34 426 Regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 1 juni 2016

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

ALGEMEEN

2

Inleiding

2

Inhoud van het wetsvoorstel

5

Uitvoeringslasten en financiële gevolgen

7

Advies en consultatie

7

ARTIKELSGEWIJS

7

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

7

Hoofdstuk 2. De begroting en verantwoording van het Rijk

8

Hoofdstuk 3. Begrotingsbeheer en financieel beheer: normering

14

Hoofdstuk 4. Begrotingsbeheer en financieel beheer: verantwoordelijkheden

15

Hoofdstuk 5. Beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk

17

Hoofdstuk 6. Toezicht op het beheer van publieke financiële middelen buiten het Rijk

18

Hoofdstuk 7. Algemene Rekenkamer

19

Hoofdstuk 10. Evaluatie-, overgangs- en slotbepalingen

23

OVERIG

23

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat de regering met een wetsvoorstel Comptabiliteitswet is gekomen. Met interesse hebben de leden kennisgenomen van het wetsvoorstel. Niettemin hebben de leden van de PvdA-fractie nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij erkennen het belang van het wetsvoorstel voor een betrouwbaar, degelijk en transparant financieel beheer van de rijksfinanciën en zijn verheugd met de heldere structuur in vergelijking met de Comptabiliteitswet 2001. Zij maken van de gelegenheid gebruik om verslag uit brengen bij dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zien de wenselijkheid om tot een gemoderniseerde structuur van de Comptabiliteitswet te komen en zij waarderen de inspanningen van de regering Minister om dit te realiseren. Over het voorliggende voorstel hebben deze leden een aantal vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet inzake Regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016). Deze leden willen de regering hierover graag een aantal vragen voorleggen.

Inleiding

Aanleiding voor een algehele herziening van de Comptabiliteitswet

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de aanleiding voor de nieuwe Comptabiliteitswet tot in 2001 en 2006 terugvoert. Een lang traject waarin in diverse rondes uitvoerig over de modernisering van de wet is gediscussieerd. Derhalve vraagt de PvdA-fractie waarom gesteld wordt dat er nu uitsluitend praktische en wetstechnische redenen zijn voor een herziening?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken allereerst op dat de discussie over een fundamentele wijziging al geruime tijd (meer dan tien jaar) loopt en dat er in de tussentijd een groot aantal wijzigingen van de huidige Comptabiliteitswet 2001 hebben plaatsgevonden. De verwachtingen van de genoemde leden bij dit wetsvoorstel waren dan ook hoog gespannen. Deze leden constateren echter dat de wijzigingen ten opzichte van de huidige Comptabiliteitswet minder fundamenteel zijn dan zij hadden verwacht. Zo zorgt het wetsvoorstel niet voor meer eenduidigheid in de verschillende boekhoudstelsels en verslaggevingsregels die er binnen de Nederlandse overheid bestaan. Ook de discussie over een baten-lastenstelsel versus het huidige kas-verplichtingenstelsel lijkt vooruitgeschoven te worden. En nog altijd hebben de Rekenkamer en de Tweede Kamer onvoldoende grip op de premiegefinancierde uitgaven. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering waarom deze drie punten niet zijn meegenomen in het wetsvoorstel?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering waarom het traject van modernisering van de Comptabiliteitswet zo lang heeft geduurd en wat er in de afgelopen tien jaar bereikt is op het gebied van modernisering?

Karakter en doel van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de verbetering en versterking van het budgetrecht (beter inzicht in publieke middelen en betere informatiepositie) van de Tweede Kamer niet een doelstelling van de Comptabiliteitswet is?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat toetsing op effectiviteit van beleid en behalen van beleidsdoelstellingen niet als expliciet doel van dit wetsvoorstel worden genoemd. Waarom is hiervoor gekozen? Waarom is ervoor gekozen heel veel zaken in lagere regelgeving onder te brengen?

De wet die gaat over het beheer van de rijksfinanciën dient tenminste de versterking dan wel waarborging van het budgetrecht van de Kamer als doel te hanteren bij een herziening. Waarom is dit nu niet als doelstelling opgenomen? Ziet de regering voorstellen die dit budgetrecht daarentegen wel versterken?

Ook zouden deze leden graag een nadere toelichting ontvangen op de wijze waarop de wensen rond het budgetrecht die eerder geuit zijn vanuit de Kamer, onderdeel zijn van de voorstellen in de nieuwe Comptabiliteitswet. Hoe zijn de onderwerpen en knelpunten waar de Kamer in 2013 over heeft gesproken in dit voorstel meegenomen? Welke afwegingen zijn daarbij leidend geweest?

De leden van de SP-fractie vragen waarom versterking van het budgetrecht van de Tweede Kamer niet als specifiek doel wordt opgenomen. Is versterking van het budgetrecht van de Tweede Kamer een overweging geweest bij het opstellen van dit wetsvoorstel? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, waarom niet? Waarom is verbetering van het inzicht in publieke middelen en verbetering van de informatiepositie van de Tweede Kamer op dit vlak geen doelstelling? Kan specifiek worden aangegeven op welke manier de verbetering van het budgetrecht in deze wet is opgenomen? Zijn er verbeteringen van het budgetrecht in lagere regelgeving opgenomen? Kan daarbij precies worden aangegeven waar deze neer zijn geslagen, op welke gebieden en wat de voorstellen zijn?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering drie doelstellingen beoogd te bereiken met de herziening van de Comptabiliteitswet: een duurzame Comptabiliteitswet die minder onderhoudsgevoelig wordt, een heldere regeling van de financiële verantwoordelijkheden van Ministers en een actualisatie van de taken en verantwoordelijkheden van de Algemene Rekenkamer. De aan het woord zijnde leden vragen op welke manier een versterking van het budgetrecht van de Staten-Generaal een doelstelling is van dit wetsvoorstel. Tevens vragen de leden van de D66-fractie waarom de regering aanleiding ziet om de financiële verantwoordelijkheden van Ministers te verhelderen. Was deze nu niet goed geregeld? Wat zijn de belangrijkste onderdelen die de regering voorstelt om dit te verbeteren?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen om de Wet houdbare overheidsfinanciën te integreren in de Comptabiliteitswet. Zou dat niet tot een overzichtelijker geheel leiden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of er ook inhoudelijke redenen waren om met een geheel herziene Comptabiliteitswet te komen, of dat slechts de leesbaarheid en structuur tot modernisering noopten. Kan de regering de volgens haar echte inhoudelijke wijzigingen op een rij zetten?

Heeft de regering bij het moderniseren van de Comptabiliteitswet ook het verbeteren van de informatiepositie van de Kamer tot doel gehad, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zo ja, hoe blijkt dit uit de memorie van toelichting? Zo nee, waarom niet? Genoemde leden vragen op welke wijze het wetsvoorstel volgens de regering het budgetrecht van de Kamer versterkt.

Reikwijdte van het wetsvoorstel

Kan er een overzicht gegeven worden van alle (rechts)personen of organisaties die op basis de nieuwe Comptabiliteitswet direct of indirect te maken krijgen met deze wet, extra ten opzichte van de Comptabiliteitswet 2001, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de premiesectoren niet nader onder het budgetrecht van de Kamer worden gebracht. Er wordt niet ingegaan op de overwegingen om hier al dan niet verandering in aan te brengen. Met de Kamer is hier eerder over gesproken en vanwege het toenemende belang van de sectoren die nu buiten het budgetrecht vallen vragen de leden van de PvdA fractie hier een nadere beschouwing op. Er gaat een groeiend deel van de rijksmiddelen naar de premiesectoren, maar er is geen controle mogelijk op de doeltreffende dan wel efficiënte besteding. Ook de Algemene Rekenkamer beschikt niet over deze mogelijkheid. De leden van de PvdA-fractie ervaren dit als een belangrijk knelpunt in de voorliggende wet. Welke nadelen kleven er aan het onder het budgetrecht brengen van de premiesectoren? Ziet de regering mogelijkheden om het budgetrecht van de Kamer in de premiesectoren te versterken? Welke mogelijkheden zijn dat?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het staat met de werkgroep die de invoering van een baten-lastenstelsel zal onderzoeken. De werkgroep rapporteert naar verwachting begin 2017. Deze leden vragen op welke manier de Kamer tussentijds geïnformeerd wordt en welke mogelijkheden er zijn om hier als Kamer bij betrokken te blijven.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het budgetrecht van de Kamer niet gewijzigd wordt ten aanzien van de slotwetmutaties. Wat zijn de overwegingen hiertoe geweest? De Algemene Rekenkamer heeft recent wederom geconstateerd dat er sprake is van omvangrijke slotwetmutaties. Hoe kan de Kamer tijdig geïnformeerd worden over de omvang en de aard van substantiële wijzigingen? Welke aanscherping is hier mogelijk?

De leden van de SP-fractie stellen vraagtekens bij de reikwijdte van het wetsvoorstel. Zij vragen of aanpassingen in de reikwijdte van de Comptabiliteitswet zijn overwogen. Waarom vallen de premiemiddelen niet onder de werking van de Comptabiliteitswet waarmee het budgetrecht van de Kamer wordt uitgebreid? Welke mogelijkheden zijn er om premiegefinancierde uitgaven ook onder het budgetrecht te brengen en wat zijn de voor- en nadelen? Wat zijn op dit moment de mogelijkheden van de Kamer om de premies te verhogen dan wel te verlagen in de begroting van respectievelijk Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Is het wel mogelijk om een begrotingsamendement in te dienen met een verhoging dan wel verlaging van een premie wanneer de premiemiddelen onder de werking van de Comptabiliteitswet gaan vallen?

