Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2016
Zoals u bekend is, is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer
in oktober 2014 (Handelingen I 2014/15, nr. 4, items 3 en 6) door de toenmalige fractievoorzitter van de VVD de gedachte geopperd een staatscommissie
in te stellen die het functioneren van het parlementaire stelsel onderzoekt. De Minister-President
merkte tijdens het debat op dat het instellen van een staatscommissie geen prioriteit
heeft voor het kabinet, maar hij gaf aan steun te verlenen aan de totstandkoming van
een staatscommissie die zal kijken naar een staatsrechtelijke herbezinning. Deze steun
zou bestaan uit steun en betrokkenheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in een fase van overleg tussen fractievoorzitters in de Eerste en Tweede Kamer en
in de daaropvolgende fase van overleg over de samenstelling en de taakomschrijving
van een in te stellen staatscommissie.
In het afgelopen jaar hebben de fractievoorzitters in de Eerste Kamer binnen het College
van Senioren enige malen gesproken over de gedachte van het instellen van een staatscommissie.
Een en ander heeft ertoe geleid dat de Eerste Kamer in haar plenaire vergadering van
19 januari 2016 intern, dat wil zeggen als Kamer zonder aanwezigheid van de regering,
een debat heeft gewijd aan de instelling van een Staatscommissie Bezinning Parlementair
Stelsel (Handelingen I 2015/16, nr. 16, item 5).
Tijdens het debat heeft het Kamerlid Duthler (VVD), mede namens een aantal andere
leden, een motie ingediend (Kamerstuk 34 000, Q). De Eerste Kamer heeft deze motie in haar vergadering van 2 februari 2016 na stemming
bij zitten en opstaan aangenomen (Handelingen I 2015/16, nr. 18, item 5). De stemverhouding naar fracties die vóór, respectievelijk tegen stemden, was 47
tegen 28.
Hierbij doe ik u de aangenomen motie toekomen1. Graag verneem ik van u of er binnen de Tweede Kamer steun is voor hetgeen in de
motie is verwoord. Tot overleg bestaat aan onze kant uiteraard graag bereidheid.
De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol