34 414 Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW)

Nr. 9 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 september 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 13b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid wordt «een verhoging van 6,5%» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen procentuele verhoging.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de Wet flexibilisering ingangdatum AOW bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld op een gelijkblijvend percentage. Vanaf het zesde jaar na de datum van inwerkingtreding van genoemde wet kan het percentage op basis van de meest actuele actuariële gegevens door Onze Minister telkens voor een periode van ten minste vijf jaren worden gewijzigd.

2

Onder vernummering van het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 13c, tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De korting, bedoeld in het eerste lid, wordt voor een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de Wet flexibilisering ingangdatum AOW bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld op een gelijkblijvend percentage. Vanaf het zesde jaar na de datum van inwerkingtreding van genoemde wet kan het percentage op basis van de meest actuele actuariële gegevens door Onze Minister telkens voor een periode van ten minste vijf jaren worden gewijzigd.

3

In het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 16c, vierde lid, wordt «met ingang van de eerste dag van de maand na die waarin het ouderdomspensioen eerder ingaat» vervangen door «met ingang van de eerste dag van de maand na de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt» en wordt «hoger is dan de bijstandsnorm» vervangen door: gelijk is aan of hoger is dan de bijstandsnorm.

Toelichting

Onderdeel 1 en 2.

In het voorgestelde artikel 13b van de Algemene Ouderdomswet is geregeld dat op het deel van het AOW-pensioen dat later ingaat een verhoging van 6,5% wordt toegepast per jaar dat dat deel van het pensioen later ingaat. In het voorgestelde artikel 13c is geregeld dat op het deel van het AOW-pensioen dat eerder ingaat een bij algemene maatregel van bestuur (amvb) vast te stellen procentuele korting wordt toegepast. Uitgangspunt is dat het kortingspercentage (bij het eerder laten ingaan van het AOW-pensioen) en het opslagpercentage (bij het later laten ingaan van het AOW-pensioen) actuarieel neutraal zijn. Het principe hierbij is dat het totale AOW-pensioen dat gemiddeld genomen over de resterende levensloop wordt uitgekeerd, gelijk is, ongeacht de keuze om al dan niet het AOW-pensioen eerder of later te laten ingaan. In de memorie van toelichting is aangegeven dat de vaststelling van het kortingspercentage bij amvb het makkelijker maakt om het percentage te wijzigen wanneer dat als gevolg van wijzigingen in het belasting- en premieregime met het oog op de actuariële neutraliteit noodzakelijk zou blijken. Het in artikel 13b opgenomen verhogingspercentage van 6,5% en het in de memorie van toelichting gehanteerde kortingspercentage van 7,2% zijn ontleend aan het in juli 2012 ingetrokken regeringsvoorstel Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW en dus gebaseerd op inmiddels wat oudere studies. Het is daarom naar de mening van ondergetekende beter als niet alleen het kortingspercentage, maar ook het verhogingspercentage bij amvb zal worden vastgesteld. Het CPB zou dan kunnen worden verzocht een (geüpdate) raming te maken van het actuele actuarieel neutrale kortings- en opslagpercentage. Hierbij is het voor de uitvoerbaarheid van belang dat zowel het kortingspercentage als het opslagpercentage een vast karakter kent. Om deze reden kan deze niet te allen tijde worden gewijzigd, maar zal dat pas na vijf jaar kunnen. Aangezien het bij wijziging uitsluitend gaat om de aanpassing van het percentage, is bepaald dat de Minister het gewijzigde percentage vaststelt.

Om reden van goede leesbaarheid is artikel 13b nu in twee artikelleden ondergebracht.

Onderdeel 3.

In het voorgestelde artikel 16c, vierde lid, van de Algemene Ouderdomswet is geregeld dat een verzoek om het AOW-pensioen eerder dan de AOW-leeftijd te laten ingaan, alleen wordt ingewilligd als de verzoeker met ingang van de eerste dag van de maand na die waarin het AOW-pensioen eerder ingaat per maand structureel een netto inkomen, met inbegrip van het eerder ingaande ouderdomspensioen, heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van de Participatiewet. Bedoeling van deze bepaling is dat het vrijwillig naar voren halen van het AOW-pensioen niet leidt tot een beroep op de Participatiewet.

Bij nader inzien is geconstateerd dat het eerder laten ingaan van het AOW-pensioen er niet toe kan leiden dat er vóór de AOW-leeftijd een hoger beroep op de bijstand wordt gedaan. Voor iemand die recht op bijstand heeft zal daarentegen het eerder laten ingaan van zijn AOW-pensioen er juist toe leiden dat het beroep op de bijstand afneemt. Voor die persoon ligt het niet in de rede om zijn AOW-pensioen eerder te laten ingaan, enerzijds omdat het AOW-pensioen op de bijstand in mindering zal worden gebracht, anderzijds omdat dit tegelijkertijd door de korting op de hoogte van het AOW-pensioen leidt tot verlaging van zijn AOW-pensioen. Het eerder ingaan van het AOW-pensioen kan er door de bedoelde korting echter wel toe leiden dat er na de AOW-leeftijd een structureel beroep wordt gedaan op de algemene inkomensvoorziening ouderen (AIO/algemene bijstand voor AOW-gerechtigden). Het voorgestelde artikel 16c, vierde lid, beoogt juist dat te voorkomen. Deze nota van wijziging voorziet daarom in een zodanige aanpassing van artikel 16c, vierde lid, dat een verzoek om het AOW-pensioen eerder te laten ingaan alleen wordt ingewilligd als de verzoeker na het bereiken van de AOW-leeftijd per maand structureel een netto-inkomen heeft dat gelijk is aan of hoger is dan de bijstandsnorm. Door te toetsen op voldoende structureel inkomen vanaf de AOW-leeftijd kunnen toekomstige aanspraken op de AIO worden voorkomen.

Klein

Naar boven