De leden van de D66-fractie zien in de herziening van de Comptabiliteitswet aanleiding om stil te staan bij het onderscheid tussen begrotingsmiddelen en premiemiddelen. Aangezien een aantal sociale fondsen tekorten vertoont en voor een deel wordt gevuld met begrotingsmiddelen, heeft de relatie tussen de premies en de uitgaven naar het oordeel van de leden van de D66-fractie zijn relevantie verloren en is het begrotingssysteem hierdoor nodeloos complex. Daarom vragen de leden van de D66-fractie wat naar het oordeel van de regering de waarde is van het onderscheid tussen premiemiddelen en begrotingsmiddelen en waarom de regering dit onderscheid wenst te handhaven. Zeker omdat het budgetrecht van de Staten-Generaal en de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer in de premiegefinancierde sectoren veel beperkter zijn Is dit onderscheid niet in hoge mate fictief?

Ook als het onderscheid tussen premiemiddelen en begrotingsmiddelen gehandhaafd blijft, vragen de leden van de D66-fractie welke mogelijkheden de regering ziet om meer grip te krijgen op (verantwoording van) de uitgaven en de doelmatigheid in premie gefinancierde sectoren.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om de premiegefinancierde uitgaven buiten de reikwijdte van de wet te laten. Kan de regering deze keuze nader toelichten? Is ook overwogen om premiemiddelen deels onder de reikwijdte van de wet te brengen. Kan de regering aangeven welke verbeteringen deze wet dan wel bevat ten aanzien van het inzicht van de Tweede Kamer in en de grip op de premiegefinancierde uitgaven, bijvoorbeeld de zorguitgaven? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om aan te geven op welke punten er sprake is van een aanpassing van de reikwijdte van het wetsvoorstel ten opzichte van de Comptabiliteitswet.

Lagere regelgeving

De leden van de VVD-fractie vragen of er een overzicht kan worden gegeven van de relevante lagere regelgeving onder de nieuwe Comptabiliteitswet, met daarbij duidelijk aangegeven waar wat geregeld wordt en hoe de betrokkenheid van de Tweede Kamer daarbij is?

Kan er een overzicht gegeven worden van alle zaken en bepalingen die in de nieuwe Comptabiliteitswet niet terug komen ten opzicht van de Comptabiliteitswet 2001, en die naar lagere regelgeving worden verschoven, dan wel geheel verdwijnen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Inhoud van het wetsvoorstel

Natuurlijke rechtspersonen die wegens de uitoefening van een beroep of een bedrijf publieke middelen ontvangen, vallen eveneens onder reikwijdte van dit toezicht. De leden van de VVD-fractie vragen wat hier precies wordt bedoeld? Kan hier een voorbeeld van gegeven worden?

Waarom is er in de wet niets opgenomen over budgetflexibiliteit, een onderdeel waar de Tweede Kamer grote waarde aan hecht, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat een begrotingsamendement met een meerjarig karakter in beginsel meerjarig wordt verwerkt. De leden ontvangen graag een nadere toelichting op het «in beginsel» verwerken van de meerjarige effecten. Welke afwegingen zullen de doorslag geven bij het al dan niet meerjarige verwerken van begrotingsamendementen? Indien een begrotingsamendement is aangenomen wordt vervolgens niet bij wet geregeld dat het toegekende budget ook besteed dient te worden aan het doel waarvoor de Kamer dit heeft vrijgemaakt. Wat is de reden dat dit niet wettelijk verankerd wordt?

Ook vragen de leden van de PvdA fractie wat het verbod op nieuw beleid, indien een begroting nog niet is aangenomen, in praktijk betekent. Het vervangen van de vier-twaalfdenregeling betekent een potentieel ingrijpende wijziging, vooral als een begroting voor langere tijd niet aangenomen wordt. Graag ontvangen zij een nadere beschouwing over de voor- en tegens van deze aanpassing. Ook ontvangen deze leden graag een concreet voorbeeld van het uit te sluiten nieuwe beleid indien de begrotingswet nog niet is aangenomen.

De leden van de PvdA fractie begrijpen dat er in de Comptabiliteitswet geen normen zijn opgenomen die zien op het rapporteren in jaarverslagen over doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitgaven. Waarom is er voor gekozen geen normen op te nemen voor het opnemen van beleidsconclusies in jaarverslagen. Jaarlijks hamert de Algemene Rekenkamer hier op. De leden vragen waarom dit niet is opgenomen in de wet? Conclusies over de doeltreffendheid van het gevoerde beleid zijn essentieel in de verantwoording. Dezelfde vraag stellen deze leden bij het ontbreken van de verplichting te evalueren en het ontbreken van een wettelijke verankering van de beleidsdoorlichtingen. Welke afwegingen hebben geleid tot het niet wettelijk verankeren van deze zaken die zien op de effectiviteit van beleid?

De leden van de CDA-fractie spreken hun teleurstelling uit over het gegeven dat niet nader is onderbouwd waarom de premiegefinancierde uitgaven van de begroting niet onder de Comptabiliteitswet zouden kunnen vallen. Zij erkennen dat er verschillende voor- en nadelen zijn van het transformeren van premie-inkomsten en -uitgaven naar belastinginkomsten en -uitgaven, maar juist een grote herziening van de Comptabiliteitswet zou het moment moeten zijn.

De leden van de CDA-fractie pleiten er niet perse voor dat de Kamer het budgetrecht moet krijgen over bijvoorbeeld het Budgettair Kader Zorg. Zij vragen de regering wel naar mogelijkheden voor meer inzicht in de zorguitgaven, waaronder de doelmatigheid en de rechtmatigheid. Kan bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer hier toch niet een rol in krijgen? Deelt de regering de constatering dat de controle op gepast gebruik van zorg een vereiste is uit de wet, maar dat dit nu eigenlijk nauwelijks plaatsvindt? Hoe duidt de regering de constatering dat het parlement geen mogelijkheid heeft voor controle op gepast gebruik van zorg, dat instellingen en zorgverzekeraars daar nauwelijks prikkels toe kennen en dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) als controleorgaan te weinig handvatten heeft (zoals controles van zorgverzekeraars en accountants) voor een nauwkeurige controle? Zit hier niet een hiaat in het stelsel van controle op de publieke uitgaven? Waarom krijgt het parlement in dit wetsvoorstel geen voorstellen gepresenteerd om de rechtmatigheid en doelmatigheid van zorguitgaven beter te kunnen controleren? Op welke andere manier zou dit geborgd kunnen worden? Is het kabinet bereid om voor de zorguitgaven – op termijn – toe te werken naar een financiële eindverantwoording?

In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie ook naar de controle op de raming van de premieontvangsten, die inmiddels meer dan 100 miljard op jaarbasis bedragen. Waarom kan het parlement jaarlijks geen integrale afweging maken tussen heffing van premies en heffing van belastingen, anders dan via koopkrachteffecten? Welke voorstellen doet het kabinet in onderhavige wet om dit te verbeteren, of welke mogelijkheden ziet het kabinet om daar verbetering in te brengen? Is het kabinet van mening dat de invloed van het parlement op de integrale afweging tussen premies en belastingen vergroot moet worden, gezien het feit dat het om publieke middelen gaat.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering een overzicht kan verstrekken van de lagere regelgeving onder de Comptabiliteitswet, waarbij duidelijk wordt wat geregeld wordt en hoe de Kamer wordt betrokken bij het vaststellen van deze regelgeving. Ook vragen zij of de regering in dit overzicht uiteen kan zetten wat hier gewijzigd wordt ten opzichte van de huidige Comptabiliteitswet.

Toepassing Caribisch Nederland

Het wetsvoorstel geeft regels en voorschriften voor het Europese deel van Nederland. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Comptabiliteitswet niet van toepassing is op het Caribische deel? Hoe is dit dan geregeld voor het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)?

Uitvoeringslasten en financiële gevolgen

De leden van de SP-fractie vragen of het globaal houden van de wet het budgetrecht van de Kamer niet verminderd. De Kamer kan namelijk niet toezicht houden op lagere regelgeving. De leden van de SP-fractie en van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering een overzicht kan geven van de relevante lagere regelgeving onder de Comptabiliteitswet, waarbij duidelijk wordt wat er waar geregeld wordt en wat daarbij de eventuele betrokkenheid van de Tweede Kamer zou kunnen zijn? Kan de regering een overzicht geven van alle zaken en bepalingen die in dit voorstel ten opzichte van de huidige Comptabiliteitswet naar lagere regelgeving zouden verschuiven?

