De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de
volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt
de regering de vragen uiterlijk vrijdag 1 juli 2016 om 12.00 uur te beantwoorden.
Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie
de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Mede
gezien het feit dat de regering in haar memorie van antwoord niet is ingegaan op alle
vragen van de PVV-fractieleden in de vorige schriftelijke ronde, hebben zij de volgende
nadere vragen.
Kunnen Nederlandse woningzoekenden die een urgentieverklaring hebben, ook een dergelijke
woning in een «statushouder-pand» aangeboden krijgen?
Kunnen Nederlandse woningzoekenden met een urgentieverklaring die een dergelijke woning
in een «statushouder-pand» aangeboden krijgen, die woning weigeren zónder dat dat
consequenties heeft voor hun urgentieverklaring? Zo nee, is de regering bereid om
ervoor te zorgen dat Nederlandse woningzoekenden met een urgentieverklaring, die een
hun aangeboden woning in een «statushouderpand» weigeren, hun urgentieverklaring daardoor
níét verliezen?
Aangezien bij veel gemeenten en toegelaten instellingen linksidealisten de dienst
uitmaken die de lokale bevolking dikwijls een veel te rooskleurig beeld schetsen van
asielzoekers en statushouders, bestaat er een kans dat woningzoekenden uit de DAEB-groep
aanvankelijk positief staan tegenover het accepteren van een woning in een «statushouder-pand».
Als zij echter na een aantal maanden door schade en schande wijzer zijn geworden en
weg willen uit hun woning, kunnen zij dan weer achteraan aansluiten op de wachtlijst?
Is de regering bereid om een spijtoptantenregeling in te voeren voor «statushouder-panden»,
zodat Nederlandse woningzoekenden binnen zes maanden na acceptatie van zo’n woning
in een «statushouder-pand» hun eerdere plaats op de wachtlijst weer terug krijgen
als zij weg willen uit het «statushouder-pand»? Welke mogelijkheden ziet de regering
voor zo’n spijtoptantenregeling?
Denkt de regering dat veel Nederlanders bereid zullen zijn om vrijwillig in een «statushouder-pand»
te gaan wonen? Zo ja, waar baseert zij dat op?
Erkent de regering dat bij plaatsing van woningzoekenden uit de DAEB-groep in een
«statushouder-pand», rekening gehouden moet worden met de veiligheid van kwetsbare
groepen zoals ouderen, studenten en gezinnen met jonge kinderen? Waarom laat de regering
die inschatting van de veiligheidsrisico’s en daar eventueel voor te stellen regels
over aan de gemeenten, pandeigenaren en toegelaten instellingen?
Is het mogelijk dat in een omgebouwd kantoorpand 50% of meer voornamelijk mannelijke
statushouders bevat en de rest wordt opgevuld met jonge alleenstaande studentes, zo
vragen deze leden. Ziet de regering daarvan het veiligheidsrisico in?
Zou de regering op alle vragen afzonderlijk willen antwoorden?
De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene
Zaken en Huis van de Koning zien de antwoorden van de regering met belangstelling
tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Engels
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman