34 442 Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 12 februari 2016 en het nader rapport d.d. 29 maart 2016, aangeboden aan de Koning door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 december 2015, no.2015002215, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2A.2 en 7.2B.1 en 2 en een nieuwe Titel 7.2C (consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe nog niet in het nieuwe Burgerlijk Wetboek opgenomen regels omtrent het consumentenkrediet, de koop op afbetaling, de huurkoop en de huurkoop onroerende zaken, tezamen in een aanvulling van Boek 7 BW te regelen.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht wat betreft de voorgestelde handhaving van de limiet voor het goederenkrediet een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 december 2015, nr. 2015002215 machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 februari 2016, nr. W03.15. 0435/II, bied ik U hierbij aan.

Artikel 3 van de Wet consumentenkrediet bepaalt dat deze wet niet geldt voor krediettransacties waarbij de kredietsom meer dan € 40.000,= bedraagt. Het vervallen van deze grens betekent meer bescherming voor consumenten en was voorgesteld in de consultatieversie van het wetsvoorstel. Volgens de toelichting is na overleg met de praktijk ervoor gekozen de grens niet prijs te geven, omdat het bereik van wetgeving niet zonder een duidelijke reden moet worden uitgebreid. Uit een reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken zou blijken dat toepassing van de uit de Wet consumentenkrediet overgenomen regels op kredieten boven de € 40.000 de huidige praktijk op allerlei punten verstoort.

De Afdeling merkt op dat het voorstel om de limiet te laten vervallen werd gesteund in alle reacties op de consultatieversie van het wetsvoorstel, met uitzondering van de reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken.2 De toelichting noemt drie bepalingen waarbij het loslaten van de grens een probleem voor de praktijk zou kunnen opleveren. Zij motiveert echter niet per afzonderlijke bepaling wat deze verstoring concreet inhoudt en waarom deze zo ernstig zou zijn dat de praktijk niet in staat zou zijn zich daaraan aan te passen. Evenmin worden de eventuele nadelen voor de financiële sector afgewogen tegen de voordelen van een eenduidige regeling zonder de bestaande limiet, die consumenten in ruimere mate bescherming zou bieden.

De memorie van toelichting wijst op het argument dat wijziging van de wet slechts moet worden overwogen indien daaraan een ondubbelzinnig maatschappelijke behoefte ten grondslag ligt.3 De Afdeling merkt daarbij op dat een dergelijke maatschappelijke behoefte kan liggen in het harmoniseren van de wetgeving in het Burgerlijk Wetboek en het belang van de consument bij een ruimere mate van bescherming. De beoordeling hiervan is in de memorie van toelichting niet volledig en overtuigend beargumenteerd.

De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt alsnog dragend te motiveren en de regeling zo nodig aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met de opmerkingen van de Afdeling rekening zal zijn gehouden.

De Afdeling heeft op het punt van het handhaven van de limiet van € 40.000 geadviseerd het voorstel alsnog dragend te motiveren en de regeling zo nodig aan te passen. In artikel 75 lid 1 is in vervolg daarop bepaald dat de artikelen 77 lid 1 onder a en c, 79, 80 en 81 niet gelden voor kredietovereenkomsten waarvan de kredietsom meer dan € 40.000 bedraagt. De overige bepalingen van afdeling 7.2A.2 gelden wel voor kredieten van meer dan € 40.000. Voorts is de memorie van toelichting onder ALGEMEEN onder § 1. Inleiding onderdeel 4 bij artikel 3 Wet op het consumentenkrediet (Wck) aangevuld met een passage waarin bepaling voor bepaling van de Wck is aangegeven of het wegvallen van de limiet tot ongewenste resultaten voor wat betreft de toepassing van die bepaling zou leiden.

Voorts is bij nader inzien gehandhaafd dat incassokosten onder de maximale kredietvergoeding vallen, zoals dit ook onder het huidige recht het geval is.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt artikel 129b aan te passen, zodat de bepaling ook geldt in het geval de uitlener geld uitleent aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon, die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelt.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vicepresident van de Raad van State,

J.P.H. Donner

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Zo reageerden de Vereniging van financieringsondernemingen Nederland, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, de Raad voor de Rechtspraak en de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren uitdrukkelijk instemmend op dit punt.

X Noot
3

Memorie van toelichting, Algemeen, paragraaf 1 (Inleiding), sub 4, bij artikel 3.

Naar boven