Advies en consultatie

Algemeen

De leden van de SP-fractie vinden het heel verstandig dat de ministeries en de Auditdienst Rijk (ADR) de mogelijkheid hebben gehad om commentaar te leveren op het conceptwetsvoorstel. Kan de Tweede Kamer, naast het reeds ontvangen commentaar van de Algemene Rekenkamer op het conceptwetsvoorstel, ook de commentaren van de Auditdienst Rijk en de ministeries die hebben gereageerd, ontvangen?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de adviezen van de Auditdienst Rijk en de afzonderlijke ministeries. Zij verlangen geen inzicht in elk afzonderlijk advies, maar vragen de regering wel in enkele alinea’s inzichtelijk te maken welke geluiden en adviezen er vanuit de ADR en de ministeries is gekomen.

II ARTIKELSGEWIJS

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden dat de Kiesraad nu als college wordt aangemerkt in de Comptabiliteitswet en waarom dit niet eerder is geregeld.

Ook de leden van de D66-fractie vragen waarom de Kiesraad wordt toegevoegd aan de colleges. Wat betekent dit materieel voor de begroting van de Kiesraad? Waarom kiest de regering er in het geval van de Kiesraad voor om deze als college te definiëren?

Hoofdstuk 2. De begroting en verantwoording van het Rijk

Rijksbegroting

Niet alle uitgaven en ontvangsten van een ministerie hoeven in een departementale begroting te worden opgenomen. De uitgaven en ontvangsten kunnen ook in een niet-departementale begroting worden opgenomen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Tweede Kamer daar zicht op houdt in het kader van haar budgetrecht? Wat zijn de redenen waarom uitgaven en ontvangen in een niet-departementale begroting worden opgenomen en aan welke criteria moet worden voldaan?

De leden van de SP-fractie vragen waarom in de memorie van toelichting onder het vierde lid van artikel 2.1 de Kiesraad niet wordt genoemd. Waarom wordt in de begrippenlijst de Kiesraad wel de status van college gegeven? Betekent het dat de Kiesraad een afzonderlijke begroting krijgt? Hoe was dit begrotingstechnisch tot op heden geregeld en wat gaat er precies veranderen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering aandacht voor de bijzondere positie van de onafhankelijke rechtspraak in onze democratische rechtsstaat. De wijze waarop de begroting van de rechtspraak op dit moment onderdeel uitmaakt van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie doet naar de mening van de leden van de SP-fractie onvoldoende recht aan deze onafhankelijke positie. De thans voorliggende wijziging van de Comptabiliteitswet is volgens de aan het woord zijnde leden een uitgelezen mogelijkheid hier iets aan te doen.

De leden van de SP-fractie stellen daarom voor de begroting van de rechtspraak los te koppelen van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Zoals bijvoorbeeld ook wordt omgegaan met de begroting van de Eerste en Tweede Kamer en bij deze wet ook de Kiesraad. De begroting voor de rechtspraak zou voortaan apart ingediend moeten worden op Prinsjesdag, dat is volgens de leden staatsrechtelijk ook zuiverder, want beter passend bij de positie die de rechtspraak heeft in onze trias politica. Dan kan nog steeds de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk blijven voor de verdediging van deze begroting, ook kan dan nog steeds discussie plaats vinden over het budget van de rechtspraak, maar de begroting kan apart worden behandeld en niet als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden behandeld, inclusief de daarbij behorende taakstellingen wegens financiële problematiek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Kan de regering een uitgebreide reactie geven op dit voorstel?

In de voorgestelde wet maakt het begrotingsvoorstel van de Raad voor de rechtspraak nog steeds, zoals voorheen, onderdeel uit van de «departementale begroting» van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Zien de leden van de SP-fractie het juist dat, om een eigen begroting te hebben, de wet zou moeten worden aangepast dat het begrotingsvoorstel van de Raad niet langer onderdeel uitmaakt van de «departementale begroting» van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (artikel 99 Wet RO), en dat voorts de begroting van de Raad voor de rechtspraak zou moeten worden opgenomen onder de opsomming van «niet-departementale begrotingen» in artikel 2.1 lid 4? Klopt dit? Zo niet, hoe dan wel? Is de regering bereid een dergelijke wijziging voor te stellen? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de voor- en nadelen volgens de regering om een aparte begroting voor de Raad voor de rechtspraak te hebben? Waarom krijgt de Kiesraad wel een aparte begroting in deze wet en de Raad voor de rechtspraak niet?

De leden van de D66-fractie vragen of het beginsel «geld volgt beleid, inclusief de bedrijfsvoering die met het beleid samenhangt» in dit voorstel anders wordt vormgegeven dan in de huidige Comptabiliteitswet. Kan de regering uiteenzetten wat de verschillen zijn?

Inrichting van de begrotingen

Bij de budgettaire verwerking van amendementen zullen de betrokken Ministers de meerjarige gevolgen in de meerjarenramingen verwerken. In hoeverre houdt dit in dat er dan dus ook een structurele dekking voor een dergelijk amendement moet zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de VVD-fractie vragen of artikel 2.10, eerste lid, onder d afwijkt van de huidige regelgeving in de Comptabiliteitswet? Zo ja, hoe en waarom?

De leden van de PvdA-Fractie vragen waarom in de wet geen datum meer benoemd is waarop ontwerpbegrotingen worden ingediend bij de Tweede Kamer? In onze Grondwet is deze datum nog wel verankerd.

De leden van de SP-fractie vragen waarom onder artikel 2.3 derde lid niet gekozen is om een mogelijkheid te creëren om ook op begrotingsregel te autoriseren. Wat zijn de voor- en nadelen wanneer begrotingsamendementen ook op begrotingsregel kunnen worden gemaakt? Zo wordt het budgetrecht toch versterkt? Op dit moment worden zowel verhogingen als verlagingen op artikelniveau voorgesteld wanneer binnen het desbetreffende artikel op begrotingsregel wordt verschoven. Is de regering het met deze leden eens dat wanneer alleen op artikelniveau kan worden geamendeerd dit de inzichtelijkheid niet ten goede komt?

De leden van de SP-fractie vragen zich verder af of een meerjarig begrotingsamendement van de Tweede Kamer in beginsel ook meerjarig wordt verwerkt? Wordt dit ook in lagere regelgeving opgenomen? Waarom wordt dit niet in deze wet verankerd? Wat wordt in dit verband met «in beginsel» bedoeld? Kan de regering een Kameramendement ook niet uitvoeren? Wat zijn de mogelijkheden voor de Tweede Kamer wanneer een Kameramendement niet wordt uitgevoerd? Staan deze mogelijkheden ook in lagere regelgeving? Waarom worden deze mogelijkheden niet gewoon in de huidige wet opgenomen om het budgetrecht van de Kamer te versterken? Biedt de Comptabiliteitswet ook waarborgen dat een door de Kamer aangenomen begrotingsamendement naar letter en geest wordt uitgevoerd? Of zijn deze waarborgen in lagere regelgeving opgenomen? Zo ja, wat zijn de waarborgen? Zo nee, waarom niet? Waarom worden deze waarborgen niet in de Comptabiliteitswet opgenomen om het budgetrecht van de Kamer te versterken?

De leden van de SP-fractie vragen waarom het begrotingsartikel Nog onverdeeld buiten het budgetrecht van de Kamer wordt geplaatst. Waarom maakt de Comptabiliteitswet het mogelijk dat een artikel in een bij de Tweede Kamer in te dienen begroting negatief mag zijn? Is dat in feite niet hetzelfde als een ongedekte of niet-sluitende begroting? Kan de Tweede Kamer dan ook onbeperkt amenderen bij de ontwerpbegroting ten laste van het artikel Nog onverdeeld als dat negatief mag staan? Waarom wordt voor de ministeries deze mogelijkheid van nog onverdeeld toegestaan? Waarom kunnen deze uitgaven niet gewoon onder artikelen staan waar de Kamer wel op kan amenderen?

De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om voorbeelden te geven wat onder het begrotingsartikel Geheim valt.

De leden van de D66-fractie vragen waarom het artikel «Nog onverdeeld» in de begrotingsstaat negatief mag zijn. Wordt hiermee niet de mogelijkheid gecreëerd om een ongedekte of niet-sluitende begroting vast te stellen? Als het de regering is toegestaan om een begroting in te dienen met een negatief artikel «Nog onverdeeld», kan de Tweede Kamer dan ook amenderen ten laste van het artikel «Nog onverdeeld» als dat hierdoor (verder) negatief komt te staan?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Comptabiliteitswet 2016 ook waarborgen biedt dat een door de Kamer aangenomen begrotingsamendement naar letter en geest wordt uitgevoerd. Geldt dit ook voor het principe dat een door de meerderheid van Tweede Kamer gewenste budgetverhoging in een amendement ook daadwerkelijk leidt tot benutting van dit verhoogde budget, zo vragen genoemde leden.

Heeft de regering ook overwogen om in het wetsvoorstel de positie van de Kamer ten aanzien van het budgetrecht te versterken, door vast te leggen dat de Kamer voor het verstrijken van het begrotingsjaar schriftelijk wordt geïnformeerd over voorzienbare beleidsmatige slotwetmutaties?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat een artikel in een bij de Tweede Kamer in te dienen begroting negatief mag zijn? Is dat in feite niet hetzelfde als een ongedekte of niet-sluitende begroting, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de wet geen datum bevat waarop de Tweede Kamer het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma van de regering ontvangen.

