34 396 Wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

31 mei 2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep de regeling van de bestuurlijke boete in de sociale zekerheidswetten alsmede het overgangsrecht van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving te herzien en voorts een grondslag te geven voor de mogelijkheid een waarschuwing te geven in plaats van een bestuurlijke boete;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door degene die aanspraak maakt op een toeslag, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 12. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 12, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 12, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 12,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 21, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 14g, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 14a, vijfde lid,.

C

Artikel 14h vervalt.

ARTIKEL II

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27a wordt als volgt gewijzigd:.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 25. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 25, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 25, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 25,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het UWV bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 36c, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 27g, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 27a, vijfde lid,.

C

Artikel 27h vervalt.

ARTIKEL III

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 70, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 70, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 70,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 65a, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 54, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 48, vijfde lid,.

C

Artikel 54a vervalt.

ARTIKEL IV

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2:69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 2:7, eerste lid,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. In het dertiende lid wordt «De artikelen 3.43 tot en met 3.44a» vervangen door: De artikelen 3.43 en 3.44a.

6. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 14. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 2:62, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 15. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het veertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

Artikel 3:40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 3:74. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 3:74, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 3:74, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 3:74,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 3:59, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

C

In artikel 3:43, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 3:40, vijfde lid,.

D

Artikel 3:44 vervalt.

ARTIKEL V

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde van de verplichting, bedoeld in artikel 12, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 12, eerste lid,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het UWV bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 35a, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 24, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 21, vijfde lid,.

C

Artikel 24a vervalt.

ARTIKEL VI

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 80. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 80, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 80, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 80,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 58, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 29g, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 29a, vijfde lid,.

C

Artikel 29h vervalt.

ARTIKEL VII

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 27, eerste lid,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het UWV bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 79, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 96, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 91, vijfde lid,.

C

Artikel 97 vervalt.

ARTIKEL VIII

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 45a wordt als volgt gewijzigd:.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde van de verplichting, bedoeld in artikel 31, eerste lid, of 49. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, of 49, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, of 49, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «de artikelen 31, eerste lid of 49,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 14. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 34, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 15. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het veertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

B

In artikel 45g, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 45a, vijfde lid,.

C

Artikel 45h vervalt.

ARTIKEL IX

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van de artikelen 7c of 21 kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 15. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 15, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 15, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 15,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 11. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is de Sociale verzekeringsbank bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijke kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 24c, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het elfde lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

In artikel 17g, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 17a, vijfde lid,.

C

Artikel 17h vervalt.

ARTIKEL X

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 35. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 35, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 35, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 35,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 11. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is de Sociale verzekeringsbank bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijke kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 55a, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het elfde lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

In artikel 45, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 39, vijfde lid,.

C

Artikel 45a vervalt.

ARTIKEL XI

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 49. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 49, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 49, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 49,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 12. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is de Sociale verzekeringsbank bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijke kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 25, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 13. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het twaalfde lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

In artikel 17i, eerste lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 17c, vijfde lid,.

C

Artikel 17j vervalt.

ARTIKEL XII

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 12. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het college bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 13. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het twaalfde lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

In artikel 28, tweede lid, wordt na «als bedoeld in artikel 20a» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 20a, vijfde lid,.

C

Artikel 29 vervalt.

ARTIKEL XIII

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 13, eerste lid,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 12. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is het college bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 13. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het twaalfde lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

In artikel 28, tweede lid, wordt na «als bedoeld in artikel 20a» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 20a, vijfde lid,.

C

Artikel 29 vervalt.

ARTIKEL XIV

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is het college bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

B

Artikel 47g wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het derde lid» en wordt na «artikel 17, eerste lid,» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

3. In het vijfde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is het college bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 14. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

C

In artikel 60, vierde lid, wordt na «de bestuurlijke boete» ingevoegd: en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in de artikelen 18a, vijfde lid, of 47g, vijfde lid.

D

Artikel 60b vervalt.

ARTIKEL XV

Artikel 6b van de Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 5a. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 5a, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 5a, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In het derde lid wordt na «benadelingsbedrag» ingevoegd: , met overeenkomstige toepassing van het eerste lid,.

3. In het vijfde lid vervalt »als bedoeld in het eerste en tweede lid» en wordt na «artikel 4» ingevoegd: in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald,.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 10. Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, is de Sociale verzekeringsbank bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijke kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 11. Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het tiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

ARTIKEL XVI

Artikel XXV van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

2. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en tweede».

3. In het derde lid (nieuw) vervalt «, en de overtredingen, bedoeld in het tweede lid, die voortduren na de dertigste dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden».

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «van het vierde lid» vervangen door: van het derde lid.

ARTIKEL XVII INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven