelijkheid van de gegevens, de gemiddelden over drie jaar worden vermeld. Dit heeft wel tot gevolg, zo menen deze leden, dat uit de cijfers niet is op te maken of de doorzet en shopomzet een stijgende dan wel dalende ontwikkeling doormaken. Zou het, om de informatie voor nieuwe huurders waardevoller te maken, mogelijk zijn om toch de cijfers per jaar in het biedboek op te nemen? Ziet de regering juridische belemmeringen om dit mogelijk te maken?

Artikel 5c

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de maximale bestuurlijke boete die opgelegd kan gaan worden de jaarlijkse gebruiksvergoeding is. Daarmee meent de regering dat die boete voldoende gelieerd wordt aan de verdiencapaciteit voor de desbetreffende locatie. Nu lezen deze leden ook op pagina 9 van de memorie van toelichting dat de laagste gebruiksvergoeding slechts 600 euro bedraagt. Indien de huurder van een dergelijke goedkope locatie over informatie beschikt waaruit blijkt dat de waarde van de locatie na een tweede veiling feitelijk een veel hogere gebruiksvergoeding rechtvaardigt, zou deze huurder er voor kunnen kiezen om de informatie niet te verschaffen en de relatief geringe boete te betalen. Acht u dergelijk gedrag mogelijk? Wat kunt u doen om in het geval een huurder of exploitant de verplichte gegevens niet zelf verstrekt die alsnog in het biedboek te krijgen? Acht u het mogelijk of wenselijk om onwillige huurders die weigeren de verplichte informatie te verstrekken, uit te sluiten van een volgende veiling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat de boete ten hoogste eenmaal de gebruikersvergoeding bedraagt. Deze leden maken hieruit op dat de boete voor bepaalde locaties niet hoger zal zijn dan 600 euro. Is dit juist? Acht de regering voor die locaties de maximumboete voldoende om effectief te zijn, of ziet de regering aanleiding om een minimumboete in het wetsvoorstel op te nemen?

De leden van de D66-fractie vragen of er bij het niet opleveren van de gegevens direct wordt beboet, of dat er eerst sprake zal zijn van een waarschuwing, vergezeld van een redelijke termijn tot herstel.

De leden van de D66-fractie constateren dat er weliswaar een boete kan worden opgelegd als de verplichte gegevens niet worden geleverd, maar dat daarmee nog steeds de noodzakelijke gegevens niet geleverd zijn. Op welke wijze wordt bewerkstelligd dat na beboeting alsnog de gegevens aangeleverd worden?

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Naar boven