Begrotingsstelsel en beginselen

Onlangs heeft de Algemene Rekenkamer een rapport gepresenteerd over begrotingsreserves. Daarin werd gesproken over begrotingsreserves buiten de begroting. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit tot artikel 2.16 «universaliteit» ofwel «alomvattendheid» gezien moet worden, dat inhoudt dat alle uitgaven en ontvangsten van het Rijk in de begroting en de financiële verantwoording (jaarverslag) tot uitdrukking moeten komen?

De leden van de VVD-fractie vragen in welke bijzondere gevallen het aanvaardbaar is dat bepaalde handelingen niet op een artikel in de begroting en verantwoording worden verwerkt? Graag een paar concrete praktijkvoorbeelden.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom betalingen en ontvangsten ten behoeve van een andere staat of een volkenrechtelijke organisatie (EU of NAVO) een uitzondering zijn op het universaliteitsbeginsel? Op welke wijze wordt een dergelijke betaling buiten de begroting geboekt? Hoe zijn dergelijke betalingen inzichtelijk voor het parlement? Hoe vindt verantwoording plaats over deze inkomsten en uitgaven?

De leden van de SP-fractie vragen af aan welke criteria en voorwaarden moet worden voldaan om een begrotingsreserve toe te passen. Op welke terreinen worden vaak begrotingsreserves toegepast? Kunnen specifieke voorbeelden worden gegeven van begrotingsreserves die zijn toegepast? Hoe is het budgetrecht van de Kamer van toepassing op de begrotingsreserves? Kan de Kamer het recht van amendement toepassen op de begrotingsreserves? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen naar een uitgebreide motivatie van de regering om geen baten-lastenstelsel in te voeren en waarom de regering wacht tot in 2017 om tot voorstellen te komen. De leden van de CDA-fractie achten het een gemiste kans om de uitgebreide aanpak van de Comptabiliteitswet niet ook te gebruiken voor een grondige analyse over de mogelijkheden, wenselijkheid en nadelen van een baten-lastenstelsel. Is de regering bereid dit alsnog te doen nog voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel? Hierop aansluitend vragen deze leden de regering alvast om duidelijk te maken hoe in het kasstelsel goed kan worden geborgd dat investeringen voor de lange termijn een juiste plaats krijgen en niet worden verdrongen door consumptieve uitgaven. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie ook naar de laatste ontwikkelingen en keuzes voor stelsels bij andere Europese lidstaten.

De leden van de CDA-fractie vragen in het kader van het budgetrecht van de Kamer naar de term «verplichting». Deze leden begrijpen wanneer er een juridische verplichting zit op een uitgave door bijvoorbeeld een contract, convenant of beschikking. Deze leden wijzen in dit verband wel naar mogelijkheden om bijvoorbeeld contracten en convenanten te ontbinden. Hoewel dit ongetwijfeld financiële gevolgen met zich mee brengt, zouden de leden van de CDA-fractie de suggestie willen meegeven dat de Kamer inzicht wordt verleend in hoe aan een verplichting kan worden ontkomen en welke kosten daar aan verbonden zijn. Met name bij budgettair zeer grote verplichtingen zou dit het inzicht in de begroting voor de Kamer kunnen versterken.

De leden van de D66-fractie lezen dat in artikel 2.14 de verplichtingen worden gedefinieerd. Is dit dezelfde definitie waarvan wordt uitgegaan bij het vaststellen van de budgetflexibiliteit van begrotingen, zo vragen deze leden.

Het indienen en wijzigen van de begroting

Het aanbieden van het stabiliteitsprogramma en nationaal hervormingsprogramma wordt nu opgenomen in de Comptabiliteitswet. Uiterlijk 30 april moet het worden aangeboden aan de Europese Commissie. De Tweede Kamer krijgt het tijdig toegezonden, zo staat in de nieuwe Comptabiliteitswet. Wat wordt daar precies mee bedoeld, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Waarom wordt er geen exacte datum genoemd in de wet?

In de Grondwet is geregeld dat de begrotingswetsvoorstellen jaarlijks op de derde dinsdag van september of een bij wet te bepalen eerdere datum worden ingediend. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) niet als exacte datum in de wet wordt opgenomen? Houdt dit in dat de Minister overweegt om Prinsjesdag eventueel te vervroegen? Zo nee, waarom wordt de datum dan niet gewoon in de wet opgenomen? Wat wordt in de memorie van toelichting bedoeld met «deze dag van indiening is de in artikel 65 van de Grondwet genoemde dag of een bij wet te bepalen eerder datum»?

In de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF) is ook een aantal zaken geregeld over de overheidsfinanciën (bijvoorbeeld dat indien sprake is van een budgettair herstelplan op grond van de Europese buitensporige tekortprocedure de voortgang in de Miljoenennota moet worden opgenomen). Waarom is de Wet houdbare overheidsfinanciën niet gewoon integraal opgenomen in de nieuwe Comptabiliteitswet, zodat alle regelgeving betreffende de (rijks)begroting in één wet is opgenomen?

De zogenaamde vier-twaalfdenregeling als er één of meer begrotingen niet voor 1 januari worden vastgesteld door de Tweede en Eerste Kamer, wordt afgeschaft. Deze wordt vervangen door de regeling dat nieuw beleid niet in uitvoering mag en kan worden genomen. Waarom is hiervoor gekozen? Wat mag er gebeuren met oud of lopend beleid, dat geschrapt gaat worden in de nieuwe begroting? Mag daar wel geld aan uitgegeven worden in dit geval? Wat wordt verstaan onder «lopend beleid»? Is dat beleid dat zowel in de «oude» begroting voor komt, als in de «nieuwe» begroting? Zo nee, waarom niet? Wat wordt bedoeld met «lopend beleid waarover de Staten-Generaal reeds is geïnformeerd»? Hoe moet de Staten-Generaal daarover worden geïnformeerd? Is een briefje of mailtje voldoende? Door wie en hoe wordt bepaald en gecontroleerd wat «nieuw beleid» is in het kader van de toepassing van artikel 2.25? Waarom wordt er gekozen voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht per 1 januari? In hoeverre is dit anders dan in de huidige Comptabiliteitswet?

Bij een spoedeisend karakter kan nieuw beleid al wel worden uitgevoerd. In het algemeen zal dat via een schriftelijke mededeling aan de Kamers der Staten-Generaal kenbaar worden gemaakt. Hoeveel tijd krijgt de Staten-Generaal dan om daarop te reageren of gaat het onmiddellijk in na de mededeling?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet een begrenzing zit aan het geld dat mag worden uitgegeven als de begroting nog niet is goed gekeurd? Hoe lang mag het duren voordat een begroting niet is goed gekeurd? Kan dit oneindig duren?

Voor de overheidsbalans is een aparte wettelijke grondslag in de Comptabiliteitswet niet nodig, omdat de EU-verordening rechtstreekse werking heeft in de lidstaten. In hoeverre is het voor de overzichtelijkheid en zelfstandige leesbaarheid van de Comptabiliteitswet wel nuttig en nodig, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de SP-fractie danken de regering dat zij de toezegging omtrent het aanbieden van stabiliteitsprogramma en nationaal hervormingsprogramma gestalte hebben gegeven in artikel 2.22.

Deze leden vragen of de uitzonderingsbepaling in artikel 2.25 waarbij een Minister zonder een vastgestelde begrotingswet toch uitgaven mag doen een begrenzing in tijd of geld kent zoals het geval is bij de huidige vier-twaalfdenregeling? Zo ja, welke begrenzing? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen naar het gewijzigde artikel 2.23, waarin niet meer staat opgenomen dat mutaties in het lopende begrotingsjaar niet meer moeten worden opgenomen in de Miljoenennota. Deze leden vragen of dit betekent dat de bijgestelde ramingen voor het lopende boekjaar helemaal niet meer worden gedeeld rond Prinsjesdag.

Over artikel 2.26 vragen de leden van de CDA-fractie naar de mogelijkheid van de Staten-Generaal om een door een Minister spoedeisend in gang gezette uitvoering van nog niet geaccordeerd nieuw beleid alsnog tegen te houden. Is er na het wettelijk informeren van de Kamer nog een moment dat de Kamer een uitspraak kan doen, of staat een Minister dan in zijn recht om nieuwe uitgaven te doen?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijkheid om de Najaarsnota eerder dan 1 december naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer nog de facto de mogelijkheid heeft om nieuwe uitgaven of besparingen daadwerkelijk te kunnen amenderen en niet voor voldongen feiten te staan. Welke praktische bezwaren zijn er bijvoorbeeld tegen het opleveren van de Najaarsnota uiterlijk op 1 november, of 15 november? Welke inhoudelijke bezwaren zijn er tegen het eerder opleveren van de Najaarsnota?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering de huidige praktijk dat het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma ruim voor verzending naar de Europese Commissie aanbiedt aan de Kamer niet, net zoals met de budgettaire nota’s, met een uiterste datum in de wet verankert (bijvoorbeeld 14 dagen voorafgaand aan de uiterste datum van indiening bij de Europese Commissie).

De leden van de D66-fractie constateren dat het elk jaar krap is om in de tijd tussen het indienen van de begroting en de datum van 1 januari de begroting zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer vast te stellen. Heeft de regering overwogen om de datum van indiening van de Rijksbegroting te vervroegen? Waarom is hiervoor niet gekozen?

De leden van de D66-fractie constateren dat de vier-twaalfdenregeling wordt vervangen door een regeling waarin alleen lopend beleid mag worden uitgevoerd. Deze leden merken op dat de regering onder lopend beleid ook beleid verstaat waarover de Kamer alleen is geïnformeerd. Echter, als het bijvoorbeeld om beleid gaat waarover de Kamer in mei t-1 is geïnformeerd, maar dat ingaat per 1 januari van het jaar t, dan kan toch niet van lopend beleid gesproken worden, zo menen deze leden. Deelt de regering deze opvatting? Wie bepaalt en controleert of er sprake is van lopend of van nieuw beleid?

Inrichting van het jaarverslag en de slotverschillen

De leden van de VVD-fractie vragen wat is uiterste datum is waarvoor een slotwet/slotverschillen ingediend en/of vastgesteld moeten worden? Wat zijn de criteria wanneer slotverschillen nog mogen worden opgenomen in de slotwet?

De leden van de fractie van de SP vragen of het voorkomt dat slotverschillen een beleidsmatig karakter kunnen hebben. Indien dit wel voorvalt, welke middelen heeft de Kamer dan om de regering te controleren en het beleid aan te passen?

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat er in het jaarverslag 2015 sprake is van aanzienlijke slotverschillen. Wat gaat de regering doen om dit daadwerkelijk te beperken tot niet-beleidsmatige mutaties? Ook vragen de leden van de D66-fractie of de regering heeft overwogen om in de wet te verankeren dat bij slotwet geen beleidsmatige mutaties kunnen worden doorgevoerd, en noodzakelijke beleidsmatige wijzigingen na de Najaarsnota alleen via incidentele suppletoire begrotingen toe te staan.

Het aanbieden van de jaarverslagen en slotverschillen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de jaarverslagen samen met de auditrapporten van de Auditdienst Rijk niet eerder dan uiterlijk 19 april aangeboden kunnen worden? Waarom moeten de Minister de jaarverslagen pas vóór 1 april aan de Minister van Financiën zenden? In veel grote gemeenten zijn de jaarverslagen veel eerder gereed.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er voor is gekozen om de vaste Verantwoordingsdag (de derde woensdag in mei) in de nieuwe Comptabiliteitswet te schrappen? Waarom is er gekozen voor een flexibele «datum» voor uiterlijk 1 juni? En waarom niet bijvoorbeeld nog steeds de derde woensdag in mei (eventueel met een uitzonderingsclausule) of de vierde woensdag in mei of de laatste woensdag in mei?

Waar in de Comptabiliteitswet is opgenomen dat beleid geëvalueerd moet worden? Waarom is het instrument beleidsdoorlichting niet in de wet vastgelegd? Hoe wordt uitvoering gegeven aan artikel 4.1 waarin is bepaald dat de Minister van Financiën de doelmatigheid van het financieel beheer van het Rijk bevordert?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom het nodig is om per wet te regelen dat er geen vaste datum meer is voor Verantwoordingsdag als hij tegelijkertijd het belang van zo’n dag onderstreept?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering de gewenste flexibiliteit van Verantwoordingsdag in verband met recessen en feestdagen niet heeft benoemd in de wet, met als uitgangspunt dat de derde woensdag in mei Verantwoordingsdag is met uitwijkmogelijkheden?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden van het schrappen van de bepaling in artikel 2.37 dat de Minister van Financiën melding moet maken van nog niet meegestuurde jaarverslagen et cetera. Deze leden begrijpen dat al twee decennia geen vertraging meer is bij het verzenden van jaarverslagen, maar zij vragen hierbij naar de motivatie voor de stelling dat dit in de toekomst altijd het geval zal zijn. Deze leden vragen of het dan toch niet verstandig is de oorspronkelijke verplichting voor de Minister te behouden?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of is overwogen om in de Comptabiliteitswet vast te leggen dat de Kamer voor het einde van het begrotingsjaar, bijvoorbeeld bij de Najaarsnota, te informeren over welke voorzienbare beleidsmatige slotwetmutaties er nog aan komen en zo nee of de regering dit alsnog wil overwegen. Daarbij vragen deze leden of het meer uitgebreid toelichten van omvangrijke slotwetmutaties en de daarbij behorende eisen kan worden vastgelegd in de rijksbegrotingsvoorschriften.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering voorstelt om de symbolische derde woensdag van mei als Verantwoordingsdag af te schaffen. Deze leden vinden het vaste moment belangrijk: net zoals het indienen van de begroting op een vast moment gebeurt, verdient ook de verantwoording volgens deze leden dit vaste moment. Zij vinden het ook vreemd dat de regering eerst opmerkt dat de derde woensdag van mei het controle- en verantwoordingsproces regelmatig onder grote druk zet, om vervolgens in beginsel uit te gaan van een aanbieding op of rond de derde woensdag van mei. Hieruit maken deze leden op, dat dit argument van tijdsdruk toch niet zo belangrijk is. De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak het sinds 2000 is voorgekomen dat de verantwoordingsstukken niet op de derde woensdag van mei zijn aangeboden. Ook vragen zij hoe vaak het is voorgekomen dat Hemelvaartsdag op de derde woensdag in mei viel. Ook vragen de leden waarom de regering in de tekst van de wet uiterlijk 1 juni heeft opgenomen. Heeft de regering overwogen om in de wettekst te verankeren dat de verantwoordingsstukken op de derde woensdag in mei worden aangeboden, maar dat de regering hiervan met toestemming van de Staten-Generaal en de Algemene Rekenkamer kan afwijken?

Dechargeverlening

De leden van de CDA-fractie vragen naar de situatie waarin de Staten-Generaal geen decharge verleent. Wat zijn daarvan de gevolgen en welke stappen worden er dan ondernomen?

De leden van de D66-fractie vragen of met het aannemen van de slotwet automatisch decharge wordt verleend aan de verantwoordelijke Minister, of dat hiervoor nog een aanvullend besluit van beide Kamers nodig is.

Hoofdstuk 3. Begrotingsbeheer en financieel beheer: normering

Normering algemeen

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat bij voorstellen en voornemens wordt toegelicht wat de doelstellingen, beleidsinstrumenten en financiële gevolgen zijn. Zij vinden het echter ook van belang dat er vooraf een oordeel kan worden gevormd over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid, of dat in ieder geval wordt toegelicht op welke wijze de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het voorstel wordt geëvalueerd. Wat vindt de regering er van om dit toe te voegen aan de inhoud van een toelichting, zoals geformuleerd in artikel 3.1, zo vragen deze leden.

Normering van de administratie en de informatievoorziening

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de normering is gewijzigd? Waarom zijn de informatienormen gewijzigd?

De hoogte van de grenzen (de zogenaamde rapporteringtoleranties) voor de rechtmatigheid worden door de Minister van Financiën na overleg met de Algemene Rekenkamer vastgesteld. Waarom is de Tweede Kamer daar niet bij betrokken, want bij gemeenten heeft de gemeenteraad daarin toch wel een rol, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Hoofdstuk 4. Begrotingsbeheer en financieel beheer: verantwoordelijkheden

Beleid en bedrijfsvoering door Onze Ministers

De Minister kan afspraken met de ketenpartner maken over de informatievoorziening. De leden van de VVD-fractie vragen waarom dit niet «moet» is? Hoe is dit geregeld voor ZBO’s en RWT’s?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom is in artikel 4.2 derde lid een uitzondering is opgenomen op de hoofdregel dat er jaarlijks verantwoording wordt afgelegd als het gaat om Bonaire, Sint Eustatius en Saba?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister van Financiën op grond van artikel 4.14 de doelmatigheid van het financieel beheer van het Rijk bevordert. Deze leden vragen of de regering heeft overwogen om de Minister van Financiën ook de doelmatigheid van het beleid te doen bevorderen. Wat zou de consequentie daarvan zijn?

Beheer door colleges

De leden van de VVD-fractie vragen wat in artikel 4.5 dient te worden verstaan onder «evident zwaarwegende redenen»? Zijn de bepalingen uit artikel 4.5 ook van toepassing op de vaststelling van suppletoire begrotingswetten? Zo nee, waarom niet?

Privaatrechtelijke rechtshandelingen

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Tweede Kamer een besluit tot het oprichten van een rechtspersoon of het voeren van baten-lastenstelsel nog kan tegenhouden? Hoe kan de Tweede Kamer dat met de nieuwe Comptabiliteitswet alsnog doen? Hoe was dit in de oude Comptabiliteitswet geregeld? Waarom is dit niet meer opgenomen in de voorliggende Comptabiliteitswet? Waarom staat in de memorie van toelichting dat de voorhangprocedure voor privaatrechtelijke rechtshandeling niet is gewijzigd ten opzichte van de Comptabiliteitswet 2001, terwijl dat blijkens de wetstekst wel het geval lijkt te zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Tweede Kamer wordt betrokken bij het afboeken van vorderingen, zoals bijvoorbeeld schuldkwijtschelding aan ontwikkelingslanden? Hoe is dit geregeld in de nieuwe Comptabiliteitswet?

Waarom moeten andere Ministers dan de Minister van Financiën de bevoegdheid krijgen om geldleningen namens de Staat te sluiten voor zover die geen betrekking op de tekortfinanciering en herfinanciering van aflopende geldleningen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? In welke concrete gevallen is dat nodig c.q. wenselijk? Dit wordt mede ingegeven door de relaties die Nederland heeft met supranationale overheden of instellingen, zo wordt gesteld, beleid wordt in toenemende mate voor of in samenwerking met de Europese gevoerd. In welke concrete situatie is dit dan nodig? Waarom is dit überhaupt nodig, als een voorwaarde sowieso al is dat de daarvoor de medewerking van de Minister van Financiën is? Waarom dan niet alleen de Minister van Financiën?

Er is een Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen waarin de voorhangprocedure met betrekking tot privaatrechtelijke rechtshandeling niet geldt voor «het redden van financiële ondernemingen». Op zich is dit logisch. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de informatievoorziening naar de Tweede Kamer dan wel op zo’n moment wordt geregeld? Waarom is dat niet opgenomen in de memorie van toelichting?

Artikel 4.7 onderdeel 4 regelt dat er grensbedragen zijn om de voorhangprocedures hanteerbaar te houden. Hoe wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over deze grensbedragen die in lagere regelgeving worden vastgesteld, zo vragen de leden van de VVD-fractie? En hoe wordt de Staten-Generaal geïnformeerd over zaken beneden de grensbedragen?

De leden van de SP-fractie vragen aan welke financiële grens de regering denkt onder artikel 4.7 derde lid onderdeel e. Hoe worden verschillende financiële grenzen opgenomen in de lagere regelgeving? Kan de regering nauwkeurig uiteenzetten wat de Tweede Kamer op grond van het wetsvoorstel aan mogelijkheden heeft indien zij het – al dan niet na ommekomst van gevraagde inlichtingen – niet eens is met een voorstel van de regering tot het oprichten van een rechtspersoon of het voeren van het baten-lastenstelsel op basis van de huidige Comptabiliteitswet 2001, respectievelijk op basis van de voorgestelde nieuwe Comptabiliteitswet 2016?

Publiekrechtelijke rechtshandelingen

De leden van de VVD-fractie vragen of de horizonbepaling bij subsidieregelingen met de voorgestelde wijzigingen nu betrekking heeft op álle subsidieregelingen? Zo nee, welke niet?

Artikel 4.10 – zesde lid: een dergelijke subsidieregeling moet worden voorgehangen bij de Tweede Kamer. Maar hier moet dan toch ook eerst een evaluatie worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom in artikel 4.14 niet is vastgelegd dat majeure wijzigingen in bijvoorbeeld de inrichting van begroting en jaarverslag niet alleen aan de Minister van Financiën dient te worden gemeld, maar ook aan de Tweede Kamer?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden dat voor belastinguitgaven die het karakter kennen van een subsidie niet een horizonbepaling wordt opgenomen. Immers, het feit dat een subsidie feitelijk via een fiscale maatregel wordt verstrekt zou er volgens deze leden in principe niet toe mogen leiden dat een horizonbepaling ontbreekt.

Coördinatie van het begrotingsbeheer en financieel beheer

De leden van de VVD-fractie vragen of er een overzicht kan worden gegeven hoe de betrokkenheid van de Tweede Kamer is vormgegeven in de (lagere) comptabele regelgeving bij structurele wijzigingen in begrotingsstukken, zoals bijvoorbeeld herindeling van begrotingen of samenvoeging van begrotingsartikelen?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de woorden beleidsevaluatie of beleidsdoorlichting niet voorkomen in de wet? Waar en hoe is dit in lagere regelgeving uitgewerkt? Hoe wordt de Tweede Kamer daarbij betrokken? In hoeverre vindt de Minister het wenselijk dat de Tweede Kamer daar niets meer over te zeggen heeft?

De leden van de SP-fractie vragen waarom in artikel 4.14 niet is vastgelegd dat majeure wijzigingen in bijvoorbeeld de inrichting van begroting en jaarverslag niet alleen aan de Minister van Financien dienen te worden gemeld, maar ook aan de Tweede Kamer? Bij het samenvoegen van de Nationale Schuld en de begroting van Financien is dit toch ook gewoon voorgelegd aan de Kamer? Hoe kijkt de regering aan tegen het loskoppelen van de begroting Justitie en Politie? Wanneer dit besluit zou vallen, moet zo’n wijziging toch aan de Kamer worden voorgelegd?

De leden van de D66-fractie vragen waarom alleen de Minister van Financiën moet worden geïnformeerd over bijvoorbeeld de wijziging van de inrichting van de begroting. Zou hierover ook niet het parlement moeten worden geïnformeerd?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waar in het wetsvoorstel expliciet is opgenomen dat beleid geëvalueerd wordt? Heeft de regering overwogen om het belangrijke instrument beleidsdoorlichting, een beleidsevaluatie op begrotingsartikelniveau, ook in de wet te verankeren? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe uitvoering wordt gegeven aan artikel 4.11, tweede lid, waarin is bepaald dat de Minister van Financiën de doelmatigheid van het financieel beheer van het Rijk bevordert.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom niet is vastgelegd dat majeure wijzigingen in bijvoorbeeld de inrichting van begroting en jaarverslag niet alleen aan de Minister van Financiën dienen te worden gemeld, maar ook aan de Tweede Kamer?

Kan de regering een overzicht geven hoe de betrokkenheid van de Tweede Kamer is vormgegeven in de (lagere) comptabele regelgeving bij structurele wijzigingen in begrotingsstukken, zoals bijvoorbeeld herindeling van begrotingen of samenvoeging van begrotingsartikelen?

Balansbeheer en overige taken Onze Minister van Financiën

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het afstoten van overtollige roerende zaken van het Rijk. Hoe zit dat met onroerende zaken, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Waarom krijgt de Minister van BZK de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor onroerende zaken? Waarom wordt dit niet belegd bij het Ministerie van Financiën, in het verlengde van roerende zaken van het Rijk? Hoe is dit nu in de Comptabiliteitswet geregeld?

De regels inzake het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen worden opgenomen in de ministeriële regeling op basis van de bepaling in artikel 4.20 eerste lid, onder f. De leden van de VVD-fractie vragen of deze ook wordt voorgehangen bij de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?

Artikel 4.20 – derde lid: het ligt in de rede dat de Tweede Kamer vooraf in de gelegenheid wordt gesteld aan te geven wat voor haar van belang is. Gaat het hier om een formele voorhangprocedure, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet?

Hoofdstuk 5. Beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO) niet wordt opgenomen in de nieuwe Comptabiliteitswet, want er is wel een hoofdstuk beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk?

Schatkistbankieren

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het aanwijzen van deelnemers aan schatkistbankieren per AMvB geschiedt. Deze leden vragen een concrete beschrijving van de werking van de mogelijkheid tot beroep en het aanwijzen per AmvB. Zij vragen wat dit in de praktijk betekent voor de afzonderlijke deelnemers?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering het noodzakelijk acht om deelnemers aan schatkistbankieren per besluit aan te wijzen, waartegen beroep en bezwaar kan worden gemaakt. Immers, de regel is op grond van artikel 5.2 dat rechtspersonen met een wettelijke taak verplicht schatkistbankieren, tenzij ze voldoen aan de eisen om uitgezonderd te worden. Zou het dan niet meer in de rede liggen om de uitzonderingen aan te wijzen via een afzonderlijk besluit, zo vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering met deze wijziging van de regels rond schatkistbankieren de deelname aan schatkistbankieren beoogt uit te breiden. Welke materiële gevolgen verwacht de regering van deze wijziging?

Lenen en verstrekken van krediet via de schatkist van het Rijk

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre een rechtspersoon met een wettelijke of publieke taak in de huidige Comptabiliteitswet een lening uit de schatkist kan krijgen ten behoeve van vlottende activa? Waarom wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen leningen voor vaste activa voor de uitvoering beleid en bedrijfsvoering? Wat zijn de gevolgen van het laten vervallen van dit onderscheid? Gaat de overheid nu niet fungeren als een bank? Zo nee, waarom niet?

Hoofdstuk 6. Toezicht op het beheer van publieke financiële middelen buiten het Rijk

Toezicht op beheer publieke financiële middelen buiten het Rijk

De Ministers houden ook toezicht op rechtspersonen, CV’s, VOF’s en natuurlijke personen voor zover zij een fiscale tegemoetkoming hebben ontvangen met betrekking tot speur- en ontwikkelingswerk, een energie-investering, milieu-investering of een investering in huurwoningen. De leden van de VVD-fractie vragen wat «houden toezicht op» betekent? Waarom deze uitbreiding, want er vindt toch ook gewoon al controle op de belastingen plaats? Waarom worden CV’s en VOF’s apart benoemd?

Waarom is de regering het niet eens met de Raad van State dat deze «uitbreiding van bevoegdheden in hoge mate ongewenst is?

Kan de regering aangeven hoe met de voorgestelde uitbreiding van de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden op geldstromen buiten het Rijk de scheidslijn tussen publieke en private verantwoordelijkheden eruit komt te zien?

Verklaring over EU-uitgaven

Jaarlijks geeft Nederland een verklaring uit over de besteding van de Europese uitgaven in gedeeld beheer met de Europese Commissiedoor EU-lidstaat Nederland. In de memorie van toelichting staat een omschrijving van de inhoud van deze verklaring in de huidige praktijk. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre deze omschrijving van de huidige praktijk uitsluit dat de inhoud van deze verklaring zich in de toekomst ontwikkelt, bijvoorbeeld door harmonisatie met de verklaringen van andere lidstaten of door bijvoorbeeld ook de effectiviteit van deze uitgaven te betrekken bij de verklaring?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat Nederland als een van de weinige lidstaten een nationale verklaring opstelt en aan toetsing onderwerpt. In de Comptabiliteitswet wordt deze praktijk wettelijk verankerd. Graag ontvangen deze leden een overzicht hoe de verankering van deze praktijk is geregeld in de weinige andere lidstaten die een praktijk kennen van het verantwoorden van EU middelen. Ook vragen deze leden of de regering mogelijkheden ziet om via de Europese Rekenkamer in de lidstaten verandering te weeg te brengen in de verantwoording over EU middelen. Daarbij vragen zij hoe dit zich verhoudt tot de uitbreiding van de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer versus die van de Europese Rekenkamer bij de besteding van Europese gelden in Nederland?

Hoofdstuk 7. Algemene Rekenkamer

Samenstelling en organisatie

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de lijn uit de Comptabiliteitswet dat tenminste zes namen op een aanbevelingslijst voor een vacature moeten staan, verminderd wordt naar tenminste vier namen in de nieuwe Comptabiliteitswet?

De leden van de SP-fractie vragen of het in het verleden is voorgevallen dat een collegelid van de Algemene Rekenkamer een andere functie had die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer. Zo ja, kan dit voorval worden genoemd?

Het verantwoordings- en doelmatigheidsonderzoek

Artikel 7.14 – vierde lid: Hier is een norm van een redelijk termijn opgenomen. Wat wordt verstaan onder een redelijke termijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre met de inleidende tekst bij het onderdeel doelmatigheidsonderzoek de deur volledig wordt opengezet voor de Algemene Rekenkamer om ex ante onderzoek te gaan doen, terwijl de lijn is dat de Algemene Rekenkamer ex post onderzoek doet?

De leden van de PvdA-fractie hechten zeer aan de praktijk van verantwoording. De derde woensdag van mei zoals op initiatief van Van Zijl in het leven geroepen is een moment waar de Kamer de effectiviteit van kabinetsbeleid toetst. Nederland kent nationaal en internationaal een historie van prudent begrotingsbeleid en verantwoording over de collectieve middelen. De leden zijn er van overtuigd dat verantwoording van groot belang is voor het draagvlak in de maatschappij voor de collectieve uitgaven. De leden van de PvdA-fractie zijn er van overtuigd dat een vaste datum voor de verantwoording over de collectieve uitgaven hier een spil in kan zijn. Deze leden uitten sterke twijfels bij het nut van het afzien van de vaste datum. Welke voordelen worden hiermee behaald?

Overige taken en bevoegdheden

De Raad van State is zeer kritisch over de uitbreiding van de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van personen en instanties die niet tot het Rijk behoren. Zij ontraadt deze uitbreiding van bevoegdheden. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering dit advies niet opvolgt?

Het domein van het onderzoek dat de Algemene Rekenkamer kan verrichten is het spiegelbeeld van het budgetrecht van de Staten-Generaal. In hoeverre is de regering het daarmee eens is?

Bij artikel 7.24 «algemeen» wordt gesteld dat publiek geld zowel de opbrengst van een wettelijke heffing (belasting, premie, tarief) als begrotingsgeld zijn. Hoe is dit in de huidige Comptabiliteitswet is opgenomen?

Waarom krijgt de Algemene Rekenkamer de mogelijkheid om onderzoek te doen naar fiscale tegemoetkoming met betrekking tot speur- en ontwikkelingswerk, een energie-investering, milieu-investering of een investering in huurwoningen. Hoe is dit in de huidige Comptabiliteitswet geregeld? Welke precedent schept dit dan wel kan dit scheppen?

De Raad van State acht de uitbreiding van de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden in verband met verleende belastingkortingen onwenselijk. Waarom volgt de regering daarin de Raad van State niet, en is slechts gekozen voor een verduidelijking?

Artikel 7.24 – onderdeel b: In hoeverre kan de Algemene Rekenkamer alle RWT’s onderzoeken, voor zover die geheel of gedeeltelijk worden bekostigd van een bij of krachtens een wet ingesteld heffing? In hoeverre geldt dit ook voor RWT’s met een marktkarakter? Hoe is dit nu in de Comptabiliteitswet geregeld?

Nieuw in deze Comptabiliteitswet is de onderzoeksbevoegdheid van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot goederen of diensten die met begrotingsgeld worden betaald en voor zover die goederen of diensten betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak. Dit vinden de leden van de VVD-fractie een zeer vergaande onderzoeksbevoegdheid. Welk onderzoek mag de Algemene Rekenkamer doen? Wat zijn de grenzen? Wat is de reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheid?

Voorwaarde is dat een partij hier contractueel mee heeft ingestemd. In hoeverre is dit niet een nietszeggende voorwaarde, want een partij zal zich daartoe toch altijd gedwongen voelen om een opdracht binnen te kunnen halen?

Het moet ook gaan om een publieke taak. In hoeverre is dit ook een nietszeggende voorwaarde, omdat alles wat de overheid doet te maken heeft met een publieke taak?

Wat is de aanleiding om deze uitgebreide onderzoeksbevoegdheid aan de Algemene Rekenkamer te geven bij de marktsector?

Kan de regering aangeven waar de scheidslijn ligt tussen publieke en niet-publieke taken van de rol van de Algemene Rekenkamer bij private partijen?

De Raad van State geeft aan dat in de Comptabiliteitswet 2001 er een evenwicht is tussen het belang van het respecteren van de private sector enerzijds en het belang van de verantwoording en democratische controle op de besteding van collectieve middelen anderzijds. Met de voorgestelde uitbreiding wordt dit evenwicht verstoord. Waarom is volgens de regering het evenwicht niet verstoord?

Waarom wordt in de memorie van toelichting de optie genoemd dat de Algemene Rekenkamer een bijdrage kan vragen voor een verzoekonderzoek? Hoe verhoudt een bijdrage van de opdrachtgever zich tot de onafhankelijke positie van de Algemene Rekenkamer?

Waarom staat in artikel 7.24 – onderdeel e dat de Algemene Rekenkamer een onderzoek kan verrichten ten aanzien van NV’s en BV’s waarvan de staat 5% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, terwijl de Algemene Rekenkamer conform artikel 7.35 pas onderzoek kan doen indien de Nederlandse Staat 95% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal houdt?

In artikel 7.25 – derde lid wordt aangegeven wat de rol van de Algemene Rekenkamer is bij DNB. In hoeverre is wat er staat over de nationale taken gelijk aan hetgeen is opgenomen in de huidige Comptabiliteitswet, bijvoorbeeld als het gaat om toezichtvertrouwelijke informatie? Hoe moet volgens de regering het gat tussen de rol van de Algemene Rekenkamer bij DNB, op Europees niveau opgelost voor de taken die de ECB uitvoert?

In artikel 7.27 staat de reikwijdte van het onderzoek naar staatsdeelnemingen door de Algemene Rekenkamer en dat dit gericht moet zijn op hoe de staat het aandeelhouderschap heeft vervuld en het beleid ten aanzien van de deelneming heeft gevoerd. Wat wordt hier precies mee bedoeld? Hoe passen de onderzoeken van de Algemene Rekenkamer van de afgelopen jaren hierin?

Artikel 7.28: in hoeverre is dit nieuw ten opzichte van de huidige Comptabiliteitswet?

Artikel 7.35 is een uitbreiding van de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer, en wel om onderzoek te doen naar 100% dochter- en kleindochtervennootschappen van vennootschappen waarvan de Staat 95% van de aandelen in handen heeft. Dit wordt opgenomen omdat een deelneming zijn activiteiten geheel kan onderbrengen in dochter- of kleindochtervennootschappen, waardoor de deelneming feitelijk geen activiteiten meer uitvoert. Hoe vaak komt het voor dat een staatsdeelneming een lege holding is en dat alle activiteiten in dochter- en/of kleindochterondernemingen zijn onder gebracht? Bij welke staatsdeelnemingen is dit het geval? Waarom is de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer niet beperkt tot 100% dochterondernemingen van staatsdeelnemingen (waarvan 95% in handen is van het Rijk) alleen wanneer de holding inderdaad geen (reële) activiteiten bevat?

Waarom is het noodzakelijk om de internationale werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer bij wet vast te leggen? Wat is de toegevoegde waarde? Waarom wordt een en ander zo ruim opgenomen in de wet? Waarom worden er geen grenzen gesteld aan de internationale werkzaamheden? In hoeverre kan de Algemene Rekenkamer nu ook de nationale (onderzoeks-)capaciteit inzetten voor zaken buiten Nederland?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de wettelijke verankering van de mogelijkheid van de Algemene Rekenkamer om voor verzoekonderzoek kosten in rekening te brengen. Hoe verhoudt dit zich tot de autonomie van de Algemene Rekenkamer en de prioriteiten die zij zelf kan stellen? Ziet de regering mogelijke belangenverstrengeling bij het versturen van een rekening voor verzoekonderzoek van de Rekenkamer? Is er geen mogelijkheid om de capaciteit deels vrij te spelen vooraf? Graag ontvangen zij een reactie.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de internationale taken van De Nederlandsche Bank die samen hangen de Europese Centrale Bank en de bankenunie niet onder de reikwijdte van de Algemene Rekenkamer vallen. Welke oplossingen ziet de regering hiervoor? Op welke manier kan de Europese Centrale Bank aan verantwoordingsonderzoek onderhevig worden? Is de Europese Rekenkamer hier de aangewezen partij om deze leemte op te vullen? Zijn er andere partijen die dit zouden kunnen?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat Staatsdeelnemingen door de Rekenkamer onderzocht kunnen worden onder de voorwaarde dat de Staat 95% eigendom heeft. Als motivatie wordt gelijkheid van aandeelhouders aangedragen. Deze leden vragen of het klopt dat dit de motivatie is voor het hanteren van deze grens? Zijn er aanvullende argumenten om voor deze grens te kiezen? Waarom ziet de regering een breekpunt vanuit deze redenering bij 95%?

Klopt het dat er in andere landen een andere grens wordt gekozen? De leden van de PvdA-fractie vragen of er niet ook bij een grens van 51% de gelijkheid van aandeelhouders net zozeer geborgd kan worden verondersteld als bij een grens van 95%? Gemeenten en provincies hanteren in hun deelnemingenbeleid al soortgelijke grenzen. Welke Staatsdeelnemingen komen onder het bereik van de Algemene Rekenkamer bij een grens van 51%? Is een meerderheidsbelang en het feit dat het een Staatsdeelneming betreft daarbij ook niet voldoende grond om de publieke verantwoording en mogelijkheden te toetsen, ruimer vorm te geven? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat alleen voor dochters die voor 100% in handen van de moeder zijn onderzoek mogelijk is. De leden vragen een overzicht van de dochters die met deze grens wel onder de reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheid van de Algemene Rekenkamer vallen. Welke niet? Is het in theorie denkbaar dat een deelneming die voor meer dan 95% maar minder dan 100% in handen van de Staat is de onderzoeksmogelijkheid van de Algemene Rekenkamer kan frustreren door delen in dochters te plaatsen van ieder minder dan 100%? Wat zouden de consequenties zijn als er ook voor dochters een aandeel van tenminste 51% noodzakelijk is? Deze leden vragen naar een overzicht van de voor- en nadelen van een dergelijke invulling van de grens.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de Algemene Rekenkamer geen bevoegdheden heeft op de premiegefinancierde sectoren. Wat zijn de voor- en nadelen van deze uitbreiding? Waarom is de regering het niet eens met de SP en de Algemene Rekenkamer om de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer uit te breiden om zo ook de zorgverzekeraars te kunnen controleren? Welke voor- en nadelen ziet de regering bij deze uitbreiding?

De leden van de SP-fractie vragen waarom in de memorie van toelichting de optie genoemd wordt dat de Algemene Rekenkamer een bijdrage kan vragen voor een verzoekonderzoek? Hoe verhoudt deze bijdrage zich tot de onafhankelijke positie van de Algemene Rekenkamer? Betalen in andere landen regeringen en parlementen ook voor afzonderlijke Rekenkamerrapporten als ze daar zelf om gevraagd hebben? Kan er een overzicht worden gegeven van verzoeken van de Tweede Kamer aan de Algemene Rekenkamer van de afgelopen 10 jaar? Verwacht de regering dat er vanuit de regering meer verzoeken worden gedaan nu de mogelijkheid tot het doen van verzoeken door de regering ook bij wet is geregeld?

De leden van de SP-fractie vragen waarom er gekozen is voor de grens van 95% en niet voor 51% voordat de Algemene Rekenkamer onderzoekbevoegdheden heeft bij staatsdeelnemingen? Hoe verhouden deze percentages zich tot andere Rekenkamers in de Europese lidstaten? Waarom zijn provinciale en gemeentelijke rekenkamers wel bevoegd tot het verrichten van onderzoek ter plaatse vanaf een belang van 50%? Hoe kan worden voorkomen dat bijvoorbeeld 90% dochtermaatschappijen van staatsdeelnemingen buiten het zicht van deze vorm van onafhankelijke publieke controle vallen wanneer dergelijke partijen wel (semi) publieke taken uitvoeren? Kan de Minister aangeven wat de toegevoegde waarde is om de Algemene Rekenkamer een wettelijke basis te geven voor haar internationale activiteiten als haar kerntaak is om de rechtmatigheid en doelmatigheid van publieke middelen te onderzoeken?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer voor onderzoek op verzoek een bijdrage vragen in sommige kosten. Voor welke kosten is dit mogelijk? Wat betekent dit voor de onafhankelijke positie van de Algemene Rekenkamer? Wordt deze bijdrage gevraagd van de opdrachtgever, of dient deze bijdrage uit de algemene middelen beschikbaar te worden gesteld?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat de Algemene Rekenkamer onderzoek doet naar een voorgenomen besluit. Als de Algemene Rekenkamer positief oordeelt over de doelmatigheid van het voorgenomen besluit, kan dat de Algemene Rekenkamer in de weg zitten als de Rekenkamer achteraf onderzoek doet naar de doelmatigheid van het gevoerde beleid, waarbij mogelijk blijkt dat het gevoerde beleid toch niet doelmatig was. De Rekenkamer moet in dat geval ook een oordeel vellen over haar eerdere eigen oordeel. Zou het niet beter zijn als de Algemene Rekenkamer zich onthoudt van onderzoek naar voorgenomen besluiten?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de Algemene Rekenkamer pas ter plaatse onderzoek mag doen bij staatsdeelnemingen als de Staat minimaal 95% van de aandelen houdt en bij 100%-dochters? Waarom stelt de regering hier niet voor dat de Algemene Rekenkamer deze bevoegdheid ook krijgt als de staat indirect de aandelen houdt en wanneer de staat minimaal 51% van de aandelen houdt? Kan de regering bevestigen dat lokale rekenkamers wel onderzoek mogen doen bij deelnemingen waarvan de lokale overheid 50% van de aandeel houdt? En dat dit ook in landen als Oostenrijk en Frankrijk voor de nationale rekenkamer geldt? Waarom kiest de regering voor de Algemene Rekenkamer voor een hogere grens? Welke nadelen ziet de regering van het uitbreiden van de onderzoeksbevoegdheden ter plaatse van de Algemene Rekenkamer? De regering wijst erop dat de Minister indirect via het onderzoek door de Algemene Rekenkamer dan over meer informatie zou kunnen beschikken dan andere aandeelhouders. Kan dat niet worden ondervangen door het onderzoek door de Rekenkamer ook aan de andere aandeelhouders ter beschikking te stellen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat artikel 7.25 expliciet regelt dat de Algemene Rekenkamer ook onderzoeksbevoegdheden heeft bij DNB voor zover het níet gaat om de «Europese» taken van DNB, te weten het monetaire beleid en de uitvoering van het toezicht op financiële instellingen die onder de Bankenunie vallen (daarvoor is de ECB verantwoordelijk). De vraag is echter of de Europese Rekenkamer wel het mandaat heeft om deze taakuitoefening van de ECB te onderzoeken. Genoemde leden vragen wat het standpunt is van de regering ten aanzien van de «audit gap» die ontstaat nu de Algemene Rekenkamer wel het nationale toezicht van DNB kan onderzoeken, maar de Europese Rekenkamer de wijze waarop de ECB het toezicht op de significante banken uitoefent níet kan onderzoeken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom is gekozen voor de grens van 95% en niet voor 51% voordat de Algemene Rekenkamer onderzoeksbevoegdheden heeft bij staatsdeelnemingen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering uit te leggen waarom de positie van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van staatsdeelnemingen anders is dan de positie van lokale rekenkamers ten aanzien van deelnemingen van provincies en gemeenten?

Hoofdstuk 10. Evaluatie-, overgangs- en slotbepalingen

Evaluatie

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de wet over vijf jaar geëvalueerd zal worden. De leden zijn van mening dat de waarborging en versterking van het budgetrecht, zoals eerder aangegeven, tot de doelen van de wet behoren. Constaterende dat nu bij de doelen overwegend praktische overwegingen genoemd worden vragen de leden op basis waarvan de wet over vijf jaar geëvalueerd gaat worden?

Overgangsrecht en samenloop

De leden van de VVD-fractie vragen welk overgangsrecht van toepassing is ten aanzien van de horizonbepaling bij subsidieregelingen?

OVERIG

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering heeft overwogen om bepalingen ten aanzien van budgetflexibiliteit, die fundamenteel zijn voor het budgetrecht, ook een plek te geven in de Comptabiliteitswet in plaats van in lagere regelgeving. Worden er in de lagere regelgevingen nog aanpassingen gedaan die de budgetflexibiliteit beïnvloeden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering heeft overwogen om het besliskader privatisering en verzelfstandiging van de Commissie-Kuiper te verankeren in de Comptabiliteitswet. Zo nee, waarom niet?

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Elferink

Naar boven